Hyperactief kind (ADHD): wat te doen bij druk gedrag, 8 tips
Hyperactief kind, mijn kind is zo druk, wat te doen? Hoe benader je een hyperactief kind? Elk kind, of het nu om een meisje of jongetje gaat, een peuter (1– 2 jaar), kleuter (3 – 5 jaar) of lagere schoolkind (6 – 11/12 jaar), is bij tijd en wijle druk en onrustig. Maar wat moet je als ouder als je kind voortdurend druk en impulsief is. Als je kind slecht luistert, zich moeilijk kan concentreren op het spelen of de uitvoering van een taak, snel wordt afgeleid, andere kinderen hindert als die wat aan het doen zijn en luidruchtig is. Aan de hand van het boek 'Kinderen en hyperactiviteit' van psychiater J.K. Buitelaar, zal dit onderwerp behandeld worden. Er zal vooral stilgestaan worden bij wat ouders zelf kunnen doen door praktische en concrete opvoedingstips en adviezen te geven.
Hyperactief kind /
Bron: Image Point Fr/Shutterstock.comHyperactiviteit werkt verstorend
Verschil hyperactief en druk
Ieder kind is wel eens druk, soms voor een langere periode. Dit kan samenhangen met de eisen die aan opgroeiende kinderen worden gesteld: netjes eten, zelfstandig eten, naar school gaan, maar ook nieuwe activiteiten vergen inspanning en kan tot druk gedrag leiden. Soms zijn er spannende, nare situaties die het kind uit evenwicht brengen, zoals een echtscheiding, het overlijden van een dierbare, verhuizing van een vriendje of vriendinnetje of het kind krijgt een andere leraar. Dan is het heel normaal dat het kind tijdelijk wat drukker is en z'n kont tegen de krib gooit. Duurt dit gedrag erg lang en is wil hij na maanden nog steeds slechts luisteren, dan zou er wel eens sprake kunnen zijn van hyperactiviteit.
Kan de ontwikkeling schaden
Hyperactiviteit kan de ontwikkeling van het kind negatief beïnvloeden. Het kind kan leerachterstanden oplopen omdat het zich niet goed kan concentreren op de taken waar hij zich voor gesteld ziet. Ook komt het sneller in conflict met zijn omgeving, zowel leerkrachten, leeftijdsgenootjes als zijn ouders en eventuele broers en zussen. Het drukke en impulsieve gedrag van het kind kan een goede motorische ontwikkeling in de weg staan. Deze kinderen hebben te weinig rust om te voelen hoe ze bewegen, waardoor ze vaak te laat zijn met bijsturen en corrigeren als er iets mis dreigt te gaan. Zo kunnen er problemen ontstaan met de uitvoering van motorische taken zoals schrijven, sporten, leren fietsen, leren zwemmen, spelen, etc.
Een vroege signalering van hyperactiviteit kan voorkomen dat het kind in een negatieve spiraal terecht komt. Niet alleen zijn omgeving maar ook het hyperactieve kind is er bij gebaat als hij geholpen wordt met zijn drukke, impulsieve gedrag.
Vóórkomen
Bij 2,7% van de kinderen van 2 tot 12 jaar rapporteerden de ouders dat er sprake was van ADHD-achtige symptomen.[1] Deze gegevens werden verzameld in de CBS-Gezondheidsenquête. Anno 2024 is de prevalentie bij jongens (4,2%) hoger dan bij meisjes (1,1%). Aan de ouders werden de volgende vragen gesteld:
- Mijn kind vertoont rusteloos gedrag, kan bijna nooit stil zitten.
- Mijn kind zit voortdurend te friemelen en te draaien.
- Mijn kind kan zich slechts kort op een bepaalde bezigheid richten.
De antwoordcategorieën luidden:
- niet van toepassing
- enigszins of soms van toepassing
- dat is duidelijk van toepassing
Als op alle drie vragen steeds werd geantwoord met 'duidelijk van toepassing', dan wordt gesteld dat het kind ADHD-achtige symptomen heeft.
Is er sprake van hyperactiviteit?
Vragenlijst
Het stellen van een diagnose is voorbehouden aan deskundigen. Ouders kunnen aan de hand van een vragenlijst die Buitelaar in zijn boek bespreekt wel beoordelen of er bij hun kind wellicht sprake is van hyperactiviteit, zodat ze met deze aanwijzing bij de hulpverlening kunnen aankloppen of kunnen uitzoeken wat een gepaste benadering is voor hun kind.
