Brainstormen: onsuccesvol en toch populair
Brainstormen is een techniek die erop gericht is om zo veel mogelijk ideeën te krijgen over een bepaald onderwerp. Vaak gebeurt dit in groepsverband. Volgens Alex Osborn, de grondlegger van brainstormen, is er één gouden regel: men mag elkaar geen negatief commentaar geven. In bedrijven is deze vorm van ideeën genereren mateloos populair. En ook op scholen krijgen scholieren en studenten er regelmatig mee te maken. Maar is dit brainstormen wel zo effectief?
Bedenkt een groep mensen meer ideeën tijdens een brainstormsessie dan één persoon afzonderlijk? Dat is een vraag waar al veel onderzoek naar is gedaan. Bedrijven en (onderwijs)instellingen lijken hiervan overtuigd. Ook het internet staat vol tips om tot een succesvolle brainstormsessie te komen. Toch blijkt uit onderzoeksresultaten het tegenovergestelde: brainstormen in groepsverband is helemaal niet zo succesvol. Diehl en Stroebe analyseerden in 1987 22 studies met betrekking tot dit onderwerp. Zij kwamen tot de conclusie dat individuen in de regel beter presteren dan een groep. Maar waarom is dit?
Social loafing
Om antwoord te kunnen geven op deze vraag moeten we eerst enkele begrippen uit de sociale psychologie nader bekijken. Het eerste begrip is social loafing. Dit begrip komt vaak naar voren bij onderzoeken naar groepsverbanden, en betekent eigenlijk gewoon ‘lummelen.’ Stel je een situatie voor waarin verschillende leden van een groep samen aan een opdracht moet werken: een groep studenten moet een werkstuk maken. Een bekend verschijnsel hierbij is dat er altijd studenten in een groep zijn die minder doen dan anderen. Dit kan verklaard worden door motivatieverlies, oftewel social loafing. Studenten kunnen dan minder motivatie hebben om twee redenen. Ten eerste hebben zij het idee dat hun persoonlijke prestaties minder worden opgemerkt, en ten tweede hebben zij het idee dat hun persoonlijke prestaties minder invloed hebben op het eindproduct.
Simpel gezegd: de studenten die minder bijdragen aan het werkstuk doen dit omdat zij bij zichzelf denken: ‘wat ik doe maakt toch geen verschil, niemand merkt dat op.’ Deze gedachtegang maakt het voor die studenten makkelijker om gewoon achterover te leunen en niets te doen. Hoe komen zij bij deze gedachtegang? Waarom hebben sommige leden in de groep het idee dat hun prestaties niet meetellen?
Free rider-effect en sucker-effect
De verklaring hiervoor kan worden gevonden bij twee soorten motivaties. De eerste wordt het free rider-effect genoemd. De lummelende studenten zijn in dit geval meelifters. Zij doen minder omdat zij kunnen profiteren van de inspanningen van anderen. De tweede motivatie wordt het sucker-effect genoemd. Dit is eigenlijk het tegenovergestelde van het free rider-effect: nu zijn de lummelende studenten bang dat anderen meeliften op hun prestaties, en daarom doen zij dus minder.
In de praktijk zou dit dus betekenen dat mensen beter opdrachten alleen kunnen maken dan in een groep. Tot deze conclusie komen ook de onderzoekers Karau en Williams in het jaar 1993. Zij bestudeerden 78 studies, en uit deze vergelijking kwam inderdaad naar voren dat mensen beter presteren wanneer zij individueel aan een opdracht werken dan wanneer zij dit in een groep moeten doen. Toch moet hierbij worden opgemerkt dat er onderzoeken zijn waaruit blijkt dat mensen wel beter presteren in een groep. Dit kan zo zijn doordat mensen willen compenseren voor de prestaties van anderen, omdat de groepsgenoten minder competenties hebben. Als we teruggaan naar het voorbeeld van de studenten die het werkstuk maken, dan betekent dit dat sommige studenten juist de neiging hebben om meer te doen, maar dan alleen omdat zij weten dat hun groepsgenoten niet zo goed zijn in dat vak. Die groepsgenoten kunnen niet goed presteren, er is geen sprake van onwil.
Terug naar brainstormen: want wat is nou de link met social loafing en het tegenvallende succes van brainstormen?
Brainstormen
Diehl en Stroebe lieten dus zien dat brainstormen in groepen minder succesvol is dan wanneer het door individuen gebeurt. Hiervoor zijn verschillende verklaringen.
