Interpretaties van de "zonen Gods" in Genesis 6:1-2
De 'zonen Gods' in Genesis 6:1-2 hebben christelijke theologen van alle tijden voor een raadsel gezet. Het is onduidelijk of het hier om bovennatuurlijke wezens, zoals engelen, of om mensen gaat. En als het om mensen gaat is het ook niet duidelijk wie die mensen dan zijn. De Bijbel biedt een aantal aanwijzingen, maar deze wijzen verschillende richtingen uit. Naast de Bijbel zijn er ook andere bronnen die spreken over de tijd voor de zondvloed, deze bieden sterke aanwijzingen, maar geen definitief uitsluitsel.
De tekst
In Genesis 6:1-2 staat dat de zonen Gods vrouwen namen uit de dochters der mensen: "
Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen." (NBG 1951)
Deze tekst heeft altijd de vraag opgeroepen hoe de term 'zonen Gods' geïnterpreteerd dient te worden. Volgens Wenham bestaan hier vier theorieën over, namelijk:
- De zonen Gods zijn niet-menselijke, goddelijke wezens, zoals engelen, demonen of geesten
- De zonen Gods zijn hoogwaardigheidsbekleders zoals koningen of andere heersers
- De zonen Gods zijn vrome of godsvruchtige mensen, zoals de nakomelingen van Set, in tegenstelling tot de nakomelingen van Kaïn
- De zonen Gods zijn de nakomelingen van Kaïn en de dochters der mensen zijn de nakomelingen van Set
Engelen
Volgens Wenham is de interpretatie van de 'zonen Gods' als engelen de oudste en die van de meeste moderne Bijbelcommentatoren. De interpretatie komt volgens hem al terug in de vroegste Joodse exegese, zoals Philo, Josephus en de Dode Zeerollen, en bij de christelijke kerkvaders, zoals Justinus de Martelaar, Ireneüs, Clemens van Alexandrië, Tertullianus en Origenes.
Volgens Brueggeman moet er bij 'zonen van God' worden gedacht in termen van 'lagere goden', zoals die in polytheïstische godsdiensten bestaan. Door gemeenschap met elkaar te hebben hebben de mensen en de lagere goden de door God aangebrachte scheiding tussen hemel en aarde overschreden, een tweede poging van de mens om als God te worden (vgl. Gen. 3:1-6).
Argumenten voor de interpretatie
Moderne commentatoren hebben volgens Wenham drie redenen om de 'zonen Gods' als engelen te interpreteren, namelijk:
- Op andere plaatsen in het Oude Testament, zoals Psalm 29:1 en Job 1:6, verwijst de term ook naar hemelse, goddelijke wezens
- Het contrast tussen de 'zonen Gods' enerzijds en de 'dochters der mensen' anderzijds in Genesis 6:1-4 betekent dat het niet om 'zonen van mensen' en 'dochters van mensen' kan gaan
- In Ugaritische literatuur1 verwijst de term 'zonen Gods' naar leden van het hemels pantheon2
Hiernaast zijn er volgens Matthews nog drie argumenten om de 'zonen Gods' als engelen te interpreteren, namelijk:
- Het is de oudste interpretatie van de tekst. Al in 1 Henoch3 (HS 6-11), geschreven in de tweede eeuw voor Christus, werd een uitgebreide beschrijving gegeven van de gevallen engelen en hun relatie met de vrouwen
- Onder heidense volkeren is er een collectieve herinnering dat mensen op aarde leefden naast hemelse wezens, zoals in het Gilgamesj-epos4 beschreven staat.
- In het Nieuwe Testament (1 Pet. 3:19-20; 2 Pet. 2:4, Judas 1:6) wordt gesproken over de gevallen engelen die ontrouw waren geworden en hun eigen woning verlieten. Dit lijkt te zinspelen op Genesis 6:1-4
Problemen met de interpretatie
Volgens Matthews zijn er vier problemen met de interpretatie van 'zonen Gods' als engelen, namelijk:
- In Genesis 1-6 is er nergens sprake van een raad van engelen of iets dergelijks, al kunnen Genesis 1:26 en 3:22 wel zo geïnterpreteerd worden. De engelen worden uit het niets het verhaal in geparachuteerd.
- In Genesis 6:1-8 gaat het over de mensheid en haar voortgang, niet over de engelen en hun straf. De vloed is Gods oordeel tegen de mens, de laakbaarheid van de engelen komt niet aan bod.
