De profeet Mohammed als historische persoon
De islam is een van de grote religies in onze wereld. Over Mohammed, de stichter van de islam, zijn geen betrouwbare bronnen op grond waarvan zijn historische bestaan kan worden vastgesteld. De vroegst bekende biografie van Mohammed werd pas ruim een eeuw na zijn dood geschreven door Ibn Ishaak die de talloze mondelinge overleveringen, van vooral beroepsvertellers, verzamelde en op schrift stelde. Toch erkennen de meeste historici, ondanks het gemis van bronnen die dateren uit de tijd dat Mohammed leefde, wel het bestaan van Mohammed. De latere bronnen zijn historisch gezien echter onbetrouwbaar waar het gaat over een reconstructie van het leven van Mohammed. Ze zijn geschreven na de dood van Mohammed en bovendien door volgelingen waarbij vragen kunnen worden gesteld over de objectiviteit.
Bron: ArmyAmber, Pixabay De samenleving ten tijde van de geboorte van Mohammed
Rondtrekkende bedoeïenen
Ten tijde van de geboorte van Mohammed (570/571) werd het binnenland van Arabië gekenmerkt door rondtrekkende bedoeïen, een term waarmee de trekkende stammen en families werden aangeduid. In dat Arabië regeerden de wetten van de nomaden. De stammen en families bestonden vaak uit niet meer dan enkele honderden individuen die altijd onderweg waren van de een naar de andere oase. Op die plaatsen voorzag men de geiten en dromedarissen van water en voedsel. Men leefde van vee en huiden die men verkocht en men hield zich bezig met de begeleiding van karavanen met handelswaar. Een van de weinige gemeenschappelijke interesses was de in Mekka bedreven heidense godenvereringen. Door de onophoudelijke verplaatsingen ontstonden er ook geen duurzame politieke verhoudingen. Daardoor waren de toestanden weinig overzichtelijk tot chaotisch. Er had zich wel enige structuur ontwikkeld. Zo vestigden boeren zich bij oases en langs de karavaanroutes vond een ontwikkeling plaats van handelsnederzettingen. Maar ook een stad als Mekka oversteeg niet het niveau van een stadsgemeenschap en vormde daarmee niet het middelpunt van iets dan gezien kon worden als een staat. Uitzonderingen daarop waren het noorden en zuiden van Arabië. Het binnenland werd gedomineerd door de rondtrekkende bedoeïenen.
Wet van de afstamming
Voor de bedoeïenen was er een belangrijke wet die het leven beheerste en dat was de wet van de afstamming. De stammen behoorden tot bepaalde geslachten en die waren weer in bepaalde families verdeeld. Die families die gezamenlijke weidegronden gebruikten sloten zich aaneen tot bonden. Kwamen zij elkaar tegen in de woestijn kende men geen mededogen. Ze beroofden elkaar en dergelijke confrontaties eindigden veelal in de dood van een van beiden. En hoewel hier een grote mate van onverdraagzaamheid uit blijkt was er ook nog een wet die nooit geschonden mocht worden. Wie een ander aanraakte of diens tent betrad stelde zich onder zijn bescherming. Hiermee werd het zelfs mogelijk toe te treden tot een andere stam. Binnen de stam had ieder lid dezelfde rechten en de verdediging van de stamverwant was ieders hoogste plicht, het maakte daarbij niet uit of dat stamlid nu wel of niet in zijn recht stond. Te allen tijde was de naaste bloedverwant zelfs verplicht tot bloedwraak. Op het moment dat hij naast zijn naaste verwant ook nog de familie of zelf de hele stam om hulp verzocht, dan breidde de wraakplicht zich uit tot bloedvetes die generaties konden duren en steeds over vele jaren heen wederzijdse moorden met zich meebrachten. Het was vooral het eergevoel waarbij geen ruimte was voor toegeven. Er vielen daarom eerst talloze slachtoffers alvorens er na lange tijd sprake kon zijn van een beëindiging van het conflict. Deze onvoorwaardelijke stammentrouw was een element dat werd overgedragen op de islam.