De eerste verklaring heeft te maken met social loafing. Tijdens iedere brainstormsessie heb je meer actieve en meer passieve groepsleden. Die passieve groepsleden kunnen hierbij denken: “mijn ideeën worden toch niet goed gehoord of niemand merkt het op als ik wel goed mijn best doe.” Ook kunnen zij denken dat anderen er met hun ideeën vandoor gaan, en dat zij dus al het denkwerk voor de ander doen. Of juist het tegenovergestelde: zij verrichten zelf geen denkwerk, omdat de anderen dat al doen. Hier zie je dus dat social loafing, het free rider-effect en het sucker-effect niet alleen opgaan bij het samenwerken aan een opdracht, maar ook bij andere groepsprocessen zoals brainstormen.
Er zijn nog meer verklaringen. Zo kunnen groepsleden tijdens een brainstormsessie ook bang zijn om geëvalueerd te worden. In dat geval houd je je dus in, omdat je bang bent dat anderen jouw ideeën stom vinden. Je zit niet te wachten op die negatieve kritiek, dus daarom houd je liever je mond.
Een andere, veelgehoorde, verklaring is dat er tijdens brainstormsessies sprake is van interferentie. Stel dat jij deelneemt aan een brainstormsessie. Jij hebt een heel goed idee, maar eerst vertelt iemand anders zijn idee. Daarop wordt dan weer gereageerd door anderen, en ook jij ziet er wel wat in en gaat enthousiast meedenken hoe je het idee van die ander zou kunnen toepassen in de praktijk. Tegen de tijd dat er wel ruimte is voor jouw eerste idee, is de kans groot dat je dit weer bent vergeten. Er is dan sprake van interferentie: je werd afgeleid van jouw idee door de ideeën van anderen.
Maar waarom blijven mensen dan zoveel waarde hechten aan brainstormsessies, wanneer uit onderzoek is gebleken dat die helemaal niet zo zinvol zijn?
Illusie van groepsproductiviteit
Ondanks dat de onderzoeken laten zien dat brainstormen niet werkt, denken veel bedrijven daar anders over. Zij blijven er dan ook stug mee doorgaan. Er lijkt hier sprake van een illusie van groepsproductiviteit: hoewel blijkt dat groepen niet creatiever zijn in het bedenken van ideeën, blijven mensen denken dat dit wel het geval is. Zelfs wanneer mensen hebben deelgenomen aan een brainstormsessie, denken zij nog dat het succesvol was.
Het blijkt dat mensen hierbij een denkfout maken. Stel dat zij met een groep van vijf personen vijftien nieuwe ideeën hebben bedacht. Dat is een mooi aantal, en is logisch dat mensen hiermee tevreden zijn. Stel dat je daarna aan één van hen vraagt hoeveel ideeën hij in zijn eentje zou hebben bedacht, en hij zou vier zeggen. Dan lijkt het duidelijk toch? De vijftien ideeën van de groep zijn er meer dan de vier ideeën van die ene persoon, dus de groep was succesvoller. Hier wordt dan ook de fout gemaakt. Want vijftien ideeën met de groep betekent drie ideeën per persoon die bij de groepssessie zijn ingebracht. Wanneer iedereen individueel ideeën zou hebben bedacht, en iedereen zou tot die vier ideeën zijn gekomen, dan zouden er dus vijf maal vier ideeën zijn geweest. En dan zijn het er dus meer!
Een tweede reden waarom mensen het succes van brainstormen in groepsverband overschatten, is omdat zij hun eigen aandeel tijdens de brainstormsessie overschatten. Vaak denken mensen dat zij een idee hebben bedacht, maar is dit in werkelijkheid niet waar. Maar omdat het idee in groepsverband naar voren is gekomen en iedereen het erover heeft gehad, denkt men vaak dat zij ook aandeel hadden bij het bedenken van het idee.
Een derde reden waarom mensen het gevoel hebben dat de brainstormsessies inspirerend zijn, is omdat het minder opvalt wanneer mensen even geen idee hebben. De anderen praten wel door, en daarbij kun je dan ook nog aanhaken. Hierdoor vallen er zelden stiltes. Wanneer je alleen ideeën bedenkt is er altijd wel een moment dat je het even niet meer weet, en omdat je dan ook niet kunt aanhaken bij de ideeën van anderen, krijg je een vervelend gevoel. Een gevoel dat je bij de groepssessies niet hebt.
Brainstormsessies geven dus vaak een vals gevoel van inspiratie en succes, waardoor mensen de brainstormsessies in groepsverband ook onterecht als succesvol ervaren.