Het leven van de profeet Mohammed (vzmh)
Binnen de Islam wordt de profeet Mohammed (vzmh) gezien als de laatste profeet. Hier volgt het levensverhaal van de profeet zoals moslims dit kennen.
Jeugd
Mohammed werd in 570 n.Chr. geboren in Mekka. Zijn vader Abdallah stierf een aantal weken voor zijn geboorte en zijn moeder stierf toen hij zes jaar was. Vervolgens werd hij opgevoed door zijn grootvader van vaderskant Abd al-Mutallib, deze overleed toen Mohammed acht was. Zijn grootvader was een belangrijke leider in Mekka van de stam Quraish en verantwoordelijk voor het de Ka'aba, het heiligdom in Mekka. Het jongetje kwam toen bij zijn oom van vaderskant Abu Talib terecht. Abu Talib was een handelaar en nam Mohammed (vzmh) al snel met zich mee op reis. Mekka was in die tijd een stadstaat en een belangrijke stad op het kruispunt van diverse karavaanroutes, zoals die naar Egypte en Syrië.
Khadijah
Mohammed (vzmh) werd net als zijn oom een handelaar en had een goede reputatie in Mekka. Hij stond bekend als 'al-Amin', de betrouwbare, de eerlijke. De weduwe
Khadijah horde over hem en vroeg hem om zaken voor haar te doen in Syrië. Mohammed deed zijn werk goed en Khadijah vroeg hem ten huwelijk. Hij was op dat moment 25 en zij was 40. Het stel kreeg zes kinderen, vier dochters en twee zonen. De zonen stierven al jong, de oudste Qasim, stierf toen hij twee was. Mohammed (vzmh) werd vanaf dat moment Abu Qasim genoemd (de vader van Qasim, volgens het normale, tot op de dag van vandaag geldende Arabische gebruik waarbij ouders worden vernoemd naar hun oudste zoon). De tweede zoon, Abdallah stierf als baby. De vier dochters heetten Zainab, Umm Kulthum, Ruqayya en Fatima.
"Lees!"
Mohammed (vzmh) was een gelovige man en hij trok zich van tijd tot tijd terug in de bergen om te vasten. Tijdens een zo'n periode van vasten tijdens de maand Ramadan kreeg hij zijn eerste openbaring. De engel Gabriël (Jibril in het Arabisch) verscheen aan hem en zei:"Lees!" ("Iqraa"). De profeet schrok en zei dat hij niet kon lezen. De engel herhaalde dat hij moest lezen en Mohammed (vzmh) herhaalde dat hij dat niet kon. Bij de derde poging vertelde de engel Gabriël hem wat hij moest herhalen:
"Lees, in de naam van de Heer, uw schepper. Die de mens schiep uit een klompje bloed. Lees, uw Heer is de meest Eerbiedwaardige. Hij onderwees de mens door middel van de pen. Hij leerde de mens datgene wat hij niet kende." (Soera 96, 1-6).
Deze openbaring zijn de eerste vijf verzen van Soera 96 van de Koran. Hiermee werd in 610 de openbaring begonnen, die drieëntwintig jaar door zou gaan.
De laatste profeet
Mohammed (vzmh) was enorm geschrokken en vluchtte weg uit de bergen en ging naar Khadijah toe. Khadijah bedekte hem en wachtte tot hij enigszins gekalmeerd was en vroeg hem vervolgens wat er gebeurd was. Ze had een groot vertrouwen in haar man, die bekend was om zijn goedheid en besloot haar neef Waraqa, die bekend stond om zijn wijsheid, om uitleg te vragen. Deze gaf aan te geloven dat de persoon die Mohammed (vzmh) gezien had waarschijnlijk de engel Gabriël was en dat Mohammed (vzmh) in zijn ogen de aangekondigde laatste profeet was. Khadijah geloofde onmiddelijk in deze woorden en werd de eerste moslim.