Beantwoord de vragen met:
- helemaal niet = 1 punt
- soms = 2 punten
- vaak = 3 punten
- heel vaak = 4 punten
Mijn kind:
- zit vaak te friemelen en te draaien;
- wil dat onmiddellijk aan zijn verlangens tegemoet wordt gekomen en raakt snel gefrustreerd;
- is rusteloos en overbeweeglijk;
- is snel opgewonden en/of impulsief;
- let niet op, is gemakkelijk afgeleid;
- maakt dingen niet af, heeft een korte aandachtsboog;
- huilt snel en vaak;
- vertoont storend gedrag ten opzichte van andere kinderen;
- heeft snelle en radicale stemmingswisselingen;
- heeft driftbuien en vertoont heftig en onvoorspelbaar gedrag.[2]
Bovenstaande situaties kunnen zowel thuis als op school spelen. Als het kind bij twee of meer van deze vragen 3 of 4 punten scoort, kan er sprake zijn van hyperactiviteit. Maar er kan ook sprake zijn van een andere gedragsstoornis, van verwend gedrag, emotionele verwaarlozing of een andere oorzaak.
Bijkomende gedragingen
Hyperactiviteit gaat vaak gepaard met agressiviteit, angst, motorische onrust en klunzigheid en in sommige gevallen zelfs met motorische - of geluidstics. Het schijnt dat circa drie op de honderd kinderen hyperactief zijn en het komt veel vaker voor bij jongens dan bij meisjes.
Omgeving
De omgeving is van invloed op het gedrag van het kind. Kinderen die opgroeien met veel structuur en ouders die hun kinderen leren hoe ze geconcentreerd en rustig aan een taakje kunnen werken of met een activiteit bezig kunnen zijn, zullen minder snel hyperactiviteit ontwikkelen.
Wat is hyperactiviteit?
Hyperactiviteit is een gevolg van een gebrek aan aandacht en van impulsiviteit. Hyperactieve kinderen laten zich voortdurend afleiden, zijn overbeweeglijk en handelen dikwijls zonder na te denken, alsof ze geen rem hebben en direct gehoor geven aan een impuls. Hyperactiviteit hangt samen met een lichte afwijking in de functie van de hersenen. Deze stoornis bij hyperactieve kinderen heeft voornamelijk effect op het aandachtsvermogen, het vermogen om ergens voor langere tijd de aandacht op te richten. Daarom wordt hypreactiviteit ook wel aangeduid met de term 'aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit', oftewel ADHD wat staat voor 'attention deficit hyperactivity disorder'.
Er is bij ADHD sprake van een combinatie van biologische - en psychosociale factoren. Een kind wordt geboren met aanleg voor ADHD (biologisch bepaald) en de omgevingsfactoren zijn van invloed op de mate waarin deze aanleg tot ontwikkeling komt. De omgeving veroorzaakt dus niet ADHD, maar kan het wel triggeren. Omgevingsfactoren zijn de opvoedingsstijl maar ook gebeurtenissen die het kind meemaakt. Een kind met aanleg voor hyperactiviteit die in chaos en structuurloosheid opgroeit, met slechte voeding en weinig liefde, heeft grotere kans ADHD te ontwikkelen.
Hoe om te gaan met een hyperactief kind?
Hyperactief gedrag is niet te genezen, maar gelukkig wel in goede banen te leiden. Buitelaar geeft vier algemene richtlijnen om hyperactief gedrag te beteugelen, welke aangevuld worden door een aantal andere:
- structuur;
- eenstemmigheid;
- haalbare eisen;
- leuke kanten stimuleren;
- consequent zijn;
- het beperken van prikkels;
- gewenst gedrag bekrachtigen; en
- instructies geven.
Creëer rust en regelmaat in het gezinsleven /
Bron: Wavebreakmedia/Shutterstock.com1. Structuur
Creëer rust en regelmaat in het gezinsleven, want dit is van kardinaal belang voor het hyperactieve kind. Breng structuur aan in het leven van je kind, hij kan het zelf niet doen. Zorg voor een duidelijke dagindeling met vaste tijdstippen voor terugkerende activiteiten zoals ontbijt, middageten, avondeten en het maken van huiswerk met vaste rustpunten. Ook is het van belang om tijd in te ruimen waarop het kind zijn energie kwijt kan en zich vrijelijk kan bewegen. Spreek met je kind de komende dag door, zodat hij weet waar het aan toe is en wat hem te wachten staat. Dit voorkomt onrust, hetgeen een goede voedingsbodem is voor hyperactief gedrag.
