Agorafobie (met paniekstoornis): symptomen en kenmerken

- Wat is agorafobie (straatvrees of pleinvrees)?
- Uitleg
- Vermijdingsgedrag
- Twee soorten agorafobie
- Paniekstoornis: symptomen en kenmerken
- Depersonalisatie en derealisatie
- Hyperventilatie
- Prevalentie van paniekstoornis ooit in het leven in Nederland
- Oorzaken van paniekstoornissen
- Ernstig vermijdingsgedrag
- Gevolgen
- Angst om de controle te verliezen
- Voorbeelden van situaties die vermeden worden
- Het centrale thema
- Niet zomaar wegkunnen
- Ingrijpende gevolgen
- Onderzoek en diagnose
- Behandeling van paniekstoornis en agorafobie
- Cognitieve Gedragstherapie (CGT)
- Medicatie
- Tips
- Casus: Agorafobie (met paniekstoornis)
- Patiënt
- Presentatie
- Onderzoek
- Behandeling
- Advies
- Prognose
- Preventie
Wat is agorafobie (straatvrees of pleinvrees)?
Uitleg
Het woord agorafobie betekent letterlijk angst voor openbare marktplaatsen, pleinen. Agora is Grieks voor marktplaats of plein. Dit was in Griekenland bij uitstek de plaats waar mensen elkaar ontmoeten en waar handel gedreven werd. Na verloop van tijd is de term agorafobie een verzamelnaam geworden voor een aantal plekken of situaties, waarin de agorafobici zich onredelijk angstig voelen. Een ander woord voor agorafobie is straatvrees of pleinvrees.Vermijdingsgedrag
De plaatsen of situaties waarin agorafobici zich angstig voelen, gaan ze vermijden teneinde een paniekaanval te voorkomen. Daardoor ontstaat vermijdingsgedrag ten opzichte van deze angstaanjagende situaties of plaatsen, waardoor de wereld van agorafobici steeds kleiner wordt en daarmee dus ook hun bewegingsvrijheid. Agorafobie heeft dus veelal ingrijpende en verstrekkende gevolgen voor het sociale leven, het werk en de relaties van de agorafobici. De agorafobicus komt in de extreemste gevallen de deur niet meer uit.Twee soorten agorafobie
Agorafobie wordt omschreven als de angst om zich op plaatsen of in situaties te bevinden waaruit het moeilijk is om te ontsnappen of waarin geen hulp beschikbaar is in geval van een paniekaanval. De Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (afgekort DSM; classificatie van psychische stoornissen), onderscheidt twee soorten agorafobie:- agorafobie welke samenhangt met een paniekstoornis; en
- agorafobie zonder dat er een paniekstoornis in de anamnese (ziektegeschiedenis) voorkomt.
Agorafobie is de meest voorkomende fobie: circa 60% van alle mensen met een fobie heeft straatvrees.
Paniekstoornis: symptomen en kenmerken
Bij een paniekstoornis is het meest opvallende kenmerk de recidiverende (wederkerende) paniekaanvallen op schier onvoorspelbare momenten. De paniekaanvallen worden gekenmerkt door een plotseling begin van heftige angst, dat vaak gepaard gaat met het gevoel dat er een dreiging boven het hoofd hangt. Tijdens ten minste één van de paniekaanvallen komen vier van de volgende symptomen voor binnen tien minuten, gerekend vanaf het eerste symptoom waarmee de aanval begint. Wanneer minder dan vier symptomen aanwezig zijn, wordt gesproken van een beperkte symptoomaanval. De DSM onderscheid de volgende symptomen:- kortademigheid of het gevoel dat men stikt - naar adem snakken;
- hartkloppingen, bonkend hart, tachycardie (abnormaal snelle hartslag);
- pijn op de borst of een onaangenaam, vervelend gevoel op de borst;
- het gevoel te stikken;
Paniek / Bron: Istock.com/bahados
- duizeligheid, wankelen, flauwte, licht in het hoofd;
- gevoelens van derealisatie en depersonalisatie (zie onderstaande);
- tintelingen in handen en/of voeten of verdoofd gevoel;
- warme en koude rillingen;
- transpireren / zweten;
- uitputting, beven, trillen;
- misselijkheid;
- angst om dood te gaan;
- angst om gek te worden;
- angst om de controle over zichzelf te verliezen.
