Kan het boeddhisme je helpen om je leven te leven?
Het boeddhisme wordt in het Westen steeds populairder. Boeddhistische gebruiken als mediteren en mindfulness spreken veel mensen aan. Wetenschapper en boeddhist Robert Wright onderzoekt in zijn boek 'Why Buddhism is True' ('Waarom boeddhisme werkt') de filosofie en de gebruiken van het boeddhisme op een positief effect voor de menselijke problemen waar we allemaal mee om moeten leren gaan. Als evolutionair psycholoog legt hij een verband tussen de manier waarop wij onszelf en de wereld om ons heen waarnemen en de manier waarop hiermee wordt omgegaan in het boeddhisme, en concludeert hij dat het boeddhisme ons kan helpen bij de levenspijn die we allemaal kunnen ervaren.
Westers boeddhisme
Het westerse boeddhisme verschilt van het traditionele Oosterse boeddhisme. Ze wordt sterk beïnvloed door filosofische stromingen als het taoïsme en het confucianisme. Ze legt veel meer nadruk op meditatie dan op de aanbidding van goden of reïncarnatie. Steeds meer mensen voelen zich hierdoor aangesproken.
Leven is lijden
Het adagium van het boeddhisme is eenvoudig: leven is lijden. Het leven is dukkha (Pali voor pijn, stress, onvrede, lijden). Dat wil zeggen dat het leven onbevredigend is. Door het boeddhisme krijg je inzicht in het lijden en kun je jezelf ervan verlossen. We lijden doordat we ons hechten aan mensen en dingen om ons heen, terwijl alles altijd voorbijgaat. Geluk is daarom ook altijd vluchtig. Door de verlangens en behoeften meer beschouwend te bekijken, als vanaf een afstandje en je er minder mee te vereenzelvigen kun je je er van losmaken. Door te mediteren bijvoorbeeld. Zo krijg je meer grip juist door te ontspannen en los te laten. Je leert dat er meer is dan je eigen beleving. Je krijgt een breder bewustzijn. Doordat je minder gericht bent op het zelf, is er meer ruimte voor de ander en de verbinding met de ander. Misschien zijn we wel geprogrammeerd om ons meteen een oordeel te vormen over de ander, over hoe deze eruitziet, mooi of lelijk, dik of dun, leuk of onaardig, of interessant of saai. Misschien uit angst of competitiedrang of lust. Maar als je mediteert leer je om niet te oordelen of dit in ieder geval uit te stellen. Je leert jezelf als het ware vergeven voor je menselijkheid en daardoor kun je dat ook bij de ander.
De weg van Boeddha
Het boeddhisme kent een achttal paden ofwel normen en regels voor gedrag om 'eigen' te worden, dat wil zeggen om de innerlijke spiritualiteit te kunnen bereiken. Deze zijn neergeschreven in het achtvoudige pad naar verlichting, dat gesymboliseerd wordt door het Dharma (Sanskriet; in Pali: 'Dhamma') wiel met zijn acht spaken. Het gaat hier niet om een pad dat je in stappen van 1 naar 8 afloopt. Er is sprake van een parallelle ontwikkeling. De acht stappen laten zich groeperen in drie categorieën: met het juiste inzicht en de juiste intentie en gedachten kom je tot
wijsheid. Met de juiste taal, de juiste actie en het juiste levensonderhoud geef je blijk van
morele deugden. En
meditatie betekent de juiste concentratie, mindfulness en de juiste inspanning (doen wat je kunt en laten wat kan). Juist is hier niet bedoeld in de zin van goed, maar in de zin van volkomen of heel.