- Het idee dat engelen en mensen zich samen voortplanten past niet bij het Bijbelse gegeven dat de mogelijkheid tot voortplanting alleen aan aardse wezens zoals mensen en dieren gegeven is. Engelen planten zich niet voort (vgl. Mat. 22:30).
- In het Nieuwe Testament (1 Pet. 3:19-20; 2 Pet. 2:4, Judas 1:6) wordt gesproken over de zonden van de engelen, maar worden geen details gegeven waaruit blijkt dat zij seksuele gemeenschap met de mensenvrouwen hadden.
Hoogwaardigheidsbekleders
Midden in de tweede eeuw ontstond, volgens Wenham, in de joodse exegese de interpretatie van de 'zonen Gods' als hoogwaardigheidsbekleders. Joodse exegeten zouden volgens Wenham ervan uit zijn gegaan dat engelen geen seksuele gemeenschap kunnen hebben. Hiernaast zouden zij speculaties over de 'zonen Gods' de kop hebben willen indrukken. In christelijke kringen is de interpretatie door enkelen overgenomen, maar nooit wijdverspreid geraakt.
De hoogwaardigheidsbekleders, waarschijnlijk koningen, werden schuldig bevonden aan het trouwen met een ieder die zij daarvoor uitkozen, waarbij vrouwen werden gedwongen deel te worden van hun harems.
Argumenten voor de interpretatie
Er worden volgens Wenham vier argumenten gebruikt om de interpretatie van 'zonen Gods' als hoogwaardigheidsbekleders te verdedigen, namelijk:
- In Psalm 82:6 worden rechters 'goden' en 'zonen des Allerhoogsten' genoemd
- De Davidische koning wordt in 2 Samuël 7:14 en Psalm 2:7 als Gods zoon beschreven
- De Ugaritische koning Keret wordt beschreven als Els (de hoogste God in het Ugaritisch pantheon) zoon
- Alleen een interpretatie die 'zonen Gods' interpreteert als mensen kan verklaren waarom het alleen de mens was die voor de in Genesis 6:1-2 beschreven zonden gestraft zou worden (Gen. 6:5-7).
Hiernaast stelt Matthews dat het verhaal over Kaïns dynastie (Gen. 4:17-24) de juiste achtergrond is om Genesis 6:1-4 tegen te lezen. In dat verhaal leest men over de oprichting van een stad, door Kaïn, en over diens nakomeling Lamech, die een gewelddadige man was met een polygame levensstijl. In het verhaal is de oorsprong van stadsorganisatie, polygamie en gewelddadige tirannie te vinden. In Genesis 6:1-8 wordt zo een, door Matthews 'Kaïnitisch' (naar Kaïn) genoemd, koningschap beschreven.
Problemen met de interpretatie
Het grote probleem met de interpretatie is volgens Matthews dat het woord 'koning' nergens valt in het hele verhaal. De eerste keer dat het woord in Genesis wordt gebruikt is pas in hoofdstuk 14. Hoewel individuele koningen wel eens 'zoon van God' werden genoemd is er geen bewijs dat er in het Midden-Oosten van voor de zondvloed een groep koningen was die bekend stonden als de 'zonen Gods'. Ook is het de vraag of er sprake was van polygame huwelijken in Genesis 6:1-4, dat wordt namelijk niet direct gezegd. Hiernaast stelt Wenham dat men niet kan uitleggen waarom de Kaïnieten (of eventuele andere daders) 'zonen Gods' genoemd werden.
Nakomelingen van Set
Volgens Wenham was in vroegchristelijke exegese het idee dat de 'zonen Gods' moeten worden geïnterpreteerd als de mannelijke nakomelingen van Seth het meest populair.
5 Dat was omdat ook met deze interpretatie het idee dat Engelen seksuele gemeenschap met vrouwen zouden hebben wordt vermeden.
Candlish (1806-1873), die de theorie aanhing, beschreef de situatie van de relaties tussen de nakomelingen van Set en die van Kaïn met veel details. Volgens hem werden in het 'huis van Kaïn' (de nakomelingen van Kaïn) de nodige 'verfraaiingen' van het leven ontwikkeld, namelijk landbouw, handel, music en dichtkunst. Deze werden, binnen de bestaande mogelijkheden, zelfs geperfectioneerd. Hierdoor zouden de Sethieten op zoek zijn gegaan naar manieren om verbonden te sluiten met het huis van Kaïn. Dit gebeurde door de huwelijken. Huwelijkspartners werden volgens Candlish niet meer gekozen op basis van religie en de mogelijkheid religie samen uit te leven, maar op basis van beleid en passie.
