Praten tegen/met kind: waar is het (niet) goed voor?
Veel volwassenen en oudere kinderen passen hun taalgebruik aan wanneer ze tegen kinderen praten. Dat wordt gezien als een vanzelfsprekendheid, maar ervaren kinderen dit zelf ook als prettig of profiteren ze er juist niet van? Dit artikel zet uiteen of 'child-directed speech' van toegevoegde waarde is of niet.
Wat is child-directed speech?
Child-directed speech (CDS), ook wel
baby talk of
motherese genoemd, is met eenvoudig en versimpeld taalgebruik tegen een kind praten. Met name volwassenen gebruiken deze methode om tegen een kind te spreken, maar ook oude kinderen hanteren CDS. Er wordt rustig gesproken, de zinnen zijn kort en grammaticaal gesimplificeerd, maar nog steeds correct. Ook wordt er overdreven duidelijk gearticuleerd, is het tempo van spreken langzaam en zitten er relatief grote pauzes tussen de woorden. Fonologisch lastige woorden worden niet gebruikt.
In Nederland wordt CDS veel gebruikt, maar er zijn culturen waar men het absoluut niet gebruikt. Er zijn zelfs culturen waar er bijna niet tegen kinderen gesproken wordt, maar waar de kinderen zich op taalkundig gebied toch ontwikkelen. De dominante opvattingen binnen culturen zijn hier debet aan: in Nederland wordt een kind overwegend gezien als iets kleins en hulpeloos, waardoor het veel in aanraking komt met CDS. Veel culturen in Afrika zien dat niet zo: men ziet kinderen daar niet zo kwetsbaar als hier, waardoor ze minder CDS te verwerken krijgen. Daarentegen worden ze doorgaans wel meer in het dagelijks leven betrokken, waardoor ze dus wel taalkundige input ontvangen.
Wat vindt het kind fijn?
Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat kinderen CDS prefereren boven het alledaagse taalgebruik van oudere kinderen en volwassenen. Een logisch en weinig verrassend resultaat: rustig uitgesproken en simpele zinnen zijn voor kinderen natuurlijk makkelijker verstaanbaar en begrijpbaar dan de standaardtaal. Toch betekent die uitkomst niet dat CDS een essentiële en onmisbare rol speelt in de taalontwikkeling van een kind. De hoeveelheid CDS varieert: ook kinderen die weinig in aanraking komen met CDS kunnen zich op taalkundig gebied prima ontwikkelen. De inhoud van het gesprek is zeker van belang, maar is wel ondergeschikt aan het feit dat de spreker toenadering zoekt (en wil behouden), waardoor het kind zijn aandacht op de spreker zal blijven vestigen.
Gezamenlijke aandacht
De rol van CDS lijkt vooral te zitten in het feit dat kinderen sneller reageren op CDS dan op de alledaagse taal. Hierdoor richt het kind zijn aandacht op de spreker, die daarna zijn of haar zegje kan doen en contact kan leggen met het kind. Die gezamenlijke aandacht is nodig om tot een kind door te dringen. Simpel gezegd is kwaliteit dus belangrijker dan kwantiteit. Veel praten tegen het kind betekent absoluut niet dat het kind zich sneller taalkundig zal ontwikkelen. 'Quality time' met het kind is véél belangrijker: wanneer u en uw kind de aandacht richten op het gesprek, zal het kind de informatie oppikken en zich de taal langzaam maar zeker zal toe-eigenen. Kinderen richten de aandacht op de belangrijke aspecten van de inhoud, wat voornamelijk de grammatica betreft. Wanneer een kind de zin 'Geef mij dat boek' te horen krijgt, heeft het kind door dat 'geven' een handeling (dus een werkwoord) is en 'dat boek' een object. Op deze manier vergaren kinderen steeds meer (grammaticale) kennis van taal en zal de ontwikkeling voortgestuwd worden.
Hoe leert het kind verder?
De taalontwikkeling van kinderen blijft een opvallend fenomeen. Er is sprake van een leerbaarheidspuzzel: kinderen weten méér over taal dan ze leren. Dit wordt ook wel de 'poverty of the stimulus' genoemd. Stimulus zijn de talige uitingen die kinderen ontvangen van ouderen. In die uitingen zijn vaak geen grammaticaal zeer ingewikkelde talige elementen aanwezig, maar kinderen weten wél relatief veel over lastige grammaticale zaken op jonge leeftijd. Kinderen zijn dus in staat om ingewikkelde grammaticale patronen te doorzien, zonder dat ze daar in onderwezen zijn.
Volgens Noam Chomsky, een taalkundige filosoof, duidt dit op het feit dat elk kind met 'Universele Grammatica' (UG) geboren is. Chomsky bedoelt hiermee dat elk kind het in zich heeft om een taal te leren. Hij ziet dat de processen hetzelfde verlopen: kinderen maken dezelfde fouten, maar fouten die verwacht worden, maken de kinderen juist niet. De ontwikkeling is wereldwijd gelijk; elk kind heeft kritische periodes: in die periodes moeten bepaalde grammaticale aspecten voldoende 'getriggerd' worden om de ontwikkeling te starten, waarna het kind zelf verdere stappen zal zetten.
Kortom: child-directed speech is een handig middel om de aandacht van het kind te trekken, maar is niet per definitie noodzakelijk. Het is wél noodzakelijk om voldoende 'quality time' met het kind door te brengen. Door de gezamenlijke aandacht zal het kind zich focussen op belangrijke talige informatie, die door de aanwezigheid van Universele Grammatica zichzelf verder zal ontwikkelen.