Groepsprestatie: sociale facilitatietheorie & social loafing
De groep heeft invloed op het individu. Mensen willen graag bij een groep horen en doen daar veel voor. Met een groep kun je vaak meer voor elkaar krijgen dan alleen. Denk bijvoorbeeld aan het verplaatsen van iets zwaars en/of groots: alleen doe je dat niet makkelijk. Maar hoe presteert een individu binnen een groep? Worden zijn prestaties gestimuleerd door de groep of presteert hij juist slechter? En doet iedereen wel evenveel zijn best?
Prestaties in een groep
Uit een onderzoek van Triplett kwam dat mensen beter gingen presteren in een groep, terwijl onderzoek van Pessin uitwees dat mensen juist slechter gingen presteren. Triplett verklaarde de verbeterde prestaties vanuit geneigdheid tot competitie: mensen willen beter zijn dan anderen, dus doen ze extra hun best als ze in het bijzijn van anderen moeten presteren.
Hoe verklaart de sociale facilitatietheorie deze verschillen?
De sociale facilitatietheorie legt de nadruk om arousal (een soort opwinding). Deze arousal is het gevolg van dat je nooit weet wat anderen doen of hoe ze reageren. De groep roept dus een soort opwinding op die ervoor zorgt dat je goed wil presteren. Deze arousal zorgt voor dominante responsen, oftewel gedragingen die we het meest waarschijnlijk vertonen in een bepaalde situatie. Vaak gaat het hier om automatismen of gedragingen die we al vaker hebben uitgevoerd. Waarom lukt het ons dan niet altijd om goede/betere prestaties te leveren? Dit komt omdat niet alle gedragingen automatismen zijn. Er zijn eenvoudige taken en complexe taken. Juist de eenvoudige taken gaan ons makkelijker af, terwijl complexe taken ons moeilijker afgaan.
Waarom voelen we arousal?
Hierover zijn drie denkbeelden. Het eerste is vanuit een evolutionair standpunt. Deze zegt dat we arousal voelen, omdat een mens graag bij de groep wil horen aangezien dit betere overlevingskansen biedt. Het ‘bekeken worden’ zorgt er dus voor dat je taken goed uitvoert, zodat je in de groep wordt opgenomen/mag blijven. Het tweede punt gaat in op evaluatieangst. Dit wil zeggen dat wanneer een mens het idee heeft geëvalueerd te worden, hij dan op eenvoudige taken beter presteert. Als hij zich niet geëvalueerd voelt, dan heeft de groep geen effect op de prestaties van het individu. Het derde denkbeeld bevat het afleiding-en-conflicttheorie. Deze theorie stelt dat arousal wordt opgewekt door anderen, omdat er een conflict ontstaat: aan de ene kant wil men aandacht besteden aan de taak, maar aan de andere kant is men geneigd aandacht te besteden aan de anderen. Hierdoor gaan eenvoudige taken makkelijker (dit is al een automatisme), terwijl er onvoldoende aandacht is voor complexe taken, waardoor hier prestatieverslechtering optreedt.
Meedoen met de groep
In een groep kan iemand dus slechter of beter gaan presteren. Maar prestaties kunnen niet alleen verminderen door een groep, maar ook door de grootte van de groep. In een grote groep ben je onzichtbaarder en is het onduidelijker wat je bijdraagt aan het groepsproduct. Dit leidt tot motivatieverlies, oftewel social loafing.
Social loafing
Social loafing is dus motivatieverlies, doordat individuele verschillen niet meer/minder zichtbaar zijn en doordat een mens het idee heeft dat zijn bijdrage er minder toe doet (minder invloed op het eindresultaat). Hier kunnen twee aspecten een rol spelen:
- Het free-rider effect waarbij mensen het idee hebben gratis mee te kunnen liften op andermans inspanningen.
- Het sucker-effect waarbij mensen niet als enige de nodige inspanningen willen leveren om het eindresultaat te behalen.