Het gaat hier overigens niet om situaties waarin buitengewone krachtsinspanningen geleverd worden of het leven daadwerkelijk bedreigd wordt.
Depersonalisatie en derealisatie
Bij depersonalisatie treedt er een verandering op van iemands zelfwaarneming, zodat zijn of haar realiteitszin tijdelijk verstoord is. De persoon ervaart hierbij een gevoel van zelfvervreemding en onwerkelijkheid. Dikwijls gaat depersonalisatie gepaard met derealisatie. In dat geval ondergaat de persoon de ervaring alsof zijn gewone omgeving veranderd is. De werkelijkheid lijkt onwerkelijk geworden. Zowel depersonalisatie als derealisatie zijn subjectieve belevingsvormen, dat wil zeggen het is de persoon (het subject) dat deze ervaringen heeft. Hij zal het zelf moeten meedelen, een buitenstaander kan er geen weet van hebben.Hyperventilatie
Lichamelijke symptomen die bij paniek optreden, zoals zweten, trillen, druk op de borst, angst om flauw te vallen en warme en koude rillingen over het lichaam, vertonen grote overeenkomsten met de lichamelijke symptomen die met hyperventilatie gepaard gaan. Hyperventilatie kan als de lichamelijke component van een paniekaanval worden gezien. De plotselinge ervaring van angst kan als de psychologische component worden opgevat. Deze psychologische component - de irrationele gedachten - zetten aan tot de neiging om te ontsnappen aan de situatie en weg te vluchten, die zo kenmerkend is voor de paniekaanval: "Ik moet hier hoe dan ook zo snel mogelijk weg, voordat het te laat is."Prevalentie van paniekstoornis ooit in het leven in Nederland
De prevalentie van paniekstoornis in procenten uitgedrukt.(1)Mannen | Vrouwen | Totaal | |
---|---|---|---|
Totaal | 1,9 | 5,7 | 3,8 |
18-24 jaar | 1,5 | 4,0 | 2,7 |
25-34 jaar | 2,0 | 5,9 | 3,9 |
35-44 jaar | 2,1 | 7,2 | 4,6 |
45-54 jaar | 2,3 | 6,1 | 4,1 |
55-64 jaar | 1,4 | 3,9 | 2,7 |
Oorzaken van paniekstoornissen
Thans is de overheersende visie dat paniekstoornissen berusten op een combinatie van cognitieve en biologische factoren, foute attributies (verkeerde kijk op de onderliggende oorzaken) en fysiologische reacties.(2) Voorbeelden van verkeerde attributies zijn: interne lichamelijke sensaties toeschrijven aan een naderend hartaanval of het gevoel gek te worden of andere ernstige aandoeningen en stoornissen. De mate waarin iemand aanleg heeft voor het ontwikkelen van een paniekstoornis, is deels bepaald door genetische factoren zo blijkt uit onderzoek. Naast genetische kwetsbaarheid, speelt angstgevoeligheid (cognitieve factoren) waarschijnlijk ook een rol: bepaalde lichamelijke sensaties ten onrechte interpreteren als signalen voor een hartaanval. Deze angstgevoeligheid waardoor een persoon overdreven reageert op lichamelijke cues of symptomen van angst, leidt tot een versterking van die lichamelijke sensaties en angstsymptomen en dit leidt weer tot meer angst en bezorgdheid en nog meer lichamelijk veranderingen, enz. Deze vicieuze cirkel leidt al snel tot een escalatie van de situatie: een complete paniekaanval.Ernstig vermijdingsgedrag
Gevolgen
Het bovengenoemde onderscheid tussen twee soorten agorafobie, heeft vooral betrekking op de reden waarom iemand situaties vermijdt. Agorafobici met paniekaanvallen gaan al vrij snel na hun eerste paniekaanval situaties of activiteiten vermijden, waarvan ze denken dat die een paniekaanval zou kunnen uitlokken of oproepen. Ernstig vermijdingsgedrag kan maken dat iemand geen paniekaanvallen meer heeft, maar tegelijkertijd de deur niet meer uitkomt. De prijs die zij moeten betalen voor hun vermijdingsgedrag kan zeer hoog zijn.Angst om de controle te verliezen