Waarom het Boeddhisme werkt
Robert Wright heeft na de ontwikkeling van een succesvolle collegereeks via
Coursera, Boeddhisme en Moderne psychologie, een boek geschreven met als Engelse titel 'Why buddhism is true'. Eigenlijk is deze titel niet goed gekozen. Immers 'het boeddhisme' in het algemeen bestaat niet en wat is 'waar zijn'? Juist in het boeddhisme worden dat soort oordelen vermeden. En hij wil daarmee ook niets zeggen over andere religies. Toch zegt hij veel zinnige dingen in zijn boek. Door zijn eigen ervaring en wijsheid en psychologisch onderzoek te combineren met filosofische en boeddhistische principes en inzichten geeft hij een beeld van wat het betekent om nu mens te zijn, met al onze behoeften, verlangens en angsten. En hoe het boeddhisme je kan helpen om hiermee om te gaan. De Nederlandstalige titel lijkt dan ook beter gekozen: 'Waarom boeddhisme werkt', al weet Robert Wright ook dat boeddhisme meer is dan mindfulness en meditatie. Het oorspronkelijke boek is uit 2017. De Nederlandse vertaling is van 2018. De originele uitgeverij is Simon en Schuster in New York, de Nederlandse vertaling van het boek vindt zijn weg via uitgeverij Prometheus. Het overgrote merendeel van de recensies was positief nadat het boek uitkwam, zowel in Engelstalige landen als in Nederland. Niet alleen om de inhoud, die informatief en vernieuwend werd genoemd, maar ook om de aansprekende schrijfstijl.
Theorie vanuit de evolutionaire psychologie
Uit evolutionair psychologisch onderzoek blijken volgens Wright (2017) vijf dingen die de onderstelling van het boeddhisme ('leven is lijden') ondersteunen:
1. Juist waarnemen kan niet
De wereld zoals wij deze waarnemen is een illusie. Onze waarnemingen kloppen niet met de werkelijkheid. We zijn bijvoorbeeld geprogrammeerd om gevaar te zien. Zelfs in alledaagse dingen. Een stuk touw wordt een slang. Een zwart vlekje een spin. Evolutionair gezien handig, maar nu soms juist onhandig, omdat dit in een relatief veilige wereld onnodige angst in de hand werkt. Daarbij is het zo dat waarnemen is oordelen is voelen. Wanneer we iets zien is het voor ons moeilijk om hier niet meteen een oordeel aan te geven. We zien niet zomaar een huis, maar een mooi huis of een groot huis. En met het oordeel komt het gevoel, consistent met de evolutieleer van Darwin: als iets voordeel oplevert, zullen we er een positief oordeel en dus een positief gevoel aangeven. Dat helpt ons verder. Maar helaas dus niet altijd. Het oordeel klopt niet altijd en ook het gevoel erbij klopt niet altijd.
2. Alles gaat voorbij
We hechten ons aan mensen, aan dingen, aan situaties. Maar alles verandert en gaat voorbij. We zullen dus steeds afscheid moeten nemen van datgene waar we van houden en dat zorgt voor verdriet en dus voor lijden. Dit vooruitzicht zorgt op haar beurt weer voor angst en daarmee ook voor lijden, of zoals de bekende uitspraak luidt: "de mens lijdt het meest van het lijden dat hij vreest.". We zijn evolutionair geneigd om (alle vormen van) pijn te vermijden, maar zo houden we de angst ervoor in stand.
3. Het zelf bestaat niet en dus de ander ook niet
Onderzoeken laten steeds meer zien dat de mens niet zoals gedacht, of misschien zoals we graag zouden willen, directeur is over zijn of haar eigen emoties en gedachten. Of in ieder geval dat er sprake is van een bewust en onbewust deel. Het brein creëert een gevoel van zelf zodat het naar zichzelf kan verwijzen en op zichzelf kan reflecteren. Het geheugen draagt bij aan het gevoel van zelf, omdat het je herinneringen onthoudt. Je ontwikkelt met de rijping van je brein zo als vanzelf zelfkennis. Dat betekent niet dat het zelf onveranderlijk is. Verre van dat. Door je hiervan bewust te zijn voorkom je mogelijk dat je in vaste patronen over jezelf gaat denken. Mooi is het bijvoorbeeld dat je, wanneer je je erg verbonden met iemand voelt, omdat je heel veel van iemand houdt, je andermans pijn echt kunt voelen, zo blijkt uit fMRI onderzoek, ofwel functional Magnetic Resonance Imaging. Hiermee kan de hoeveelheid zuurstof naar een hersengebied worden gemeten, waarbij ervan wordt uitgegaan dat meer zuurstof meer activiteit betekent (Cheng et al., 2010).