Social loafing komt meer voor naarmate de groepstaak meer een optelsom is van de inspanningen van individuen. Hierdoor is de individuele prestatie minder zichtbaar. Denk bijvoorbeeld aan touwtrekken: je bent een mager persoon, weinig spieren, maar in een groep met allemaal grote, sterke kerels. In hoeverre heb je het idee nog echt een bijdrage te leveren? Waarschijnlijk heb je het idee dat het niet echt uitmaakt of jij echt meetrekt of gewoon doet alsof: jouw prestatie valt weg in de groepsprestatie. Ook taken waarin alleen de beste persoon telt werkt social loafing in de hand. Immers, als je al denkt niet de beste te zijn, waarom zou je je dan inspannen? Dit geldt tevens voor taken waarbij alleen de langzaamste persoon telt: waarom zou je dan harder werken dan nodig is? Dit is bijvoorbeeld het geval bij een hardloopwedstrijd waarbij je als groep binnen moet komen. Het heeft dan geen enkele zin om binnen 10 minuten binnen te zijn, terwijl een van de groepsleden er 15 minuten over doet.
Toch is de belangrijkste indicator de grootte van de groep. Ringelmann deed een test: hij liet mensen touwtrekken. Een individu had een trekkracht van gemiddeld 63 kilo, twee mensen 118 kilo (in plaats van twee keer 63 is 126 kilo) en drie mensen 160 kilo (in plaats van 189 kilo). Het bleek dat een groep van vier nog op 77% presteerde en een groep van acht zelfs nog maar 49%! Sindsdien wordt het omgekeerde effect tussen groepsgrootte en kwaliteit van prestaties het
Ringelmann-effect genoemd. Ditzelfde bleek te gelden voor onder andere schreeuwen, fietsen en het produceren van ideeën.
Andere redenen kunnen nog zijn:
- Als de kans dat we inspanning leveren overbodig is (denk aan de taak voor drie man met zes mensen uitvoeren)
- Als de groepscohesie laag is (mensen voelen zich niet verbonden met elkaar)
- Als het geen uitdagende taak is, maar een saaie taak
- Als er geen gevoel van betrokkenheid heerst
- Als groepsleden geloven dat anderen meeliften (zie ook sucker-effect).
Hoe kun je zorgen dat prestaties verbeteren in een groep?
Er zijn een aantal manieren waarop mensen goed blijven presteren. Allereerst kunnen alle taken ‘eenvoudige taken’ worden door ze te oefenen – ze worden dan meer een automatisme. Dan kunnen ze ook beter worden uitgevoerd in een groep, omdat er minder aandacht nodig is voor de taak. Andere zaken die prestaties kunnen verbeteren zijn:
- De positieve interdependentie vergroot worden. Dit houdt in dat groepsleden weten dat ze de taak niet voor elkaar krijgen zonder de anderen. Dit geldt bijvoorbeeld bij hardloopwedstrijden waarbij je als groep over de finish moet. Aanmoedigen van de langzaamste kan deze stimuleren tot grotere prestaties.
- Een gemeenschappelijk doel. Het team dat ziet welk doel ze allemaal voor ogen hebben, wil daar als team voor strijden. Dit wordt sociale interdependentie genoemd.
- Prikkels om goede prestaties te leveren. Dit kan bijvoorbeeld bereikt worden door competitie te leveren met een andere groep. Dit verhoogt tevens de groepscohesie. Ook dat is erg belangrijk voor de hechtheid van de groep en zorgt voor verbetering van individuele prestaties. Mensen willen immers hun best doen voor de groep.
- Prestaties moeten individueel herkenbaar blijven. Een individuele beoordeling door groepsgenoten en een autoriteit (denk bijvoorbeeld aan een docent) kan er daardoor voor zorgen dat prestaties verbeteren. Immers, het wordt in de bespreking direct duidelijk of je een goede of slechte prestaties levert en aangezien je niet wilt aangaan voor de groep, doe je daar je uiterste best voor.
Lees verder