Bron: Ziedkammoun, Pixabay Godsverering en Mekka
Religieuze zaken waren niet echt dominant aanwezig, de stamwetten beheersten het leven veel meer. Er was sprake van een magisch beleven van godsdienst. Goddelijke en demonische krachten werden aanbeden in de vorm van primitieve beelden, stenen en bomen en er werden offers gebracht om de krachten goedgunstig te stemmen. Iedere stam had haar eigen goden. De relatie tot de goden was niet erg intensief. Eenmaal per jaar bezocht men Mekka en ging naar de Kaäba, (‘het gewijde Huis’). In de Kaäba bevond zich de ‘zwarte steen’, een meteoriet en deze was voor velen het hoofddoel. De stad kende vier heilige maanden en in Mekka en omgeving stonden vele beelden van goden opgesteld die aanbeden konden worden maar de ‘zwarte steen’ was de grote trekpleister. Er zijn historici die menen dat de god Hoebal oorspronkelijk de god van de Kaäba was. Deze god komt echter in de pre-islamitische bronnen niet voor.
De gedachte dat er één hoogste god zou zijn leefde onder de Arabieren al veel langer, maar men kon niet geloven dat hij zich met allerlei menselijke zaken zou bemoeien en daardoor groeide het aantal ondergeschikte goden die deze taken moesten uitvoeren. Door de contacten met monotheïstische religies in de omringende landen (jodendom en christendom) werd ook Arabië rijp voor het monotheïsme, het geloof in één god. Vooral het christendom kreeg al voordat Mohammed werd geboren ook in Arabië steeds meer aanhangers. Aan de randen van het schiereiland Arabië lagen de meest rijke en dynamische gebieden en daar maakten de Arabieren kennis met de monotheïstische religies van de joden en christenen. Vooral langs de kust van de Perzische Golf woonden veel christenen en de bewoners in het noorden bij de grote rivieren waren de inwoners al in de eerste eeuwen van de jaartelling tot het christendom bekeerd. Zo raakten de polytheïstische Arabische stammen min of meer omringd door monotheïstische machten.
Het leven van Mohammed
De geboorte
Bron: Jpeter2, Pixabay Toen Mohammed in Mekka werd geboren was de oud-Arabische stammengemeenschap nog in volle glorie dominant. In die gemeenschap werd een mens niet als individu geboren, maar als lid van de gemeenschap, als lid van een familie of stam. De stam waarbinnen Mohammed werd geboren was die van de Koeraïsj. Deze stam vertegenwoordigde de aristocratie en plutocratie van Mekka. Kortom het was de rijkste stam met de meeste invloed in Mekka. De familie Hasjim was de familie waaruit Mohammed voortkwam. Weliswaar een rijke stam, maar de familie Hasjim was weinig bedeeld met aardse goederen. Een telg van deze tak was Abdallah ibn Moetallib. Hij was gehuwd met Amina, een nakomeling uit de familie Soehra. Van haar kreeg hij rond 570 een laatste zoon. Mohammed ibn Abdalla. Mohammed werd geboren terwijl zijn vader als onaanzienlijk koopman op dat moment op terugreis was met een karavaan en tijdens deze terugreis vond hij zijn dood in Medina. Zijn moeder was zwak van gestel en zij nam voor Mohammed een min. Bedoeïenvrouwen kwamen vaak van grote afstanden naar Mekka om als min de kost te verdienen. Dat Amina aan een min kon komen moet wel door medelijden van de min Halima, zijn ingegeven, want Amina had weinig meer dan haar armoede. Dat de geboortedag van Mohammed niet bekend is komt omdat men zich niet bekommerde om de geboortedag en het geboortejaar van de kinderen. Alleen bij kinderen van hoge komaf was dat van belang omdat men met die gegevens de horoscoop kon berekenen.
De kinderjaren
Mohammed verloor zijn moeder al rond zijn zesde levensjaar en zijn grootvader ontfermde zich over de jongen maar ook hij overleed twee jaar later en daarna groeide hij op tussen de vele kinderen van zijn oom Aboe Talib die eveneens niet in welstand leefde. Hoe het Mohammed bij zijn oom verging is niet helemaal duidelijk. Er zijn verhalen dat hij zo arm was dat Mohammed honger leed maar in een andere bekende hadith (vastgelegde islamitisch overlevering) wordt Aboe Talib beschreven als een koopman die regelmatig naar Syrië reisde en dat wijst juist op welvarendheid. Op een van zijn reizen had hij de nog jonge Mohammed meegenomen. Volgens Ibn Ishaak woonde in de Syrische stad Bostra een monnik genaamd Bahiera. Toen de monnik de karavaan zag naderen zag hij dat er voortduren een wolk boven het hoofd van Mohammed hing om hem te beschermen tegen de zon. En toen de karavaan stilhield boog een boom zich over de kleine Mohammed eveneens om Mohammed tegen de zon te beschermen. Op uitnodiging van de monnik nuttigden ze bij hem een maaltijd en de monnik zag dat Mohammeds uiterlijk overeenkwam met de voorspelling in christelijke boeken over de komende profeet. En tussen zijn schouderbladeren ontwaarde hij ‘het zegel van het profeetschap’. Verder gebood hij Aboe Talid zijn neefje mee naar huis te nemen en hem weg te houden van de Joden. Want als zij zouden zien wat hij zag en van hem weten wat hij wist, dan zouden ze hem kwaad doen. Hij voorspelde zijn neefje een grote toekomst. ‘Neem hem snel mee naar huis’, aldus de monnik Bahiera. En jawel, onderweg naar huis probeerden drie Joden Mohammed te ontvoeren.