Als het zelf niet bestaat, is de ander ook geen zelf en dat betekent dat hij of zij net zo veranderlijk kan zijn als je eigen 'zelf'. Voor mensen die je kent is dat nog wel te snappen voor je hersenen, maar mensen die je niet kent ervaar je eerder als geheel en onveranderlijk. Doen bekende of geliefde mensen onaardig tegen je, dan kun je dit rationaliseren door het gedrag toe te schrijven aan externe factoren. Doet een onbekend iemand onaardig tegen je, dan vind je zo iemand snel helemaal niet leuk, en gaat het niet vanzelf om te bedenken dat zo iemand ook gewoon een slechte dag kan hebben. Goed om te bedenken dat je (te) snel over de ander kunt oordelen.
Sommige mensen gaan zover dat ze in een groep of in de mensheid in zijn geheel een collectief zelf ervaren. Zowel voor de individualistische opvatting van het zelf als het collectieve begrip ervan valt iets te zeggen. Een groter gevoel van saamhorigheid kan in ieder geval nooit kwaad.
4. Er is geen hoger doel
We zijn geneigd om te denken dat toeval niet bestaat en dat wat er gebeurt een reden heeft of zelfs een doel. We geven dingen een 'eigenheid' mee die ze niet vanzelf bezitten, maar die wij eraan toekennen. We geven veel geld uit aan iets, omdat het van een beroemd persoon is geweest. Een schilderij in een museum waarvan blijkt dat het niet echt van Rembrandt is daalt ineens in waarde. Niet omdat het van zichzelf verandert, maar omdat onze perceptie erop verandert. Het wordt niet ineens minder mooi, maar we vinden het minder mooi.
5. Genieten duurt altijd kort
We hebben verlangens en zoeken daarvoor behoeftebevrediging, maar het genot is per definitie kortstondig. Daar zorgt onder meer dopamine voor: een stofje dat samenhangt met plezier, passie en beloning. Door fijne ervaringen komt dopamine vrij in het beloningscentrum in de hersenen. Dit zorgt voor een fijn gevoel, al is het kort. Je hersenen kunnen dit gevoel, omdat het zo fijn voelt, heel goed onthouden. Omdat je hersenen dit gevoel nog eens willen, wil je hetzelfde doen. Zo komen verslavingen tot stand. Verslavingen kun je dan ook hersenziekten noemen.
Daarbij blijft het genoten genot niet constant. Hoe vaker je behoeften worden bevredigd, en dus hoe vaker het stofje dopamine vrijkomt als beloning, hoe minder je hersenen op een bepaalde prikkel reageren, omdat ze eraan wennen. Het aantal dopaminereceptoren in je hersenen nemen af door de frequente afgifte van dopamine (indirect of direct). Je hebt dus steeds meer dopamine nodig om hetzelfde gevoel te krijgen. Dit is evolutionair logisch, omdat we moeten blijven streven. Het ervaren plezier zorgt ervoor dat we iets (blijven) willen, maar het plezier moet niet te lang duren en tegelijkertijd moeten we niet teveel denken aan het voorbijgaan ervan. Want dan is het de moeite niet meer. In plaats daarvan focussen we ons op het (beloofde) plezier en levert het gevoel van anticipatie zelfs een hogere dopaminepiek op dan de beloning, het plezier, zelf. We zijn er, met andere woorden, niet
voor gemaakt om tevreden te zijn en helemaal vervuld te zijn van iets. Evolutionair gezien is er altijd iets meer, moet er altijd iets meer. Maar wat we willen is niet altijd gelijk aan wat we nodig hebben.