Bij agorafobici zonder paniekstoornis bestaat angst voor plotseling optredende symptomen die iemand in verlegenheid kunnen brengen of hulpbehoevend maken. Vaak gaat het om de irreële angst om de controle over het lichaam te verliezen, in het bijzondere over de blaas of de darmen (sluitspier), zodat er ongewild verlies is van urine en ontlasting. Of het gaat om de angst de controle over zichzelf of de omgeving te verliezen. Ten gevolge van deze ingebeelde angst, beperkt iemand het reizen, of gaat slechts in gezelschap wat verder van huis. Het komt ook wel voor dat de persoon zich desondanks in de gevreesde situatie begeeft, maar dan wel met angst en beven.Voorbeelden van situaties die vermeden worden
Uit het voorgaande wordt duidelijk dat vermijdingsgedrag één van de opvallendste kenmerken is van agorafobie. Het aantal situaties dat agorafobici angstaanjagend vinden is bijzonder groot. Enkele voorbeelden van zulke situaties zijn:- In de rij staan bij de kassa;
- In een groot winkelcentrum of grote winkel zijn;
- Reizen met het openbaar vervoer;
- Autorijden op de snelweg, door de onmogelijkheid rechtsomkeer te maken;
- In de file staan;
- Bij de kapper zitten;
- Mensenmassa's, zoals drukke straten, grote bijeenkomsten en andere evenementen zoals een concert.
Hier zijn nog enkele situaties die agorafobici mogelijk angstaanjagend vinden:
- Bezoeken van bioscopen of theaters;
- Naar een restaurant of café gaan;
- Een ziekenhuis of dokterspraktijk bezoeken;
- In een lift staan, vooral als deze druk is;
- Vliegreizen maken;
- Naar de tandarts gaan;
- In een klaslokaal of vergaderzaal zitten, vooral zonder gemakkelijke toegang tot de uitgang;
- Bijeenkomsten of feesten bijwonen in een besloten ruimte;
- Over een brug lopen of rijden;
- Parkeren in een drukke parkeergarage;
- Wachten in een drukke wachtruimte;
- Open ruimten zoals pleinen of parken, vooral als ze afgelegen zijn;
- Een afspraak maken en bijwonen bij een overheidsinstantie, zoals het gemeentehuis.
Deze situaties kunnen bij agorafobici angst oproepen vanwege de moeilijkheid om snel te ontsnappen of hulp te krijgen indien nodig.
Het centrale thema
Niet zomaar wegkunnen
Het gaat dus om situaties waarin de agorafobici zich ingeklemd en ingeperkt voelen en waarin ze zich gevangen voelen. Het centrale thema is derhalve het niet zomaar weg kunnen of vastzitten. Vermindering van angst of zelfs het geheel verdwijnen van de angst wordt door de meeste agorafobici gevoeld wanneer er vertrouwde mensen, dieren of bepaalde vertrouwde voorwerpen aanwezig zijn, wanneer een veilige plaats zoals de eigen woning op steenworp afstand is, wanneer het donker is, of als de uitgang dichtbij is van bijvoorbeeld een bioscoop of theater.Ingrijpende gevolgen
Het behoeft geen uitleg dat het vermijdingsgedrag van agorafobici ingrijpende en verstrekkende gevolgen heeft voor zowel hun omgeving als voor henzelf. Het sociale leven, werk en relaties lijden eronder. Bij een spinnenfobie is dat bijvoorbeeld veel minder het geval. Daarom is het een voorwaarde dat agorafobici eerst van hun fobie afkomen, vooraleer ze weer optimaal kunnen functioneren in alle facetten van het dagelijkse leven. Bestaat de fobie al een tijd en is het vermijdingsgedrag een ingeslepen gedragspatroon, dan is er slechts met professionele, vakkundige hulp van af te komen en veel agorafobici zoeken, vroeg of laat, hulp bij een therapeut. Daarover kun je hier meer lezen.Onderzoek en diagnose
De diagnose van een paniekstoornis en agorafobie wordt meestal gesteld door een psychiater of psycholoog door middel van gesprekken, vragenlijsten en observaties.Behandeling van paniekstoornis en agorafobie
Behandeling van een paniekstoornis bestaat vaan uit cognitieve gedragstherapie (CGT) en/of medicijnen. Bij aanwezigheid van agorafobie wordt vaak een combinatie van beide aanbevolen.Cognitieve Gedragstherapie (CGT)
CGT is effectief bij de behandeling van paniekstoornissen en bestaat uit drie hoofdcomponenten:Cognitieve therapie:
- Richt zich op het veranderen van irrationele rampgedachten.
