Hegemoniale Stabiliteitstheorie
De hegemoniale stabiliteitstheorie is een bekende theorie binnen de studie van de internationale betrekkingen. De theorie valt binnen het kader van de International Society theorie, maar de theorie past ook binnen de realistische stroming binnen het vakgebied internationale betrekkingen. De theorie heeft niet 1 grondlegger maar door accumulatie van onderzoek is de theorie echter wel wijdverspreid geaccepteerd binnen academische kringen.
We zullen eerst kort beschrijven binnen welke stromingen van de studie van internationale betrekkingen de theorie past, omdat men zo beter kan begrijpen wat de gedachtegang achter de theorie is. Na deze korte bespreking wordt uitgelegd wat de kern van de hegemoniale stabiliteitstheorie is.
International Society
International Society gaat er van uit dat de wereld bestaat uit een groot aantal landen die, doordat ze afhankelijk van elkaar zijn, samen een 'samenleving van landen' vormen. Landen zijn echter wel soeverein, de regeringen en staatshoofden van landen mogen zelf bepalen hoe zij reageren op internationale kwesties. International Society wilt echter wel benadrukken dat alle staten onderdeel zijn van hetzelfde statensysteem, en waarbij diverse staten bepaalde normen & waarden over kwesties delen waardoor zij toch een gemeenschap vormen. Ondanks onderlinge verschillen is er dus wel overeenstemming over de regels van het spel.
Systeemdenken binnen de internationale betrekkingen
International Society is een stroming binnen de studie van internationale betrekkingen die typisch gebaseerd is op systeemdenken. Systeemdenken gaat er van uit dat mensen nooit alleen op hun eiland zitten. Mensen vormen altijd groepen, ook wel 'systemen' genoemd. Of dat nou met je gezin is, of binnen je school, of binnen het internationale statenstelsel, we hebben allemaal verbindingen met elkaar en wat er dus gebeurt in de rest van de wereld heeft invloed op ons. Een systeem is gebaseerd op deze aanname, dat er meerdere spelers zijn met een bepaalde handelingsvrijheid die toch afhankelijk zijn van anderen en moeten reageren op gedrag van anderen. Binnen dit systeemdenken past de hegemoniale stabiliteitstheorie goed.
Realisme
De hegemoniale stabiliteitstheorie past ook goed binnen de realistische stroming binnen de studie van internationale betrekkingen. Het realisme is de stroming binnen internationale betrekkingen die zegt dat elk contact tussen landen gericht is op machtsvergroting. Elke land probeert ieder voor zich zo veel mogelijk macht ten op zichte van andere landen te krijgen. Gedeelde normen & waarden spelen hierbij geen rol, slechts of een relatie macht oplevert bepaalt of landen zaken doen met elkaar of niet. Deze nadruk op macht en emotieloze competitie is kenmerkend voor het realisme. Het realisme omarmt de hegemoniale stabiliteitstheorie omdat het een verklaring biedt voor de strijd die landen leveren om de beste te zijn in de wereld. Vanuit het realisme gezien zou de theorie dus verklaren waarom sommige landen veel macht hebben, en sommige landen weinig. De theorie past echter veel beter binnen de stroming van de International Society.
Hegemoniale Stabiliteitstheorie
De hegemoniale stabiliteitstheorie gaat uit van het principe dat elke wereldorde een of meerdere hegemonien moet hebben om de orde op aarde te bewaken. Binnen het huidige statenstelsel is dat Amerika, die voorlopig nog de meeste macht en invloed van alle landen in de wereld heeft. Er zijn echter mensen die zeggen dat landen als China, India en Japan steeds meer de rol van hegemoon binnen de wereld zullen overnemen, omdat deze landen nog groeien qua economie en invloed en de top van de groei in Amerika al bereikt is. Dit is echter een aparte discussie waar we hier niet verder op in zullen gaan.
Zo'n hegemonie moet aan een aantal kenmerken voldoen volgens de theorie:
- Een goede geopolitieke positie, vooral landen die vrij geisoleerd liggen met goede verbindingen naar zee maken een goede kans om hegemonie te bereiken omdat zij qua ligging al een voorsprong hebben op andere landen.