[IMAGE]
Bron: PaigeH, Pixabay #[/IMAGE]Mohammed bracht zijn jeugd waarschijnlijk vooral door in dienst van de rijke inwoners van Mekka. Tegen een geringe vergoeding moest hij hun schapen en geiten hoeden. Op deze ‘baan’ werd neergezien omdat dit werk bijna uitsluitend door vrouwen en meisjes werd gedaan. Maar later werd juist dit uitgelegd als een soort bewijs voor de goddelijke zending van Mohammed, een symbool voor alle door God gezonden profeten. In zijn kinderjaren zou ook Mohammed ook al ‘gezuiverd’ zijn van het kwaad voordat hij Gods openbaring ontving. Tijdens zijn verblijf in Haliema gebeurde er iets vreselijks. Ibn Ishaak schrijft daarover:
Toen de profeet eens met de andere jongens aan het spelen was, kwam de aartsengel Gabriël bij hem, gooide hem op de grond, spleet zijn borst en haalde zijn hart eruit. Daaruit haalde hij een bloedklomp en hij zei: “Dit is het deel van de satan in jou”. Toen waste hij die (het hart) in een gouden bekken met water uit de bron Zamzam; vervolgens zette hij het hart terug en maakte de plek weer dicht.
Dit verhaal is na verloop van jaren steeds aangevuld en nog fraaier gemaakt. Zo is er ook een versie dat de engelen het hart van Mohammed uit zijn borst nemen en het op een weegschaal leggen en zijn hart blijkt zwaarder dan dat van een andere man, ook de harten van honderd man en zelfs duizend man zijn minder zwaar dan het hart van Mohammed. Dan zegt een van de engelen:
”Laat maar. Al zou je de harten van de hele gemeenschap erin leggen, dan nog zou het zwaarder zijn.”
Marcel Hulspas acht het aannemelijk dat deze verhalen over de reiniging van het hart zijn ontstaan als een antwoord op de kritiek van de zijde van de christenen dat een eenvoudig mens als Mohammed niet geschikt zou zijn om als goddelijke boodschapper op te treden.
Mohammed als volwassene
Door zijn armoedige levensomstandigheden heeft Mohammed nauwelijks de kans gehad om te leren schrijven en lezen. In ieder geval is er tot op vandaag nog nooit iets ontdekt dat door Mohammed eigenhandig is geschreven. Maar in Mekka woonden wel christenen en het is aannemelijk dat hij wel zal hebben geluisterd naar de verhalen van de monniken die daar het evangelie kwamen prediken.
Voor zijn latere leven is vooral de ontmoeting geweest tussen Mohammed en de rijke weduwe Chadiedja bint Choewailid. Volgens Ibn Ishaak zou Mohamed haar aandacht hebben getrokken. Ze had ook gehoord dat hij een goed karakter had. Deze hoogstaande en rijke weduwe zou een wijdvertakte handelsonderneming hebben geleid. Waarschijnlijk kwam Mohammed bij Chadiedja in dienst als kameeldrijver. Later vroeg ze voor hem zaken te doen in Syrië. En op deze reis gebeurde weer praktisch hetzelfde als op zijn reis die hij met zijn oom naar Syrië had gemaakt. Ook hier herkende een monnik in Mohammed een profeet en hier waren het engelen die op de terugweg zorgden voor schaduw.
Toen Chadiedja hoorde van deze wonderbaarlijke gebeurtenis raadpleegde ze haar neef Waraka Ibn Naufal, volgens Ibn Ishaak een geleerde die de schriften had bestudeerd en christen was. Waraka zou zich verheugd hebben getoond. ‘Dan is de grote Namoes bij hem gekomen die eertijds tot Mozes is gekomen en dan is hij de profeet van het volk.’ Volgens Ibn Ishaak bedoelde hij de aartsengel Gabriël. Na deze mededeling wist Chadiedja dat Mohammed Gods profeet was en zij vroeg Mohammed ten huwelijk.
