De Nacht van Wiegel
In de nacht van 18 op 19 mei 1999 stond de politiek op zijn kop toen een Eerste Kamer lid, Hans Wiegel, de invoering van een correctief referendum om zeep bracht. Een punt in het regeerakkoord van de twee kabinetten-Kok was dat er een correctief referendum zou komen. Voor D66 was dit punt erg belangrijk, omdat het immers één van de hoofdpunten was van de partij. De tegenstem van Hans Wiegel was er een teveel.
Wat gebeurde er in de nacht van Wiegel?
Het invoeren van een correctief referendum brengt een grondwetswijziging met zich mee. Men spreekt in gevallen als deze van een eerste lezing en een tweede lezing. De eerste lezing van het wetsvoorstel vond plaats in het eerste kabinet Kok. Het voorstel werd ingediend onder de naam: ‘Verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum’
Op 26 juni 1997 werd het voorstel voor de eerste keer bekeken door de Tweede Kamer. Er werd tegen gestemd door het CDA, de SGP, de GPV, de RPF , de Unie 55+ en kamerlid Hendriks ( ex-AOV’er). Omdat er echter genoeg mensen voor hadden gestemd werd het voorstel aangenomen. Omdat het ging over een verandering van de grondwet was een tweede lezing verplicht. De tweede lezing mag pas plaats vinden in een volgend kabinet. Daarom werd er tot na de verkiezingen gewacht.
Op 14 september 1998 werd er opnieuw een wetsvoorstel ingediend. De Tweede Kamer nam het voostel op 11 februari 1999 aan, waarbij het CDA, de SGP, de GPV en de RPF tegenstemden. Maar de meerderheid die nodig was, namelijk tweederde, werd gemakkelijk gehaald.
Het debat van de Eerste Kamer over het referendumvoorstel begon op 18 mei 1999. Van te voren wist men dat er geen enkele VVD’er tegen mocht stemmen, want dan zou de vereiste tweederde niet gehaald worden. Ook wist men dat er bij de vorige stemming 5 VVD’ers tegen hadden gestemd. Het betreffende voorstel werd door de toenmalige minister van Binnenlandse zaken verdedigd. Dat was minister Peper. Wiegel deed het woord voor de VVD-fractie. Hij gaf een aantal bezwaren tegen het correctief referendum. Dit is was hij gezegd heeft: “Voorstanders van het referendum als instituut -- en die zijn er ook in onze kringen -- beschouwen het referendum als een aanvulling op de vertegenwoordigende democratie, sinds jaren grondslag van ons parlementair en politiek stelsel. Maar rondziende in onze kring moet ik zeggen dat daar ook de oprechte overtuiging leeft dat het referendum een aantasting is van dit stelsel. Ik hoef niet te herhalen wat ik tijdens het debat in eerste lezing heb gezegd. Wij hopen dat zij die een andere opvatting hebben, dat kunnen begrijpen.”
Tijdens de schorsing van het debat werd er door VVD-leider Dijkstal en vice-premier Jorritsma, ook van de VVD, druk uitgeoefend op de VVD’ers in de Eerste Kamer omdat ze zeker wilden weten wie er allemaal voor zouden stemmen.
Ook premier Kok nam deel aan het debat nadat de tweede termijn van behandeling doorlopen was. Hij probeerde aan de Eerste-Kamerleden duidelijk te maken wat voor een consequenties een mogelijke verwerping van het voorstel zouden hebben.
Na de stemming echter, bleek dat er toch een senator teveel tegengestemd had. Dat was VVD’er Hans Wiegel.
