Van aanrecht tot kiesrecht door veel vrouwenstrijd
Eeuwenlang was het gebruikelijk dat magistraten en andere hooggeplaatste personen hoofdzakelijk mannen waren. Vrouwen hadden tot het begin van de twintigste eeuw in de mannenwereld weinig te vertellen. Toen in Amerika alle burgers stemrecht kregen hoorden alleen de mannen bij die burgers. Elders waar het kiesrecht werd ingesteld was dat ook alleen voor mannen. In Nederland zou het nog tot vooraan in de twintigste eeuw duren voordat na veel vrouwenstrijd ook vrouwen kiesrecht kregen.
Vrouwen niet in aanmerking voor hoge functies
Omdat het in vroegere eeuwen gangbaar was dat magistraten en andere hooggeplaatste personen voor de eeuwigheid werden geportretteerd valt uit die schilderijen af te leiden dat er zeer zelden vrouwen in aanmerking kwamen voor dergelijke functies. In het enkele geval dat er wel een vrouw op zo’n schilderij voorkomt betreft het een bestuurster van een weeshuis of een ziekenhuis.
Twee soorten kiesrecht
Overigens bestaan er twee soorten kiesrecht namelijk passief kiesrecht en actief kiesrecht.
Passief kiesrecht
Onder dit kiesrecht moet worden verstaan het recht om gekozen te worden in een bepaalde vertegenwoordigende functie zoals bijvoorbeeld bij gemeentelijke en landelijke verkiezingen, maar ook bij de samenstelling van ondernemingsraden.
Actief kiesrecht
Dit is het recht om te stemmen tijdens verkiezingen voor Tweede Kamer, Provinciale Staten, (deel)gemeenteraden en het Europees Parlement. Alle Nederlanders van achttien jaar en ouder hebben actief kiesrecht.
Aanrecht, gezin en huishouden
In de negentiende eeuw hing de positie van de vrouw in de maatschappij bij gegoede burgers af van de status die de man bezat. Het was in die kringen niet gepast dat de vrouw betaalde arbeid verrichtte. Waar dit toch het geval was betrof het slechts bepaalde beroepen als onderwijzeres of gouvernante. Een algemene visie was dat vrouwen zich alleen bezig dienden te houden met het aanrecht, het gezin en het huishouden. De opvoeding van dochters was daar ook geheel op gericht met gevolg dat goed onderwijs vaak achterwege bleef. Tot 1871 werd er zelfs getwijfeld of meisjes wel genoeg capaciteiten hadden voor een universiteit en waren die instellingen en de vooropleidingen ook niet op meisjes gericht. Het doel van een meisje was immers om te wachten op de juiste huwelijkskandidaat om daarna kinderen te baren en dienstbaar te zijn.
Vrouwenstrijd tegen achtergestelde positie
In een arbeidersgezin daarentegen werkten de vrouwen wel vaak met de man mee. Maar waar vrouwen bij de opkomende
industrialisatie van de negentiende eeuw goed voor waren bleef beperkt tot eentonig fabriekswerk waar ze slecht voor werden betaald en slecht bij werden behandeld. Als ze bijvoorbeeld met elkaar spraken tijdens het werk konden ze een boete krijgen. Noodgedwongen werkten de vrouwen toch mee omdat er te weinig inkomen was om het grote gezin te kunnen voeden. Pas aan het eind van de negentiende eeuw kwam over de hele linie vanuit de vrouwen verzet tegen de achtergestelde positie. Jonge vrouwen vroegen zich af waarom ze niets te vertellen hadden en wilden actiever aan de maatschappij deelnemen. Diezelfde vrouwen maakten zich sterk voor het verbeteren van het onderwijs voor meisjes, voor een betere wettelijke positie en voor het deel kunnen nemen aan de politieke besluitvorming.
Vrouwenkiesrecht andere landen
Maar politieke besluitvorming was iets voor mannen en een vrouw in de regering was ondenkbaar. Stemrecht was niet voor vrouwen weggelegd omdat mannen vonden dat ze daar te emotioneel voor waren en niet in staat waren ergens een objectief oordeel over te hebben. Het eerste land waar de vrouw wel kiesrecht kreeg was Nieuw-Zeeland in 1893. Dit land werd gevolgd door Groot-Brittannië waar de vrouwenbeweging de aandacht trok onder leiding van Emmeline Pankhurst. De activiteiten van de Britse vrouwen leidden menigmaal tot arrestaties van Emmeline en haar mededemonstranten. Soms had zo’n actie een noodlottig gevolg zoals toen Emily Wilding Davison het paard, dat eigendom was van de koning, in 1913 tegen wilde houden op de renbaan van Epsom. Zij overleed aan de verwondingen door de hoeven van het paard.
Vrouwenstrijd met Wilhelmina Drukker voorop
In Nederland kwamen de vrouwen tegen 1900 in opstand en streden voor gelijke rechten. Die strijd werd gevoerd onder aanvoering van Wilhelmina Drukker die in 1894 de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht oprichtte en Aletta Jacobs die van 1903 tot 1919 voorzitter was van die vereniging. Hun activiteiten leidden tot resultaat. Kamerlid Hendrik Pieter Marchant diende op 15 mei 1919 een initiatiefwet in om kiesrecht voor vrouwen mogelijk te maken. Na een noodzakelijke grondwetswijziging konden vrouwen in 1922 voor het eerst naar de stembus. Tegenstanders van voorheen bleken groot voordeel te hebben omdat vrouwen massaal op de protestantse en katholieke partijen stemden.