Geef steeds duidelijkheid en structuur. Zeg niet: "We gaan nu eten." Maar zoek aansluiting bij het kind en geef van tevoren helder aan wat er te gebeuren staat. Zeg bijvoorbeeld tegen het kind: "Jij bent nu ergens mee bezig en dat is prima, maar over tien minuten gaan we eten."
Hyperactieve kinderen kunnen vrijheid nauwelijks aan en daarom doen de ouders er verstandig aan om duidelijke regels te stellen en het kind niet te veel vrijheid en verantwoordelijkheid te geven. De ouders moeten duidelijk en ondubbelzinnig zijn in wat wel en niet mag en welke beloning of straf er tegenover staat. Maak zo min mogelijk uitzonderingen, want dat geeft onduidelijkheid en ruis, hetgeen hyperactiviteit in de hand werkt. Doch geef het kind ook niet te weinig vrijheid, zodat het zich gevangen voelt en geen ruimte heeft zich te ontwikkelen. Het is zoeken naar een juist evenwicht.
2. Eenstemmingheid van ouders
De ouders dienen in hun benadering van het hyperactieve kind op één lijn te zitten. Dit geeft duidelijkheid aan het kind, die anders de ouders tegen elkaar uit zal proberen te spelen. Vader en moeder moeten laten merken dat ze achter de benadering van de ander staat als deze het kind toespreekt of straft.
Val je partner nooit af waar je kind bij is. Bespreek meningsverschillen of verschillen in opvoedingsstijl in alle rust onder vier ogen. Kies daarvoor een geschikt moment wanneer je beide de tijd hebt en niet gestoord kunt worden. Geef je kind niet ongewild de gelegenheid een wig tussen jou en je partner te drijven.
3. Haalbare eisen stellen
Aan kinderen kunnen niet vroeg genoeg eisen worden gesteld, ook aan hyperactieve kinderen. Op deze manier leren ze verantwoordelijkheid te dragen. Een kind kan zelf zijn speelgoed opruimen, zijn bed opmaken of zijn jas ophangen aan de kapstok als hij thuiskomt. Als kinderen niet leren dat ze hun eigen spullen en rommel moeten opruimen, zullen ze zich ontwikkelen tot vervelende, onuitstaanbare volwassenen die verwachten dat anderen het vervelende werk voor hen opknappen.
Stel altijd concrete en haalbare eisen aan het kind. Concreet betekent 'in termen van gedrag'. Voorbeelden:
- ik wil dat je nu je jas ophangt.
- ik wil dat je nu je kamer opruimt.
- ik wil dat je nu alvast kleding uitzoekt om morgenochtend aan te trekken.
4. Leuke kanten benadrukken
Hyperactieve kinderen zuigen vaak de energie uit je lijf en als ouder roep je soms de hele dag: "Doe dat niet, ophouden, stoppen daarmee" en zo voort. Op een gegeven ogenblik ben je dan alleen nog maar bezig met mopperen en corrigeren en let je alleen nog maar op het drukke, onuitstaanbare, negatieve gedrag. Probeer ondanks alles toch de positieve kanten van je kind te zien. Moedig hem aan deze kanten te ontwikkelen en stimuleer hem in het ontplooien van zijn hobby's. Probeer tegenover iedere correctie een positieve opmerking te plaatsen, liefst meerdere. Positieve bekrachtiging is van kardinaal belang. Een hyperactief kind kiest er niet voor om druk en impulsief te zijn. Hij ís het. Probeer hem daarom zo veel als mogelijk te helpen en te ondersteunen. Laat blijken dat je onvoorwaardelijk van hem houdt.
5. Consequent zijn
Het is inmiddels een gemeenplaats geworden, maar consequent zijn is bij hyperactieve kinderen een
must, maar o zo moeilijk! Houd te allen tijde in je achterhoofd dat negen keer 'nee' zeggen op een bepaalde vraag of eis van je kind dat doordramt en de tiende keer toegeven met een 'ja', de beste bekrachtiger is van het gedrag van je kind. Het leert daarmee namelijk dat de aanhouder wint. De ouder die niet consequent is, leert daarmee het kind dat het met doordrammen uiteindelijk zijn zin kan krijgen.
6. Het beperken van prikkels
Hyperactieve kinderen reageren dikwijls op alle prikkels die op hen afkomen. Ze kunnen moeilijk prikkels selecteren en uitsluiten. Geuren, geluiden, bewegingen, licht: ze reageren werkelijk op alles. Dit vermindert het concentratievermogen aanzienlijk. Het is daarom van belang dat je het aantal prikkels in huis zo veel als mogelijk reduceert. Zorg voor een opgeruimd huis, zeker in de ruimtes waar je kind vaak verblijft zoals de eetkamer, huiskamer en zijn slaapkamer. Ook een opgeruimde tafel waaraan je kind zijn huiswerk maakt en activiteiten verricht is belangrijk. Doe tijdens het eten de radio, televisie en computer uit. Beperk het aantal prikkels in huis drastisch.