De reactie van Paars II
De nacht van Wiegel veroorzaakte een crisis in het kabinet Paars II, dat bestond uit de VVD, de PvdA en D66. De leider van de VVD, Dijkstal, liet weten dat hij het teleurstellend vond dat het referendum werd afgewezen door de keuze van een VVD’er, maar hij vond het niet nodig dat het kabinet als gevolg hiervan opstapte. Wiegel wilde hij als persoon niets kwalijk nemen, maar als partijleider vond hij zeer jammer dat hij niet alle vijf de senatoren, die in eerste instantie tegen wilden stemmen, heeft kunnen overtuigen. Melkert, de PvdA-fractieleider vertelde dat hij zeer verbitterd was omdat het niet iedereen gelukt was zijn hoofd koel te houden. De Hoop Scheffer, de leider van het CDA, verwachtte duidelijk dat het kabinet af zou moeten treden en liet weten dat het CDA er klaar voor was mee te gaan regeren in een nieuw gekozen kabinet. D66 zelf reageerde ook. Thom de Graaf, de fractievoorzitter van D66 in de Tweede Kamer noemde het buitengewoon teleurstellend dat het voorstel na een discussie van 80 jaar nog steeds geen succes mocht hebben. De partijvoorzitter Tom Kok meldde dat het betreffende onderwerp in de hart en de ziel van elke D66’er zit. Omdat het er in een kabinet om draait dat je vecht voor je idealen, maar ook dat je afspraken maakt met je coalitiepartners, en hoe je dat doet, kon hij zich indenken dat veel leden van de partij zich af zouden vragen of D66 wel op haar plaats zat in dit kabinet. De fractievoorzitter van D66 in de Eerste Kamer, Eddy Schuyer ging er van uit dat de afwijzing het einde voor het kabinet-Kok zou betekenen.
D66 liet duidelijk zien dat zij de verwerping van het correctief referendum een kabinetscrisis waard vonden. Daarom schreef premier Kok een brief naar de koningin om het ontslag van de ministers en staatssecretarissen aan te bieden en bezocht haar vervolgens op 19 mei.
Op 20 mei vonden er gesprekken plaats tussen de drie partijen. VVD en PvdA wilden allebei proberen een val van het kabinet te voorkomen. Beide partijen hadden hier echter andere ideeën over. De VVD wilde verder regeren zonder de D66, maar de PvdA wilde dat D66 wel deel bleef uit maken van het kabinet. D66 zelf was wel bereid om over een eventuele lijmpoging te praten, maar zag niet zo veel mogelijkheden. Twee dagen later werd er een informateur aangewezen. Dit was Herman Tjeenk Willink, een prominent lid van de PvdA. Op 1 juni werd er door de fractievoorzitters van de drie partijen een overeenstemming bereikt. Er zou een voorstel voor een Tijdelijke referendumwet gedaan worden. Dit tijdelijke referendum zou een raadgevend referendum zijn, wat inhoud dat het niet bindend is. De overheid kan de uitslag van zo’n referendum dus negeren. Afgezien van het indienen van dit voorstel zou het kabinet opnieuw proberen om het correctief referendum alsnog aan te nemen. Door deze afspraken werd de crisis opgelost, zodat de ministers op 8 juni terug konden komen op het, door hen aangevraagde, ontslag.
Verdere informatie met betrekking tot het referendum
Zoals afgesproken werd er een voorstel ingediend voor de Tijdelijke Referendumwet. Dit gebeurde op 2 maart 2000. Het voorstel werd ongeveer een jaar later, op 6 februari 2001, aangenomen door de Tweede Kamer. De regerende partijen de VVD, D66 en de PvdA stemden voor, evenals de SP en GroenLinks. Ook de Eerste Kamer nam het wetsvoorstel aan. Tijdens de stemming, die gehouden werd op 4 september 2001, stemden dezelfde partijen en de Onafhankelijk Senaatsfractie voor. Maar weer was er een VVD’er die het er niet mee eens was. Dit was meneer Ginjaar. Deze tegenstem had verder niet veel invloed, want de meerderheid was er sowieso toch. De Tijdelijke Referendum wet is in werking getreden op 1 januari 2002 en drie jaar later, op 1 januari 2005 ontkracht. Dit was afgesproken bij het invoeren van de wet.
© 2009 - 2024 Niamh, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Paarse kabinetten 1994 - 2002Paars is een mengkleur tussen rood en blauw; de kleuren van respectievelijk de sociaal democraten en de liberalen. In de…