6 Deze huwelijken worden, o.a. door Bunyan als voorafschaduwing van de vermenging van kerk en wereld gezien. Volgens Matthews vertelt Genesis 6:1-8 over hoe de bloedlijnen van Set en Kaïn zich via huwelijken met elkaar vermengden, waaruit een gemeenschap van ongekende slechtheid voortkwam.
Argumenten voor de interpretatie
Het belangrijkste argument voor de interpretatie van de 'zonen Gods' als de mannelijke nakomelingen van Set is volgens Wenham dat de Sethieten (nakomelingen van Set) de door God gekozen bloedlijn waren waarvan Noach afstamde. Hiernaast zijn er volgens Spence en Exell nog vier redenen waarom deze interpretatie correct is:
- Het is een natuurlijke interpretatie, en niet een monsterlijke
- Het is Bijbels, en niet mythisch, in latere verhalen is er namelijk sprake van vergelijkbare zonden, waarbij Israël zich door Kaïnitische volken tot zonden liet verleiden (vgl. Num. 25; Ri. 3; 1 Kon. 11 & 16; Op. 2)
- Het past bij de manier waarop de vrome volgelingen van God worden beschreven in latere verzen (vgl. Deut. 14:1; 32:5; Ps. 73:15)
- Eva beschreef Set al als een zoon die God haar had gegeven en het waren zijn nakomelingen die als eerste (en enige?) God aanriepen
Hiernaast geldt voor deze interpretatie hetzelfde als die als hoogwaardigheidsbekleders, namelijk dat het een verklaring biedt waarom alleen de mens gestraft werd volgens het verhaal.
Problemen met de interpretatie
Het grootste probleem met deze interpretatie is dat er in Genesis 1-6 geen signaal is dat er mensen waren die 'zonen Gods' genoemd werden. Hiernaast is het de vraag of de aard van de relatie van de Sethieten met God vergelijkbaar was met de verbondsrelatie die Israël met God had. Dat de Israëlieten kinderen van God waren (Deut. 14:1) wil niet zeggen dat de Sethieten ook zo gezien werden.
Nakomelingen van Kaïn
Eslinger draait de theorie over de Sethieten om en stelt dat het de 'zonen Gods' het mannelijk nageslacht van Kaïn (dus niet alleen de koning of andere leiders, zoals in de tweede theorie) zijn en de 'dochters der mensen' het vrouwelijk nageslacht van Set. Kaïn en diens nakomelingen zouden zijn verbannen van deelname aan de rest van de mensheid, maar sloten zich toch weer bij de rest aan door met Sethietische vrouwen te trouwen. Op basis van Eslingers argumenten lijkt het erop dat hij aannam dat de Kaïnitische mannen de Sethietische vrouwen dwongen tot de huwelijken.
Argumenten voor de interpretatie
Eslinger biedt zeven argumenten om de 'zonen Gods' als het mannelijk nageslacht van Kaïn te interpreteren.
- Net zoals bij de tweede en derde theorie speelt deze theorie in op het feit dat Gods reactie op de overtreding (Gen. 6:3) alleen op mensen gericht is
- De beschrijving van de dochters die geboren werden (Gen. 6:1) past bij de Sethieten, van wie wordt beschreven in Genesis 5 dat zij dochters kregen. Dit in tegenstelling tot de nakomelingen van Kaïn, die allemaal mannelijk waren (Gen. 4:17-22). De vrouwen waar zij mee trouwden kwamen waarschijnlijk uit het nageslacht van Set
- De Kaïnieten waren volgens Genesis 4:11-14 verbannen (letterlijk: vervloekt) van de aardbodem (e·adme), terwijl in Genesis 6:1 de vermenigvuldiging van de mensen plaatsvond op de aardbodem (e·adme). De herhaling van dat woord duidt erop dat de teksten met elkaar te maken hebben
- De enige die voor het verhaal in Genesis 6 vrouwen voor zichzelf had genomen was de Kaïnitische Lamech (Gen 4:19)
- Er is een grote gelijkenis in de beschrijving van het handelen van de 'zonen Gods' in Genesis 6:2 en dat van Eva in Genesis 3:6. In beide beschrijvingen worden de woorden 'zag(en)' (ra'ah), 'goed/schoon' (towb) en 'nam(en)' (laqach) gebruikt
Het zesde argument heeft van doen met de karakters van Kaïn en Set en gaat over de uitspraken die Eva deed bij de geboorten van Kaïn en Set. Bij Kaïn's geboorte zei zij het volgende:
"
Ik heb met des HEREN hulp een man verkregen" (Gen. 4:1 - NBG 1951)
Bij de geboorte van Set zei zij het volgende:
"
God heeft mij een andere zoon gegeven" (Gen. 4:25 - NBG 1951)
Bij de geboorte van Kaïn klopte Eva zich als het ware op de borst. Zij verkreeg het kind, en God hielp slechts. Bij de geboorte van Set was Eva een stuk nederiger, God gaf haar het kind (vergelijk de onderstreepte stukken in de verzen). Deze houding zou doorsijpelen in het gedrag van haar zoons en hun nageslacht. Kaïn doodde Abel omdat hij het niet eens was met God en zijn nageslacht, met name de eerder genoemde Lamech, zou ook tegen God rebelleren om diens plaats. Set daarentegen toonde aan dat hij zijn rol als mens volledig accepteerde door zijn eerste zoon 'Enos' (Hebreeuws voor 'mens') te noemen.