De Koran
De openbaring van de
Koran gebeurde gedurende drieëntwintig jaar, waarbij soms slechts enkele aya's (verzen), soms een deel van een soera (hoofdstuk) en soms een hele soera werden geopenbaard. De verzen werden onmiddelijk door mensen uit het hoofd geleerd en deels vastgelegd door schrijvers.
Vervolging
De profeet werd geopenbaard dat hij de Islam moest prediken en mensen moest overhalen tot zijn geloof. De eerste gelovigen waren de vrouw en dochters van de profeet, zijn neef Ali, zijn dienaar Zaid Ibn Harithah en zijn vriend Abu Bakr. Hij begon in het openbaar te prediken, wat hem kwam te staan op de vijandigheid van de Quraish, de stam van Mekka. Ze probeerden hem om te kopen en via zijn oom Abu Talib tot hem door te dringen, maar Mohammed (vzmh) wilde niet van opgeven weten. In Mekka begon men moslims te vervolgen en het eerste slachtoffer was Umm Yassir, een vrouw. Toen de vervolgingen na vijf jaar steeds hevigere vormen aannamen gaf Mohammed (vzmh) toestemming aan een deel van de moslims om naar Abessinië te migreren. In Abessinië kregen de tachtig moslims asiel, de heerser gaf de gelovigen vrijheid van godsdienst en ging niet in op de boodschappen van de Quraish.
De Quraish spraken een volledige ban uit over de familie van de profeet (Bani Hashim en Muttalib). Mohammed (vzmh) zag het met lede ogen aan. Uiteindelijk probeerden de Quraish een compromis te sluiten met de profeet, waarbij elke groep beide religies zou belijden. De profeet ging hier niet mee accoord en Soera 109 (Al-Kafirun) werd aan hem geopenbaard, wat eindigt met de woorden "Jullie hebben jullie religie en wij de onze." Zijn vrouw Khadijah en oom Abu Talib stierven in deze periode en toen werd eindelijk de ban opgeheven na drie jaar.
Na de dood van Khadijah trouwde de profeet met Sawda, een oudere weduwe, die de zorg voor zijn huishouden en kinderen op zich nam. Ook huwde hij Aisha, die toen nog een klein meisje was.
Om steun te krijgen in zijn moeilijke strijd, ging Mohammed (vzmh) naar de stad Taif, zo'n 60 km ten oosten van Mekka. De bewoners van Taif wezen hem echter af en bespotten hem en kinderen bekogelden hem met stenen. De engel Gabriël verscheen hem en vroeg hem of hij wilde dat Taif verwoest zou worden. Mohammed wilde dit niet en sprak de hoop uit dat de bewoners van Taif zich tot de Islam zouden bekeren. Tijdens zijn terugtocht van Taif werd hem de Soera 72 Al-Jinn geopenbaard.
Jeruzalem
Vlak na dit incident werd de profeet op een nacht door de engel Gabriël meegenomen naar Jeruzalem, waar hij met andere profeten, zoals Abraham, Mozes en Jezus, bad. Vervolgens werd hij meegenomen naar de hemel waar hem tekenen van God werden getoond. Tijdens deze reis werden de vijf verplichte gebeden geopenbaard. De mensen in Mekka bespotten Mohammed (vzmh) na deze ervaring, tot ze zijn exacte beschrijvingen van Jeruzalem hoorden en de karavaan die hij tijdens zijn reis zag en waarvan hij de komst in Mekka aankondigde. De reis naar Jeruzalem en naar de hemel staat beschreven in Soera 17 De kinderen van Israël.
De vlucht naar Medina
In 622 besloten de Quraish om de profeet te vermoorden en kozen van elke clan een man uit die deel moest nemen aan de moord. De engel Gabriël bracht Mohammed (vzmh) op de hoogte van de plannen en samen met Abu Bakr vluchtte hij tijdens de nacht waarop hij vermoord zou moeten worden. Het tweetal vluchtte naar Medina. Deze vlucht is bekend als 'Al-Hijra' (de migratie) en dit is het begin van de jaartelling voor moslims. De bevolking van Medina verwelkomde de profeet enthousiast en langzaam begonnen de moslims uit Mekka naar Medina te komen. In Medina weden afspraken gemaakt tussen alle religies (moslims, joden, andersgelovigen) om zo samen te kunnen leven.
