Het Griekse kiesstelsel en de evenredige vertegenwoordiging
Bij de Griekse parlementsverkiezingen van 2015 werd Syriza de grootste partij met 36,3 procent van de stemmen. In het parlement mochten ze daarna 149 van de 300 zetels bezetten. Met iets meer dan een derde van de stemmen werd bijna een absolute meerderheid in het parlement veroverd. Het Griekse kiesstelsel volgt duidelijk niet het principe van de evenredige vertegenwoordiging. In dit Griekse kiesstelsel is het mogelijk dat een partij met beduidend minder dan 50 procent van de stemmen toch een een absolute meerderheid in het parlement kan halen.
Het Griekse kiesstelsel
Bij de parlementsverkiezingen in Griekenland van januari 2015 haalde de party Syriza ongeveer 36,3 procent van de stemmen. Met dat percentage haalden ze bijna een absolute meerderheid in het parlement. Ze mochten maar liefst 149 van de 300 zetels innemen. In Nederland zou een percentage van 36 procent leiden tot ongeveer 54 zetels (een beetje afhankelijk van de verdeling van restzetels). De verdeling van de zetels in Nederland volgt dus het principe van de evenredige vertegenwoordiging; het aantal zetels correspondeert met het percentage behaalde stemmen. In Griekenland is dat duidelijk niet het geval.
Op twee manieren wordt in het Griekse stelsel van het principe van de evenredige vertegenwoordiging afgeweken. Ten eerste wordt, zoals in zoveel andere landen overigens, een kiesdrempel gehanteerd. Deze is gezet op 3 procent van de stemmen. Partijen die minder dan 3 procent van de stemmen ophalen, krijgen geen vertegenwoordiging in het parlement. Ten tweede wordt een bonussysteem gehanteerd. De partij die de meeste stemmen haalt, hoe klein ook het verschil met de andere partijen, krijgt een bonus van 50 zetels. Omdat het Griekse parlement bestaat uit 300 zetels, geldt het principe van de evenredige vertegenwoordig in feite alleen voor 250 van de 300 zetels.
Om de absolute meerderheid in het Griekse parlement te halen moeten dus 101 van de 250 zetels in de verkiezingen gewonnen worden. Met de 50 bonuszetels erbij komt men dan op 151 zetels. Men moet dus 40,4 procent van de stemmen halen om een absolute meerderheid in het parlement te krijgen. Syriza zat daar bij de verkiezingen van 2015 ongeveer 4 procent onder.
Motivatie voor het hybride stelsel
Het Griekse hybride kiesstelsel is ingevoerd om ook wanneer de stemmen zeer verdeeld zijn toch een politiek stabiele situatie te creëren. Door 50 zetels te geven aan de winnaar, ook al is die winst in percentages heel gering, krijgt een partij extra macht om een regering te vormen met voldoende steun in het parlement. In precies die situaties waarin dit stelsel voordelig kan zijn, laat het ook zijn nadelige kant zien. Wanneer de verschillen tussen partijen met het hoogste aantal stemmen gering zijn en het toeval een grote rol speelt bij de uitslag, dan zal dit systeem zulke toevals-effecten versterken. Het is maar de vraag of een land onder zulke condities de regering krijgt die het wenst. Niet de verdeling van de stemmen over de partijen bepaalt dan de politiek tot aan de volgende verkiezingen, maar het programma van de partij die min of meer toevallig de grootste is geworden.
Het huidige stelsel is voor het eerst gebruikt bij de Griekse verkiezingen van 2012. Het kiesstelsel dat nog werd gebruikt bij de verkiezingen van 2009 kende slechts 40 bonus zetels toe aan de grootste partij. De kiesdrempel bedroeg toen ook 3 procent.
Kwantificering van de afwijking van evenredige vertegenwoordiging
Griekenland is niet het enige land in Europa met een kiesstelsel dat afwijkt van het principe van de evenredige vertegenwoordiging. Italië bijvoorbeeld hanteert ook een bonussysteem voor de grootste partij. Alle landen die een kiesdrempel hanteren - Duitsland is daarvan een voorbeeld - of die een vorm van getrapte verkiezingen kennen, wijken ook van dit principe af.
Een manier om na te gaan hoe ernstig men van de evenredige vertegenwoordiging afwijkt is de Gallagher-index. Deze heeft een waarde van 0 als de zetelverdeling exact overeenkomt met de verdeling van stemmen. Dit zal in de praktijk nooit gebeuren omdat het aantal zetels nergens gelijk is aan het aantal stemmen. Naarmate de waarde van de index hoger wordt, is de afwijking van evenredigheid ook groter. Deze index is voor een aantal verkiezingen voor een aantal Europese landen bepaald. Kijkend naar de laatste verkiezing blijkt dat deze index voor Griekenland erg hoog is (in de buurt van de 14), maar desondanks niet het hoogste in Europa. Het Verenigd Koninkrijk, Italië, Frankrijk en Hongarije scoren om verschillende redenen hoger.
Nederland heeft na Denemarken de laagste waarde. In tegenstelling tot de Grieken, de Engelsen, de Fransen en de Hongaren wordt in ons land meer waarde gehecht aan een evenredige vertegenwoordiging dan aan een stabiele politieke situatie waarin eventueel minder recht wordt gedaan aan de mening van het volk.
Lees verder