Leertheorieën: behaviourisme, modeling en cognitief leren
Er zijn verschillende leertheorieën. De behavioristische leertheorie houdt zich bezig met conditioneren. Volgens klassiek en operant conditioneren verlopen leerprocessen via prikkels en daaropvolgende reacties (straf/beloning). Cognitieve psychologen leggen de nadruk op het verwerven van kennis en op cognities die aan ons gedrag ten grondslag liggen. Dan is er nog leren door observeren en imitatie: modeling.
Het behaviorisme
Volgens het behaviorisme wordt ons gedrag bepaald door de omgeving. Alle gedrag is aangeleerd. Leren is hetzelfde als geconditioneerd worden. Dat gebeurd door de buitenwereld. Conditioneren is het ontstaat van een afhankelijkheid tussen een stimulus en een respons onder invloed van straf en/of beloning. Conditioneren kan klassiek (Pavlov) of operant (skinner).
Klassiek conditioneren (Pavlov)
Bij klassiek conditioneren is conditioneren het koppelen van bestaand gedrag aan een nieuwe stimulus. Pavlov ontdekte het leerprincipe van klassiek conditioneren bij toeval. Hij deed experimenten met proefdieren om hun reflex te kunnen bestuderen. Een reflex bij honden is dat ze gaan kwijlen als ze voedsel proeven, met name droog voedsel. Pavlov luidde voor het voeden van de honden een bel als neutrale stimulus. Op een gegeven moment gingen honden kwijlen bij het horen van de bel.
Ongeconditioneerde stimulus
Een ongeconditioneerde stimulus is een reflex: een lichamelijk bepaalde afhankelijkheid tussen een reactie (respons) en een prikkel (stimulus). In het experiment van Pavlov was de ongeconditioneerde stimulus het voedsel.
Geconditioneerde stimulus
De geconditioneerde stimulus is de bel in het voorbeeld. Op dezelfde manier kunnen we ook onderscheid maken in de geconditioneerde en ongeconditioneerde respons (reactie).
Kenmerken klassiek conditioneren
- extinctie (als bekrachtiging achterwege blijft, sterft het gedrag uit)
- stimulusgeneralisatie (andere stimuli kunnen dezelfde respons oproepen)
- Stimulusdiscriminatie: het tegenovergestelde van stimulusgeneralisatie
- Ketenvorming: een eenmaal geconditioneerde stimulus kan zelf als bekrachtiger functioneren
Instrumenteel of operant conditioneren (Skinner)
Bij operant conditioneren gaat het om gedrag dat uit zichtzelf wordt vertoond, zogenaamd operant gedrag. De theorie over operant conditioneren is bedacht door de Amerikaanse psycholoog Skinner.
Kenmerken operant conditioneren:
- Er hoeft geen sprake te zijn van een reflex: het aangeleerde gedrag is in zijn specifieke vorm niet aangeboren. Het gedrag wordt uit zichzelf vertoond.
- In de loop van het leerproces verandert het operante gedrag. Het wordt steeds gerichter: shaping.
- Er kan ook sprake zijn van extinctie, stimulusgeneralisatie en stimulusdiscriminatie
Operant conditioneren wordt bewust toegepast bij:
- Zindelijkheidstraining
- Zelfleersystemen
- Criminaliteitsbestrijding
Modeling
Modeling is leren door anderen te observeren en hun gedrag te imiteren. Bandura deed veel onderzoek naar modeling. Bij modeling gaat het om een compleet, vaak ingewikkeld, nieuw gedragspatroon dat in één keer wordt overgenomen.
Cognitief leren
Toolman is een van de grondleggers van de cognitieve psychologie. Gedrag kan het best beschreven worden in termen van acties met een doel. Bij cognitief leren wordt kennis verworven, die later weer wordt gebruikt. (latent leren) De representatie van deze kennis over de omgeving wordt georganiseerd in een cognitieve kaart of cognitief schema.
Leren gaat volgens gestaltpsychologen niet geleidelijk (behaviorisme) maar in sprongen. Een aha-erlebnis is het plotseling ontstaan van kennis. Inzichtleren of ontdekkend leren is een belangrijk principe: leren door zelf acties te ondernemen.