Het zevende argument heeft ook van doen met de karakters van Kaïn en Set en gaat over de uitspraken van de eerder genoemde Lamech en een Lamech uit de nakomelingen van Set. De Lamech uit Kaïn's nakomelingen zei het volgende: "
Kaïn wordt zevenvoudig gewroken[vgl. Gen. 4:15]
, maar Lamech zevenenzeventig maal!" (Gen. 4:23-24 - NBG 1951)
De Lamech uit het nageslacht van Set zei, bij de geboorte van zijn zoon Noach, die later de ark zou bouwen, het volgende: "
Deze zal ons troosten over de moeitevolle arbeid onzer handen op deze aardbodem, die de HERE vervloekt heeft." (Gen. 5:29 - NBG 1951)
Het wreken waar de Kaïnitische Lamech het over had was eigenlijk aan God. Hij verdraaide met zijn uitspraak Gods woorden (Gen 4:15) zodat zij in zijn straatje zouden passen. De uitspraak van de Sethietische Lamech contrasteert hier sterk mee. Hij accepteerde zijn rol als mens en accepteerde zelfs de vloek over de aardbodem.
Naast deze argumenten geldt voor deze interpretatie hetzelfde als voor de tweede en de derde. De interpretatie biedt een verklaring waarom alleen de mensen worden gestraft.
Problemen met de interpretatie
Het grootste probleem met deze interpretatie is volgens Wenham dat Eslinger niet uitlegt waarom de Kaïnietische mannen 'zonen Gods' genoemd werden terwijl de Sethietische vrouwen 'dochters der mensen' genoemd werden. Als zij zo genoemd werden is dat vreemd, omdat de Kaïnieten volgens Eslinger het slechte volk, en de Sethieten het goede volk, waren. Hiernaast geldt ook voor deze interpretatie dat er in Genesis 1-6 geen sprake van is dat er mensen waren die 'zonen Gods' genoemd werden.
Welke interpretatie heeft de sterkste papieren?
Het probleem met de term 'zonen Gods' is dat het voor Genesis 6 niet wordt gebruikt en na Genesis 6 op een veelheid van manieren wordt gebruikt. Daardoor kan men niet op basis van het bestuderen van die term een conclusie trekken over welke interpretatie juist is.
Ook lijkt het feit dat alleen de mens in Genesis 6 gestraft wordt niet alles te zeggen, al contrasteert het wel met Genesis 3, waarin ook de slang gestraft wordt. Het lijkt op het eerste gezicht de interpretatie van de 'zonen Gods' als Engelen onmogelijk te maken, maar het roept de vraag op waarom één (zondige) groep de 'zonen Gods' zijn terwijl de andere (zondige groep) de 'dochters der mensen' zijn. Ook wordt in het Nieuwe Testament gewezen op de straf van de gevallen engelen, die zou met de overtredingen in Genesis 6 te maken kunnen hebben, al hoeft dit niet per se het geval te zijn.
Men zal het in ieder geval moeten hebben van indirecte bewijzen. Op basis hiervan lijkt de interpretatie van de 'zonen Gods' als engelen de sterkste papieren te hebben, omdat het aansluit bij de collectieve herinnering van heidense volken aan de tijd voor de vloed, waarin bovennatuurlijke wezens met de mensen op aarde leefden. Ook moet de versie van het verhaal in Genesis 6:1-4 in het boek 1 Henoch serieus genomen worden. Deze interpretatie staat namelijk dichter bij de bron dan elke andere interpretatie.
