Het interpreteren van een IQ-score of testuitslag
U of wellicht uw kind heeft onlangs een intelligentietest gedaan. De uitslag van zo'n test komt vaak in de vorm van een aantal testscores en een testrapport. Maar wat betekenen die scores nu eigenlijk? Alles over de interpretatie van een IQ-score.
Wat wil een IQ-test meten?
Een IQ-test is bedoeld om iemands intelligentie te meten. Een echt sluitende definitie van intelligentie is moeilijk te geven. Vandaar dat er verschillende definities van in de omloop zijn. Een van deze definities luidt: “Intelligentie is het vermogen doelgericht te handelen, rationeel te denken en effectief met de omgeving om te gaan”. Een andere definitie zegt dat intelligentie slaat op het vermogen om te leren en problemen op te lossen. Een intelligentietest is dus wat anders dan een Cito-toets of examen. Deze zijn bedoeld om te meten wat iemand daadwerkelijk geleerd heeft, terwijl een intelligentietest bedoeld is om te meten wat iemand zou
kunnen leren.
Een goede IQ-test probeert verschillende deelaspecten van de intelligentie te meten. Denk aan geheugen, ruimtelijk inzicht, of verbanden zien. Daarom bestaat de test vaak uit verschillende onderdelen, die elk zo'n deelaspect meten. Deze onderdelen worden ook wel subtests genoemd. De scores op deze subtests worden samengeteld en verrekend naar een totaal score: het totaal IQ. Dit totaal IQ is dus een algemene inschatting van iemands intelligentieniveau. Vaak worden de scores van de subtests er ook nog apart bij vermeld. Zo krijgt men, naast een totaalinschatting van iemands intelligentie, ook nog een soort sterkte-zwakte analyse.
Wat betekent een totaal-IQ?
Het totaal IQ (vaak gewoon aangeduid met 'IQ') is een
schatting van iemands ware intelligentie. Een IQ-test is nooit helemaal betrouwbaar (soms zelfs verre van, maar daarover later meer). Daarom kan men nooit weten of het gemeten totaal-IQ ook iemands ware intelligentie weerspiegelt. Als iemand een totaal score van 113 haalt, betekent dat dus alleen dat zijn
gemeten IQ 113 is. Wat het
ware IQ is, zal niemand ooit met zekerheid weten. Wel kan men zeggen dat het ware totaal-IQ waarschijnlijk ergens rond de 113 ligt.
IQ-scores zijn een vergelijking
Aan de hand van de prestatie op verschillende onderdelen van een IQ-test wordt er dus een IQ-score bepaald. Deze score geeft aan hoe goed men de test gemaakt heeft ten opzichte van van leeftijdgenoten. Een hoog IQ betekent dat maar weinig mensen de test even goed of beter gemaakt hebben. Een laag IQ betekent dat de grote meerderheid hetzelfde of hoger beter scoorde. Hoge en lage IQ-scores komen weinig voor. Ze zijn per
definitie zeldzaam. Bij ieder IQ getal hoort ook een getal dat aangeeft
hoe zeldzaam dat IQ is. Een IQ van 100 is het gemiddelde. 50% van de mensen scoren hoger dan 100, de andere 50% scoren lager. De overgrote meerderheid van de mensen heeft een IQ van tussen de 85 en 115. Maar 15% van de mensen scoort 115 of hoger.
IQ is geen absolute meting
IQ is alleen een vergelijking, en dus geen absolute meting van iemands intelligentie. We kunnen dus niet zeggen dat iemand met een IQ van 140 twee keer zo slim is als iemand met een IQ van 70. We weten niet hoeveel de een slimmer is dan de ander. We weten alleen hoe vaak beide scores voorkomen in de populatie. Men hoort wel eens de volgende verzuchting: 'een hoogbegaafde heeft het even moeilijk als een gewoon persoon tussen de verstandelijk gehandicapten'. Dit is dus een ongefundeerde bewering. Misschien is het verschil tussen hoogbegaafden en normaal begaafden wel veel kleiner dan het verschil tussen normaal begaafden en verstandelijk gehandicapten. Of juist groter. We weten het simpelweg niet.
De IQ-test: Beperkingen
Meestal geeft de IQ-test een aardige indicatie van iemands intelligentie. Omdat het IQ in zo'n precies cijfertje wordt uitgedrukt, bestaat vaak de indruk dat het IQ een zeer betrouwbare en valide maat is. Maar zoals al eerder gezegd, is deze test in sommige gevallen verre van betrouwbaar. De eerste kanttekening: Het gemeten IQ is een momentopname. Wie ziek is, of slecht geslapen heeft kan zomaar 20% lager scoren. Hetzelfde geldt voor iemand die zich om de een of andere reden slecht kan concentreren (ADD of ADHD). Oefenen kan de score juist onterecht opkrikken. IQ-tests zijn ook minder valide voor het precies meten van hogere IQ's. Het verschil in een score van 130 en 140 zit hem soms maar in een paar vragen.