7. Straf zo min mogelijk en bekrachtig gewenst gedrag zo veel mogelijk
Twee soorten straf
Er worden twee soorten straf onderscheiden:
- positieve straf; en
- negatieve straf.
Het gaat er bij straf om dat ongewenst gedrag afneemt. De woorden positief en negatief zijn in dit verband geen waardeoordelen, maar hebben te maken met iets toevoegen (positief) of iets wegnemen (negatief). Positieve straf is het toedienen van een onaangename stimulus (prikkel), zoals een draai om je oren, een afkeurende blik of harde woorden. Een negatieve straf is het wegnemen van een aangename stimulus, zoals het inhouden van zakgeld, geen snoep krijgen, een tijdje niet achter de spelcomputer mogen of het kind onttrekken aan het groepsgebeuren doordat het thuis moet blijven of in de hoek moet staan. Straf heeft de bedoeling om gedrag te doen verdwijnen.
Straffen is niet effectief. Gedrag dat bestraft wordt keert terug en je moet steeds harder straffen om het wangedrag te bestrijden. De straf heeft een beperkte werkzaamheid en de invloed van de straf - de afschrikwekkende werking - wordt minder naarmate de tijd verstrijkt. Het bekrachtigen van gewenst gedrag is effectiever en heilzamer. Je bereikt veel meer met het bekrachtigen van gewenst gedrag dan met het straffen van ongewenst gedrag. We staan hier vaak niet bij stil, omdat we gewenst gedrag als vanzelfsprekend beschouwen. Dat moeten we niet doen, vooral niet bij hyperactieve kinderen. Vraag jezelf eens het volgende af: 'Wanneer heb ik mijn kind voor de laatste keer een compliment gegeven of gezegd dat hij iets goeds deed?' Zorg ervoor dat je zeker een paar keer per dag het positieve gedrag van je kind bekrachtigd en dit blijft doen!
Nog een aantal tips over bekrachtigen en straffen
- De bekrachtiging moet direct na het gewenste gedrag gegeven worden, zodat het verband tussen het gedrag en de bekrachtiger duidelijk is.
- Straf moet direct na het ongewenste gedrag gegeven worden. Uitgestelde straf is niet effectief, omdat de associatie tussen de straf en het ongewenste gedrag dan geheel ontbreekt.
- Een straf mag nooit met een bekrachtiger geassocieerd worden. Nadat je je kind hebt bestraft, moet je het niet weer direct troosten. Hierdoor volgt na de straf een beloning en gaat het effect van de straf verloren.
- Negatieve straf is effectiever dan positieve straf.
- Het kind onttrekken aan het groepsgebeuren (een time-out) werkt alleen als je een goede relatie hebt met het kind. Na de time-out is het belangrijk om terug te komen op het incident en de situatie met je kind te bespreken zodat het lering eruit kan trekken.
- Straf moet altijd hand in hand gaan met bekrachtiging van gewenste gedragingen, zodat het kind weet welk gedrag hij wél moet vertonen (zie de gedragsinstructie bij punt 8).
Er zijn
meer do's en dont's met betrekking tot straffen en bekrachtigen van gedrag.
8. Instructies geven
Soms draait een kind met hyperactiviteit door van de tomeloze energie die hij heeft en is het noodzakelijk dat de ouder hem met een gedragsinstructie laat stoppen en hem op een ander spoor zet. Uit zichzelf doet hij dat niet. Ontdek wat werkt voor jouw kind. Ga met het hyperactieve kind een wandeling maken, hardlopen of sporten. Laat hem in bad of onder de douche gaan om te ontspannen. Ga samen koken of een cake bakken.
Het is van belang dat de ouder het kind niet vraagt om met zijn drukke gedrag te stoppen of gebiedt hiermee te stoppen, want dat is een onduidelijke en negatieve opdracht. Ook weet het kind niet wat hij als alternatief moet doen. Geef hem daarom een duidelijke gedragsinstructie.