De agressie tegen de moslims van buiten Medina nam snel toe en dit leidde tot verschillende slagen, zoals de slag bij Badr, Uhud en Allies, allemaal in de buurt van Medina. Veel moslims werden gedood tijdens deze slagen en er waren veel weduwen en wezen onder de moslim-families. Om deze reden gaf de profeet het goede voorbeeld door enkele weduwen met kinderen te trouwen en raadde dat ook aan voor zijn volgelingen. Behalve Aisha waren al zijn vrouwen weduwen en gescheide vrouwen. Bovendien werd in de Koran de limiet van vier vrouwen vastgelegd. Dit was een ongekende nieuwigheid in dit gebied.
Mekka
In 628 vertrok Mohammed met een groot aantal volgelingen naar Mekka om daar de jaarlijkse pilgrimage, de Haj te voltrekken. Toen ze de stad naderden werden ze bij Hudaybiyah echter tegengehouden. Er volgden onderhandelingen en er werd overeengekomen dat de moslims het jaar erop toegang tot de stad zou worden verleend. Dit leidde tot een sterke groei van de Islam, omdat het nu mogelijk was voor mensen om naar Mekka te komen en daar kennis te nemen van de nieuwe religie. Ook stuurde de profeet volgelingen naar gemeenschappen om daar het geloof te verspreiden.
Twee jaar later werd het verdrag van Hadybiyah geschonden. De stam der Quraish hielp de stam Banu Bakr met een aanval tegen de Bani Khuza'ah, een stam die een verbond had gesloten met Mohammed (vzmh). Een aantal mensen ontsnapten en zochten hun toevlucht in Mekka. De situatie kwam de profeet ter ore en hij stelde een leger samen van 3000 mensen en onderweg voegden zich nog veel mensen bij hen, zodat het leger uiteindelijk uit 10.000 mensen bestond. Voordat men Mekka binnentrok werd aangegeven dat mensen die in hun huizen zouden blijven, in de Ka'aba of in het huis van Abu Safyan niets zou overkomen. Het leger trok de stad binnen zonder gevechten en men ging onmiddelijk naar de Ka'aba. Daar maakte Mohammed (vzmh) een einde aan de praktijk van het meergodendom. Hij sprak de woorden: "En zeg: De waarheid is gekomen en de leugen is verdwenen en zal niet opnieuw verschijnen." (Soera 17:81) Alle 360 beelden werden verwijderd en de Ka'aba werd schoon gemaakt.
Byzantijnen en Perzen
De bevolking van Mekka was bang dat de profeet wraak zou nemen voor de jaren van vervolging, maar hij liet weten hen te vergeven 'zoals Josef zijn broers vergaf'. De meeste Mekkanen gingen toen over op het nieuwe geloof. Binnen een jaar, 630, werd het grootste deel van Arabië tot de Islam bekeerd. De grote veranderingen in Arabië leidden tot bezorgdheid bij de supermachten in de regio, de Perzen en de Byzantijnen. Vooral de Byzantijnen zonden bedreigingen richting de profeet. Mohammed (vzmh) stuurde een leger naar de noordelijke grens van het rijk. Dit bleef de regio die onrustig bleef tot aan het einde van zijn leven. De moslims hadden geen staand leger, telkens wanneer er ergens problemen waren werden moslims opgeroepen om als vrijwilligers te vechten.
Dood van de profeet
In 632 verrichtte de profeet zijn laatste Haj. En tijdens deze laatste Haj, waar 120.000 mensen aan deel namen, kreeg hij zijn laatste openbaring. Twee maanden na de Haj werd hij ziek en stierf na een ziekbed van een paar dagen op 8 juni 632 (12 Rabi al-Awwal in het elfde jaar na de Hijra). De profeet had altijd een leven van eenvoud geleden en liet nauwelijks aardse bezittingen na. Zijn spirituele nalatenschap leeft tot op de dag van vandaag.