1 In 1929 werd een bibliotheek van tabletten in Ugaritisch spijkerschrift ontdekt. Deze tabletten bevatten allerlei teksten, zoals brieven, administratieve en juridische documenten, beschrijvingen van rituelen, lijsten van goden en verhalende gedichten van literaire, religieuze en mythologische aard. Zij hebben moderne geleerden inzichten geboden in de tradities waarin de de schrijvers van het Oude Testament vermoedelijk zelf gestaan hebben. Ook bieden ze inzichten in de Hebreeuwse grammatica, gebruik van poëtische structuren in het Oude Testament en in de theologische betekenissen van teksten. Hiernaast bieden ze inzichten in de Kaïnitische cultuur.
Sommige geleerden gaan ervan uit dat de Ugaritische literatuur een grote invloed heeft gehad op het Oude Testament. Een voorbeeld hiervan luidt dat het idee van een God die de hemel kan openen en het kan laten regenen (Gen 7:11; Mal. 3:10) zou stammen van Ugaritische vruchtbaarheidsmythen over Baal, de berijder van de wolken, die het kan laten regenen.
2 Een pantheon (afkomstig van de Griekse woorden
pan, dat 'alles' betekent, en
theos dat 'god' betekent) is een benaming voor het totaal van godheden. In het Ugaritisch pantheon is 'El' de hoogste God en schepper. Hiernaast hebben een aantal goden de namen 'El Shaddai', 'El Elyon' en 'El Berith'. Al deze vier namen worden ook door auteurs van het Oude Testament voor God gebruikt. Het Ugaritisch pantheon heeft om die reden volgens geleerden veel invloed gehad op de namen die de joden hun God gaven. Hierom weegt het pantheon in de discussie over de term 'zonen Gods' zwaar mee.
3 1 Henoch is een openbaring die traditioneel gezien wordt toegeschreven aan Henoch, die wandelde met God en niet stierf, maar door God werd opgenomen (Gen. 5:18-24). Het eerste deel van het boek is 'Het boek van de wachters' en beslaat de eerste 36 hoofdstukken van 1 Henoch. De rol van 1 Henoch (samen met 2 & 3 Henoch) wordt betwist. Met name omdat in 1 Henoch niet wordt gesproken over de openbaring aan Mozes op de berg Sinaï zijn er geleerden die stellen dat de Henoch-literatuur is geschreven in een Henochisch-Joodse groep die zich afsplitste van de Joden die Mozes volgden. In plaats van Mozes volgden zij Henoch. Hiernaast bestaan de opvattingen dat het boek Genesis de Henoch-literatuur beïnvloedde of andersom, dat de Henoch-literatuur het boek Genesis beïnvloedde. In ieder geval is het verhaal over de 'zonen Gods' die trouwden met de 'dochters der mensen' in 1 Henoch 6-11 uitgebreider beschreven dan in Genesis.
4 Het Gilgamesj-epos staat beschreven op kleitabletten die zijn gevonden in de stad Uruk. Deze vertellen het verhaal van Gilgamesj, die voor twee derde God en één derde mens was. Hij was de koning van Uruk en was de grootste koning die ooit geregeerd had. Hiernaast was hij een cultuurheld. Hij bouwde grootse bouwwerken, waaronder de muur van Uruk, die niemand na hem kon evenaren. Ook had hij had geheime kennis van de wereld van voor de (zond)vloed.
Volgens het epos was zijn moeder de godin Ninsun en zijn vader de goddelijke mens Lugalbanda, daardoor was hij voor twee derde god zijn en voor één derde mens. Naast dit verhaal is er nog een verhaal over de geboorte van Gilgamesj, namelijk dat volgens de
Lijst van Koningen van Soemer. Volgens die lijst was de vader van Gilgamesh een
lillû, een demon die vrouwen zwanger kon maken, en zijn moeder een mens.
5 In Genesis 4 is het verhaal over Kaïn en Abel te lezen. Heel kort door de bocht luidt het verhaald dat Kaïn Abel doodt omdat hij jaloers is op hem, God aanvaardde namelijk wel de offers van Abel, maar niet die van Kaïn. Om het verlies van hun zoon te compenseren geeft God Adam en Eva een nieuwe zoon, namelijk Set, die uiteindelijk een voorouder van Noach zou worden. Noach zou, met zijn gezin en schoondochters, door God worden gekozen om de wereld na de zondvloed opnieuw te bevolken.
6 Candlish biedt helaas geen bewijzen dat zijn verhaal over de verhoudingen tussen de Sethieten en het huis van Kaïn klopt. Ook biedt hij geen argumenten voor zijn interpretatie van de 'zonen Gods' als de Sethieten (en de 'dochters der mensen' als vrouwen uit het huis van Kaïn).