- De wil om te leiden, en de wl om een hegemoniale, leidende en bepalende positie in te nemen binnen de wereldorde
- Een goed functionerende, groeiende en dominante economie die economien van andere landen vergaand beinvloed.
- Een technologische leidersrol, leider op het gebied van innovatieve high-tech ontwikkelingen
- Een land met een rijke bron aan natuurlijke grondstoffen.
- Politieke kracht, dat wil zeggen via 'soft power', milde dwang, andere landen tot bepaalde keuzes kan dwingen
- Militaire kracht, dat houdt in dat het land een goed werkend en groot leger heeft wat indien nodig ingezet kan worden voor het eigen land of voor hulp aan anderen landen
Wordt aan al deze, of de meeste van deze kenmerken voldaan, en het land is bereid om zich voor de lange termijn vast te leggen als hegemoniale macht binnen het statenstelsel, dan is het waarschijnlijk dat dit land binnen de wereldorde de komende jaren voor de nodige stabiliteit zal zorgen. Dit doet het land door bijvoorbeeld als politieagent tussen landen op te treden. In tijden van conflicten tussen landen is het vaak handig om 1 land te hebben die zoveel macht heeft dat hij kan bepalen in wiens voordeel het conflict beslecht zal worden. Op deze manier worden lange oorlogen voorkomen.
Dit is in de kern de hegemoniale stabiliteitstheorie:
1 land, die op verschillende gebieden sterk genoeg is, neemt een leidende hegemoniale positie in en zorgt voor stabiliteit en orde binnen de internationale wereld. Voor veel landen, niet alleen het hegemoniale land zelf, is dit een gunstige situatie omdat elk land weet waar hij aan toe is en zich zo op de interne economie en de interne aangelenheden kan richten. Bij wegvallen van de hegemonie valt het kaartensysteem in 1 en zal een nieuwe leider uitgekozen moeten worden. Dit gaat vaak gepaard met machtsstrijd en oorlog.
Cyclustheorie
Binnen het denken over de hegemoniale stabiliteitstheorie bestaat ook nog de cyclustheorie. De cyclustheorie gaat er van uit dat hegemoniale periodes verlopen volgens bepaalde lange cyclussen. De hegemonie van een land zal dus binnen verloop van tijd aflopen en een ander land of andere landen zullen dan opstaan om de hegemonie over te nemen. Dit is wat we bijvoorbeeld zien met opkomende economien zoals China, India en Japan, waarvan sommige wetenschappers voorspellen dat een of meerdere van deze landen de hegemonie binnen de wereld over zullen nemen op termijn. Volgens onderzoeker Dan Cox, zou zo'n hegemoniale cyclus gemiddeld uit zo'n 70 a 100 jaar bestaan. Na deze periode vindt de ondergang van een hegemonie plaats en vindt er een wisseling van wacht plaats wat betreft de hegemonie binnen de wereld. Binnen deze cyclus is er sprake van opkomst, toppunt en verval, waarbij de hegemonie deze diverse fases doormaakt. Vaak vinden er oorlogen plaats aan het begin of einde van een cyclus.
Unipolariteit en multipolariteit
Binnen de wereldorde kan er een unipolair- of een multipolair stelsel zijn. Een unipolair stelsel is wanneer er 1 land is die de meeste macht heeft binnen de wereld, de hegemoon. Een multipolair stelsel is wanneer er 2 of meer landen zijn die elkaars macht in evenwicht houden. Een voorbeeld zijn de 2 hegemonien Amerika en Rusland die tijdens de Koude Oorlog elkaars macht in evenwicht hielden. Doordat de ene grootmacht nooit groter dan de andere grootmacht zal worden ontstaat er een evenwicht waarin landen kunnen floreren. Er zijn bronnen die zeggen dat Amerika en Rusland dit in die tijd expres deden, en dat ze precies wisten wat ze deden tijdens de Koude Oorlog. Een staat van multipolariteit kan rust en orde geven na een tijd van grote spanningen, zoals bijvoorbeeld een grote oorlog.
Amerika: een land in verval?