Ook maakt een IQ-test veel gebruik van taal en algemene kennis. Een grote algemene kennis en een grote taalvaardigheid zijn vaak een teken van een grote intelligentie. Maar als iemand geen kans heeft gehad om algemene kennis en taalvaardigheid op te bouwen, zal de test zijn intelligentie waarschijnlijk onderschatten. Daarom zijn kinderen uit achterstandssituaties vaak in het nadeel. Ook zijn de algemene kennisvragen vaak gericht op de westerse cultuur, waardoor mensen uit een andere cultuur soms ook onderschat worden. Ook is het nog even belangrijk te beseffen wat de test allemaal niet meet. Intelligentie is maar een zeer beperkt deel van de menselijke persoonlijkheid. De test zegt niets over creativiteit, doorzettingsvermogen, sociale vaardigheden en andere talenten.
Het IQ: Niet in steen geschreven
Zoals al eerder gezegd, is een IQ-test oorspronkelijk bedoeld om het aangeboren leervermogen te meten. Wát een persoon precies geleerd had, dat werd dan weer bepaald door zijn omgeving. Maar in de praktijk bleek al snel dat die twee niet goed uit elkaar te halen zijn. Het IQ ontstaat uit een ingewikkeld samenspel tussen aangeboren factoren en omgevingsfactoren. Het IQ kan zich ontwikkelen door educatie en stimulerende omgevingen. Een studie uit 2011 vergeleek de geteste IQ's van 33 tieners met hun scores op een test vier jaar geleden. Sommigen van deze scores verschilden meer dan 20 punten van elkaar! Toch zien veel mensen intelligentie als iets dat je hebt of niet, iets dat in steen geschreven staat. Dat is jammer. Het zou beter zijn als we intelligentie zouden zien als iets wat we kunnen ontwikkelen. Een IQ-test zou hoogstens als indicatie voor verder onderzoek moeten dienen. Luc Kumps, een Belgische expert op het gebied van begaafdheid en IQ-tests, beargumenteert daarom dat het ongepast is om een
belangrijke beslissing op een IQ te baseren.
De Wechsler Intelligentietest
Een van de bekendste testen is de intelligentieschaal van David Wechsler. Dit is een oorspronkelijk Amerikaanse intelligentietest, waarvan verschillende versies verschenen zijn. Sommige versies zijn aangepast voor gebruik in Nederland. Er is een Nederlandse test voor volwassenen en adolescenten vanaf 16 jaar, de WAIS (Wechsler Adult Intelligence Scale). Ook is er een versie voor kinderen van 6 tot en met 17 jaar, de WISC-III (Wechsler Intelligence Scale For Children) en een versie voor kleuters, van 2 tot en met 7 jaar, de WWPPSI-III (Wechsler Preschool and Primary Scale of Intelligence).
Een van de meest kenmerkende dingen van de Wechsler test is dat ze naast een totaal-IQ en subtest-scores, ook twee deel-IQ's op geven. Deze worden ook wel het verbale en het performale IQ genoemd. De meest recente versie van de Wechsler Intelligentietest voor volwassenen (de WAIS-IV) maakt geen gebruik meer van een verbale en performale schaal. In plaats daarvan wordt er een totaal IQ gegeven, plus een viertal index scores: Verbaal Begrip Index, Perceptueel Redeneren Index, Werkgeheugen Index en Verwerkingssnelheid Index. De oudere versie van de Wechsler Intelligentietest (WAIS-III) kent nog wel een performale en verbale schaal. Dit geldt ook voor de Wechsler Intelligentietest voor kinderen (WISC-III) en de Wechsler Intelligentietest voor kleuters (WPPSI-III).
Het verbale IQ slaat op de klassieke 'schoolse' intelligentie. Onderdelen van verbale intelligentie zijn onder andere: abstract redeneren, algemene kennis, rekenkundig inzicht en geheugen. Het performale IQ is de 'tegenhanger' van het verbale IQ. Bij het performale IQ draait het niet om het beantwoorden van vragen, maar om het
uitvoeren van taken. Het performale IQ kijkt naar niet-taalgebonden vaardigheden, zoals visuele perceptie, ruimtelijke intelligentie, motoriek en planning. Deze vaardigheden worden onder andere getest door het maken van puzzels.