Bron: Geralt, Pixabay Marcel Hulspas stelt in zijn boek ‘Mohammed, en het ontstaan van de islam’ vragen bij het feit of Mohammed ooit wel karavaanhandelaar is geweest omdat de aanwijzingen daarvoor niet meer zijn dan bijna twee identieke wonderverhalen. Ook Ibn Ishaak weet over Mohammeds handelsactiviteiten helemaal niets te melden. Ook in de Koran staat geen enkele aanwijzing over dergelijke activiteiten. Daarmee wordt ook het feit dat Chadiedja een ‘rijke koopmansvrouw’ zou zijn geweest twijfelachtig.
Maar ook al zou Chadiedja geen rijke koopmansvrouw zijn geweest mogen we ervan uitgaan dat Mohammed wel met Chadiedja getrouwd is geweest. Ibn Ishaaks suggereert in zijn schaarse opmerkingen over het huwelijk dat dit huwelijk harmonieus was, maar daar staat verder niets over vast. Het was wel zo dat Chadiedja in strijd met de destijds geldende zeden op een leeftijd van veertig jaar aan de vijftien jaar jongere Mohammed een huwelijk voorstelde. Haar ouders zouden daar helemaal niets voor gevoeld hebben. Mohammed vroeg de hand van Chadiedja nadat men de vader te veel wijn te laten drinken. Ook hier zien we weer dat de verhalen rond het leven van Mohammed steeds weer worden verfraaid.
Mohammed hield zolang hij gehuwd was met Chadiedja er geen andere vrouwen op na. Misschien ook dat Mohammed toen respect had voor de monotheïstische religies die het monogame huwelijk als norm hadden. Maar misschien was hij ook niet rijk genoeg en later wel. Maar het kan ook zijn dat Chadiedja zich daartegen verzette. Hoe dan ook, vrij snel na de dood van Chadiedja trouwde Mohammed twee vrouwen en daarna volgden er nog velen.
De roeping
Rond zijn veertigste levensjaar werd Mohammed steeds meer gekweld door de religieuze armoede van zijn volk. Hij besloot gehoor te geven aan zijn innerlijke roeping. In de overlevering zien we dat dit besluit verrijkt wordt met allerlei details afhankelijk van de fantasie van de kroniekschrijvers.
Ibn Ishaak laat de aartsengel Gabriël verschijnen terwijl Mohammed sliep en Gabriël droeg een brokaatzijde kleed waarop iets geschreven stond en hij sprak: ‘Lees!’ Toen Mohammed te kennen gaf dat het hem niet vergund was geweest te kunnen lezen drukte Gabriël het kleed van brokaat zo vast om Mohammed heen dat hij dacht dat zijn doodsuur had geslagen. Toen Gabriël hem weer losliet sprak hij: ‘Lees!’.
En jawel, Mohammed las met luide stem en Gabriël ging weer van hem heen. Toen Mohammed weer wakker werd was het alsof de woorden in zijn hart waren gebrand. Aangenomen wordt dat Mohammed zich hierna bewust werd dat Allah hém had uitverkoren om als profeet onder de Arabieren op te treden. Verhaald wordt dat Mohammed in staat van grote opwinding naar Chadiedja ging en vertelde wat hem was overkomen. Zij bevestigde hem in het geloof dat Allah hem had uitverkoren.
Maar eenvoudig was zijn opdracht niet. De inwoners van Mekka zaten helemaal niet te wachten op een profeet die aandrong op andere leefgewoonten en die dreigde met zijn afschrikwekkende laatste oordeel. Zij zagen in hem een krankzinnige of bezetene. Zijn ingevingen kreeg hij van de djinns, de woestijngeesten, zo was hun overtuiging. Zeker omdat hij bij het krijgen van een openbaring hevig begon te transpireren en stuiptrekkend op de grond viel werd deze opvatting alleen maar bevestigd. Er braken enerverende jaren vol met strijd aan alvorens Mekka werd uitgeroepen tot de heilige stad van de islam. Waarschijnlijk in het jaar 632 overleed Mohammed. Na zijn overlijden had de islam vaste voet aan de grond gekregen, maar er ontstond wel onrust omdat er geen opvolger was aangewezen en de islamieten beroofd waren van hun herder. Maar ook deze crisis overleefde de islam.