We nemen als voorbeeld dat je kind in de woonkamer op de bank springt en jij wilt dat niet hebben. Maak allereerst oogcontact, ga niet vanuit een aangrenzende kamer roepen naar je kind. Het kind beseft dan niet dat het je ernst is en bovendien weet jij niet of hij je begrepen heeft. Zeg dan de naam van je kind. Kijkt hij je niet aan, zeg dan zijn naam en zeg vervolgens luid en duidelijk: "Ik wil dat je mij aankijkt. Kijk me eens aan." Of woorden van gelijke strekking. Niet vragen of hij je wil aankijken, want op een vraag kan hij 'nee' zeggen en dat is niet wat je wilt bereiken. Ook klinkt een vraag weifelend en weinig doortastend, het maakt geen indruk op een kind dat in een orkaan van energie zit.
Positief beginnen
Kijkt hij je aan, begin dan positief door te zeggen wat je goed vindt: "Ik vind het prima dat je springt". Er is immers op zich niets mis met springen. Door dit te zeggen laat je aan je kind merken dat hij niet per se verkeerd gedrag vertoont. Hij kan het alleen beter ergens anders doen of op een andere manier.
Wat wil je niet en wat wil je wel
Zeg daarom daarna wat je niet wilt, waarom niet en vervolgens wat je wel van hem wilt. Alleen zeggen 'ophouden ermee' is volstrekt onvoldoende, want waarmee moet hij ophouden? Misschien is hij ook wel aan het gillen, moet hij dan stoppen met springen of met gillen? Geef ook aan waarom je het niet wilt, dat maakt het voor je kind gemakkelijker en begrijpelijker om met dat gedrag te stoppen. Zeg ook wat je wel wilt dat hij gaat doen. Hyperactieve kinderen moet je niet alleen begrenzen, maar ook structureren. Anders bestaat de kans dat hij een andere 'verboden' bezigheid zoekt om zijn energie kwijt te raken.
Afsluiten
Sluit af met de woorden: "Heb je het begrepen" of "Oké"?
Samengevat
Uitgewerkt in een zin kan het als volgt klinken: "Willem, ik vind het prima dat je wilt springen. Ik wil niet dat je dat op de bank doet, dan gaat hij stuk. Ik wil dat je naar buiten gaat en op de trampoline in de tuin gaat springen. Heb je dat begrepen?"
Een gedragsinstructie die op deze wijze wordt uitgevoerd heeft de volgende voordelen:
- het kind wordt gezien doordat hij met zijn naam wordt aangesproken;
- het kind beseft dat hij niet per se verkeerd gedrag vertoont, maar hij kan het beter ergens anders doen of op een andere manier;
- hij weet waarom hij niet niet mag doen;
- het kind weet wat hij wel kan gaan doen;
- de ouder weet of hij het begrepen heeft; en
- het kind wordt positief bejegend en aangesproken, hij mag er zijn!
In het begin zal het gekunsteld overkomen als je zo'n gedragsinstructie opzegt en kan het moeilijk zijn te bedenken waarom iets niet mag. Maar het went vanzelf. Op den duur komt het vloeiend en als vanzelf over je lippen.
Onthoud goed: Duidelijkheid geeft veiligheid en veiligheid creëert rust.
Kleurstoffen en conserveermiddelen maken van rustig kind een hyperactief kind
Kleurstoffen en conserveermiddelen worden al geruime tijd geassocieerd met hyperactief gedrag bij kinderen. Diverse studies hebben aangetoond dat kleurstoffen en conserveermiddelen kinderen met aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD) hyperactiever maken. Onderzoek uit 2007 heeft voor het eerst aangetoond dat kleurstoffen en conserveermiddelen hyperactief gedrag kunnen veroorzaken in de algemene populatie.[3] De gebruikte concentraties kleurstoffen en conserveermiddelen zijn echter hoog en door de toepassing van mixen is niet te achterhalen welke toevoeging het effect heeft veroorzaakt. Verder onderzoek is derhalve gewenst.
Noten:
- Volksgezondheid en zorg. Prevalentie van ADHD-achtige symptomen bij kinderen. https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/adhd/cijfers-context/huidige-situatie#node-prevalentie-van-adhd-achtige-symptomen-bij-kinderen (ingezien op 4-1-2022)
- Dr. J.K. Buitelaar: Kinderen en hyperactiviteit; Kosmos-Z&K Uitgevers BV, Amsterdam, tweede herziene druk 1996, p11.
- McCann D, Barrett A, Cooper A, Crumpler D, Dalen L, Grimshaw K, et al. Food additives and hyperactive behaviour in 3-year-old and 8/9-year-old children in the community: a randomised, double-blinded, placebo-controlled trial. Lancet 2007;370:1560-7.
Lees verder