Vaak hoort men dat het verbaal IQ vooral aanleg voor taalvakken zou meten. Het performale IQ zou iets zeggen over de aanleg voor rekenen en wiskunde. Dit is echter een misverstand! De verbale test voorspelt goed kunnen leren in
alle schoolse vakken, en niet alleen in taalvakken. Rekenvaardigheid wordt onder het verbale IQ geschaard, en niet onder het performale IQ.
Hoewel de performale tests wel visuele intelligentie meten, zijn ze niet per sé een goede voorspeller voor succes in de wiskundevakken. Maar als de performale schaal geen rekentalent meet, wat meet deze schaal dan wel? Deze schaal is vooral bedoeld om de intelligentie van mensen met een taalachterstand te meten. Klassieke IQ-tests zouden te veel op taal leunen. Daardoor worden mensen met een taalachterstand onderschat. Om dit bezwaar te ondervangen, is er een niet-talige schaal toegevoegd aan de test. Ondanks de toevoeging van een 'niet-talige' schaal blijft het overigens lastig om de intelligentie van deze mensen goed te meten. Een andere reden voor het toe voegen van een performale schaal is, dat het uitvoeren van een opdracht de psycholoog kans geeft om te observeren hoe iemand een probleem aanpakt.
Soms zit er een groot verschil tussen het verbale IQ en het performale IQ (meer dan 12 punten). Dit wordt ook wel een verbaal-performaalkloof genoemd. Of, als het performale IQ hoger is dan het verbale: een performaal-verbaalkloof. Zo'n 'kloof' komt vaak bij hogere IQ 's voor. Ook kinderen met een stoornis hebben vaak een verbaal-performaalkloof. Omdat kinderen met een stoornis vaak zo'n kloof hebben, denken veel mensen dat het omgekeerde ook het geval zal zijn. Wie een verbaal-performaalkloof heeft, heeft vast ook een stoornis. Een verbaal-performaalkloof is onder andere in verband gebracht met onder andere faalangst, motorische problemen, AD(H)D, dyslexie, en dyscalculie. Volgens Luc Kumps berust dit echter op een fabeltje. Dat kinderen met een stoornis vaak zo'n kloof hebben, betekent niet dat kinderen met een kloof óók automatisch een stoornis hebben. Kumps wijst op een onderzoek uit 1987. Onderzoekers bekeken kinderen met en zonder een verbaal-performaalkloof. Zij vonden bij kinderen met een verbaal-performaalkloof niet meer problemen dan bij kinderen zonder kloof. De aanwezigheid van een groot verschil tussen het verbale en performale IQ betekent dus niet per se dat een iemand een stoornis heeft. Maar wat betekent zo'n groot verschil tussen het performale en het verbale IQ dan wel?
Als het verbale IQ hoger is dan het performale IQ, spreken we van een verbaal-performaalkloof. Een veel voorkomende mythe over mensen met een verbaal-performaalkloof is de mythe van 'de vlotte babbel'. Doordat de persoon verbaal zo vaardig is, zou deze de indruk wekken erg slim te zijn. Door zijn lage performale IQ is die intelligentie echter slechts 'schijn'. Daardoor zou deze persoon constant 'overvraagd' worden, vooral in schoolse situaties. Echter, het verbaal IQ houdt meer in dan alleen talent voor taal. Verbaal IQ correleert met goed kunnen leren in álle schoolvakken. Wat schoolprestaties betreft, is een hoog verbaal IQ dus geen 'schijn-intelligentie'. Omdat verbaal IQ zo gekoppeld is aan goed kunnen leren op school, raadt Kumps aan om bij belangrijke schoolse beslissingen vooral op het verbale IQ af te gaan. Het performale IQ of het totaal IQ is veel minder belangrijk. Veel programma's voor hoogbegaafden laten kinderen pas toe bij een totaal IQ van 130 (dit is de meest gebruikte definitie van hoogbegaafdheid). De ideeën van Kumps impliceren echter dat ook kinderen met een totaal IQ lager dan 130 toegelaten zouden moeten worden, als hun verbale IQ boven de 130 ligt.
Het omgekeerde geval komt ook voor: dat performaal IQ veel hoger is dan het verbale IQ. Dit wordt een performaal-verbaalkloof genoemd. Performaal IQ correleert veel minder (niet of nauwelijks) met begrip van schoolse zaken. Een hoog performaal IQ is op zich dan ook geen indicator voor goed kunnen leren. Kumps waarschuwt zelfs voor te hoge verwachtingen als het totaal IQ wordt opgetrokken door een zeer hoog performaal IQ. Dit betekent niet dat de vaardigheden zoals die gemeten zijn in de performale subtests minder belangrijk zijn, maar het zijn niet de vaardigheden die men nodig heeft op school. Wel stelt Kumps dat een hoge performale score een leerling wel uitzonderlijk maakt, en dat de leerstof op deze leerling aangepast zou moeten worden.
Lees verder