Evolutie: verschil tussen onze oorsprong en onze toekomst
Vanuit de evolutionaire psychologie gaat Wright ervan uit dat we als mensen zo zijn gemaakt, ontstaan, om ons aan te passen aan onze omgeving. Maar deze is nu heel anders dan dat deze was. Onze behoefte om aardig gevonden te worden, waardoor we ons beschermd wisten, was heel handig toen we nog in kleine gemeenschappen leefden. Nu is dit een volstrekt onmogelijke opdracht. Terwijl de wens er nog wel is. Dat maakt het lastig. In het ergste geval kan het zelfs zorgen voor een sociale angststoornis, waarbij je heel bang kunt zijn voor de kritiek of reactie van anderen. De dingen die we moesten leren om te overleven, zitten nu ons leven juist soms in de weg. Een angst voor bloed, spinnen, kleine ruimtes of grote hoogtes was heel functioneel, maar levert nu vooral veel ongemak en onnodige paniek op. Veel mensen lijden onder angsten, fobie of paniek, door de discrepantie tussen wat de huidige tijd van ons vraagt en wat we aankunnen. Een groep vreemden toespreken? Een beroep kiezen op je vijftiende? Vliegen? Het is niet gek dat we zo vaak bang zijn. Daar zijn we (nog) niet voor gemaakt.
Hoe kan het boeddhisme helpen: een recept voor een beter leven?
Boeddha zegt, aldus Wright, dat plezier zo is gemaakt dat het weer voorbijgaat en dat het ons onbevredigd laat. Waardoor we gemotiveerd worden om door te blijven gaan. Boeddha raadt aan dat we in plaats daarvan ons op de vluchtigheid van het plezier zouden moeten concentreren. En dus niet op het plezier zelf, zoals we evolutionair geprogrammeerd zijn om te doen. Bedenk dus voordat je je overgeeft aan het genot hoe lang je er plezier van zult hebben en of het dat waard is. Op die manier vermijden we dat we nooit vervuld zijn en kunnen we leren om vanuit een bewuste keuze werkelijk genoegen te nemen met. Dan is 'genoegen nemen met' niet minder, maar compleet en heel.
Alles wat je aandacht geeft groeit. Mindfulness kan je helpen door opmerkzaam te worden en aandacht te geven aan het leven van jezelf en de ander. Waarom doen we wat we doen? Waarom doet de ander wat hij of zij doet? Door mindful te leven
en zelfs mindful op te voeden leren we meer bewust te leven. Bewust van onszelf en de ander. Zonder oordeel, zonder waarde. Alles en iedereen mag er zijn.
Door te mediteren vinden we rust in het nu. Vinden we rust in onszelf. Voorbij onze zintuigen, onze behoeften en verlangens. We leren dat we onze gevoelens recht in de ogen durven te kijken en zien voor wat ze zijn: voorbijgaand van aard en intensiteit. Gevoelens geven richting, maar zijn geen kompas: ze leiden je niet naar je doel. Door minder na te denken en stil te staan wat er (nog) moet of kan of zou, kunnen we meer ervaren wat er is en wat er echt gebeurt, in en om ons heen. Als je vaak mediteert, komen de gedachten misschien wel, en de oordelen en gevoelens over wat je ziet of vindt, maar je kan het gemakkelijker loslaten. Je observeert en gaat er niet op in of in mee.
Door te mediteren en mindful te leven gaan we eigenlijk tegen de evolutie in, omdat we ons er niet bij neer hoeven te leggen hoe we in beginsel zijn geprogrammeerd. En dat geeft vrijheid. De vrijheid om te mogen zijn. Het boeddhisme geeft daarmee de weg naar verlossing en bevrijding van onszelf.