- Helpt je bij het vervangen van irrationele en onrealistische gedachten ("Ik ga dood") door realistische gedachten ("Ik heb weer een paniekaanval, het is vervelend maar niet gevaarlijk").
Ontspanningsoefeningen:
- Bestaat uit ontspannings- en ademhalingsoefeningen.
- Wordt eerst geoefend in rustige situaties en vervolgens tijdens een paniekaanval.
Exposure in vivo:
- Betreft het blootstellen aan angstaanjagende situaties.
- Gebeurt onder begeleiding van een therapeut, en wordt geleidelijk opgebouwd van makkelijke naar moeilijkere situaties.
Medicatie
Medicijnen kunnen helpen bij het herstellen van de balans van neurotransmitters in de hersenen. De meest gebruikte medicijnen zijn SSRI's (serotonine heropnameremmers).Opbouw van medicatie:
- De dosering wordt geleidelijk opgebouwd.
- In het begin kunnen de klachten erger worden, wat meestal na enkele dagen tot weken afneemt.
Bijwerkingen:
- Mogelijke bijwerkingen zijn misselijkheid, duizeligheid, diarree, obstipatie, gewichtstoename, en verminderd libido.
- Bij combinatie met andere medicijnen of middelen (zoals Sint-Janskruid) kunnen er vervelende bijwerkingen optreden. Overleg altijd met de arts.
Duur van de medicatie:
- Meestal wordt aanbevolen om de medicatie minstens een jaar te gebruiken.
- Bij stoppen kunnen de klachten terugkomen en onttrekkingsverschijnselen optreden. Stop nooit plotseling en overleg met uw arts.
Tips
- Oefen regelmatig met cognitieve technieken en ontspanningsoefeningen.
- Bouw de blootstelling aan angstige situaties geleidelijk op.
- Volg het advies van uw arts bij het gebruik van medicatie.
- Bespreek bijwerkingen altijd met uw arts en overweeg alternatieven indien nodig.
Casus: Agorafobie (met paniekstoornis)
Patiënt
Sarah, 34 jaar, marketingmanager.Presentatie
Sarah ervoer intense angst in drukke plaatsen zoals winkelcentra en openbaar vervoer. Ze kreeg vaak paniekaanvallen: snelle hartslag, zweten, duizeligheid en een gevoel van controleverlies. Ze begon sociale situaties te vermijden.Onderzoek
De psychiater voerde een uitgebreide anamnese uit. Diagnostische criteria bevestigden agorafobie met paniekstoornis.Behandeling
- Cognitieve gedragstherapie (CGT): Met daarbij aandacht voor het herkennen en veranderen van angstgedachten.
- Medicatie: Selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI's) om de paniekaanvallen te verminderen.
- Exposuretherapie: Geleidelijk blootstellen aan angstige situaties onder begeleiding van ene therapeut.
Advies
- Ontspanningstechnieken: Ademhalings- en ontspanningsoefeningen.
- Zelfhulpstrategieën: Dagelijks een angstdagboek bijhouden en positieve zelfspraak oefenen.
Prognose
Na enkele maanden therapie en medicatie nam de frequentie en intensiteit van Sarah's paniekaanvallen af. Ze kon geleidelijk weer deelnemen aan sociale activiteiten zonder overweldigende angst.
Preventie
- Regelmatige therapie.
- Gezonde leefstijl met voldoende slaap en dagelijkse beweging.
- Vroege interventie bij terugkerende symptomen.
Noten:
[OLIST]Jeffrey S. Nevid, Spencer A. Rathus en Beverly Greene: Psychiatrie - een inleiding; Pearson Education, zesde editie, 2008, p. 295.
Ibid.[/OLIST]