Amerika is momenteel de leidende hegemoon binnen het internationale statenstelsel. Dit komt vooral doordat zij na de Tweede Wereldoorlog de grote overwinnaar waren. In vergelijking tot andere geallieerde landen had Amerika relatief weinig gevallen soldaten en de economie had alleen maar geprofiteerd van de oorlog doordat economien in landen waar de oorlog fysiek plaatsvond compleet vernietigd werden gedurende de oorlog. Op die manier kon Amerika op economisch en militair gebied een hegemoniale positie verwerven, door bijvoorbeeld leningen uit te schrijven aan landen als Engeland, Duitsland en Nederland in ruil voor politieke steun en een internationaal beleid wat in het voordeel werkte van Amerika.
In het begin had Amerika nog te maken met Rusland, die ook als overwinnaar uit de oorlog kwam. Maar met deze grootmacht werd langzaam afgerekend gedurende de Koude Oorlog. Sommige wetenschappers zeggen dat Amerika nu langzaam zijn macht zal verliezen omdat langzaam het einde van de cyclus in zicht komt. Dit komt overeen met de praktijk, kijk maar naar de kredietcrisis die ontstaan is in Amerika en die Amerika voorlopig nog sterk zal verzwakken. Daarentegen zien we andere landen en bijbehorende economien die juist steeds sterker worden. Zo zijn China, India en Japan bekende landen die de omschakeling hebben weten te maken naar een florerende liberale economie. Volgens theoretici zullen grondstoffen en grote getalen werknemers steeds belangrijker worden en technologische kennis steeds minder belangrijk.
Of de voorspellingen van onderzoekers uit zullen komen zullen we de komende jaren zien.
Soft power en hard power
Binnen de internationale betrekkingen wordt er voorts nog het onderscheid gemaakt tussen 'soft power' en 'hard power'. De mate van soft of hard power bepaalt ook in grote maten welke landen uiteindelijk gezien zullen worden als hegemoon en welke landen als juist zwakkere staten op het gebied van internationale betrekkingen.
Soft power
Soft power is macht gebaseerd op zachte dwangmiddelen. Een land kan van een ander land iets gedaan krijgen, zonder te dreigen met militaire machtsmiddelen. Via verdragen en staatsbezoeken wordt een land gemasseerd in een bepaalde richting die gunstig is voor het land die deze soft power uitoefend. De mate waarin landen via soft power andere landen tot bepaalde keuzes kunnen bewegen zegt iets over de positie die zij innemen in het internationale statenstelsel. Een land met veel soft power momenteel is dus Amerika, die vaak bij internationale aangelegenheden zoals de oorlog tussen Israel en Palestina een mediation rol heeft en zo internationale conflicten in een bepaalde richting kan sturen.
Soft power kan ook worden afgedwongen omdat veel landen respect hebben voor een bepaald land. Ze voelen dan een overeenkomst met de normen & waarden van een land en zullen daardoor waarde hechten aan het oordeel van dat land.
Hard power
Hard power is macht gebaseerd op hardere maatregelen, zoals bijvoorbeeld dreigen met militaire interventies of geweldsmiddelen. Deze manier van machtsuitoefening is veel ouderwetser en is bijvoorbeeld terug te leiden tot de Eerste en Tweede Wereldoorlog waarbij er vooral gedreigd werd tussen landen onderling met militaire interventies. Maar ook toen al was er een mengeling met soft power, want landen als Engeland probeerden bijvoorbeeld voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog een oorlog met Duitsland te voorkomen door Duitsland wat dingen toe te staan op economisch en politiek gebied. Een beter voorbeeld is wellicht de Middeleeuwen waarbij zaken tussen rijken en kasteelheren vooral werden uitgevochten door middel van landslagen. Had een kasteelheer problemen met een andere kasteelheer, dan werd al snel het zwaard getrokken in plaats van dat er werd onderhandeld.
Tegenwoordig zien we steeds meer dat landen door middel van soft power conflicten proberen op te lossen in plaats van met meer desastreuze en gevaarlijke middelen (vaak ook voor de onschuldige burgers van een land) zoals militaire interventie en bombardementen. Vaak is dreigen al genoeg om een conflict te sussen. Let op, soms is dit echter niet het geval en moeten landen van zich afbijten om erger te voorkomen.
Lees verder