Het vierfactorenmodel om probleemgedrag te verklaren

Het vierfactorenmodel om probleemgedrag te verklaren Er zijn veel factoren die een rol spelen in het ontstaan van probleemgedrag van kinderen. Als je een oplossing zoekt en probleemgedrag wilt omzetten naar gewenst gedrag is het belangrijk om grip te krijgen op de mogelijke factoren. Door zo objectief mogelijk naar de situatie te kijken kun je handvatten voor verandering vinden. Een kader kan helpen. Het vierfactorenmodel van Barkley biedt zo'n kader waarmee je kunt onderzoeken hoe probleemgedrag ontstaat en hoe je het kunt veranderen.

Hoe ontstaat probleemgedrag

Probleemgedrag ontstaat niet zomaar. Er zijn veel factoren op van invloed. Om toch een beetje houvast te hebben als ouder/opvoeder en zo objectief mogelijk, los van alle emoties, te kunnen kijken naar het probleemgedrag en de oorzaken ervan, kun je het vierfactorenmodel als kader gebruiken. Dit vierfactorenmodel is door Barkley (1998) opgesteld en laat zien welke factoren van invloed zijn op probleemgedrag en welke wisselwerkingen er zijn. Door als ouder(s) of andere opvoeders/zorgverleners zo mogelijk samen met het kind / de jongere dit model in te vullen, kun je rustig bekijken of je een ingang ziet voor verandering van het probleemgedrag.


Probleemgedrag

In het midden van het model zet je het (probleem)gedrag. Dit kan het gedrag zijn waar je als ouders last van hebt, maar het kan ook ingegeven worden door het kind of de omgeving (zoals school). Probeer zo concreet mogelijk dit gedrag te formuleren. Dan baken je af waar het precies om gaat. Vervolgens vul je de (elkaar ook wederzijds) beïnvloedende factoren in. Het gaat hierbij om risico-factoren, maar ook om beschermende factoren, dus niet alleen de negatieve, maar ook de positieve kenmerken:
  • Kind
  • Ouder
  • Omgeving
  • Opvoeding

Alles heeft invloed op het ontstaan, het in standhouden van het probleemgedrag of biedt een mogelijke oplossing om het gewenste gedrag te bereiken. Zo trek je als het ware de kluwen van het probleemgedrag uit elkaar, wat hoort bij wat, zodat je helder krijgt waar het om gaat en wat er aan de hand is bij dit specifieke (probleem)gedrag.

Kindkenmerken

Welke kenmerken en eigenschappen van het kind dragen bij aan het probleemgedrag. Welke kindfactoren zorgen ervoor dat het standhoudt of bieden juist bescherming tegen het probleemgedrag? Wat zijn positieve en negatieve eigenschappen van je kind?

Is je kind hoog- of juist laagbegaafd en heeft je kind daarom moeite aansluiting te vinden met andere kinderen? Is je puber altijd op zoek naar z'n grenzen, naar spanning, ofwel een echte thrillseeker? Kan hij of zij zich niet goed concentreren en mist het daardoor veel van de instructie? Zorgt zijn of haar temperament ervoor dat je kind vaker woedebuien heeft? Heeft je puber een goed zelfbeeld of is hij of zij erg onzeker? Kan de koppigheid reden zijn voor aanvaringen met docenten? Ontwikkelingsproblemen zoals autisme en ADHD kunnen ook een factor zijn in het ontstaan van probleemgedrag. Ook lichamelijke beperkingen kunnen zorgen voor onder meer frustraties. Het gaat niet om een (ver)oordeel. Of om iemand of iets de schuld te geven. Het gaat erom zoveel mogelijk kenmerken te benoemen die mogelijk van invloed zijn op het probleemgedrag. Vervolgens betekent dit niet dat je alles moet of kan veranderen. Sommige kindkenmerken liggen vast, zijn aangeboren of om een andere reden een factor om rekening mee te houden. Als je dat weet, dan kun je misschien wel de verwachtingen van jezelf en je omgeving laten aansluiten bij het kind. Ook dat kan een positief effect hebben op het probleemgedrag.

Daarbij is het belangrijk om rekening te houden met de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind. Kijk hier ook goed naar wanneer je het probleemgedrag beschrijft en beoordeelt: een vierjarig druk kind is heel anders dan een drukke tiener. Door kennis van de (typische) ontwikkeling van kinderen kun je het probleemgedrag van het kind beter inschatten.

Positieve kindkenmerken kunnen ook helpen bij de oplossing. Een kind voor wie geldt 'afspraak is afspraak' kan misschien niet goed omgaan met wisselende situaties en is waarschijnlijk niet erg flexibel. Dat is misschien teveel gevraagd. Maar je kunt wel goed samen gezinsregels afspreken waar iedereen binnen het gezin zich aan moet houden. Dat kan al bijdragen aan een oplossing voor het probleemgedrag.

Als het moeilijk is om kenmerken te benoemen, schrijf dan het gedrag dat je ziet op of geef een concreet voorbeeld. Als je puber te veel alcohol drinkt, kun je hier bijvoorbeeld signaleren dat ze erg gevoelig is voor groepsdruk. Omdat haar twee vriendinnen tijdens het uitgaan zoveel drinken, drinkt zij zelf ook veel, terwijl zij er bijvoorbeeld beroerd van wordt en haar vriendinnen niet. Mogelijk biedt dat een ingang voor verandering.

Ouder- en gezinskenmerken

Ieder kind is anders, maar ook iedere ouder is anders. En de wisselwerking is ook elke keer weer anders. De ene keer voel je elkaar zo aan, de andere keer gaat het wat moeizamer om elkaar te begrijpen. De ene ouder zal begrijpen (want herkennen) waarom een kind steeds te laat komt, de andere ouder heeft er moeite mee wanneer een puber heel emotioneel reageert (misschien juist omdat hij het niet gewend is van zichzelf).

Wat voor persoonlijkheid en temperament heb je als ouder? Ben je geduldig? Ben je misschien net zo druk als je kind? Is er misschien sprake van een lichamelijke of psychische beperking? Is er momenteel veel stress in je leven? Problemen op het werk of scheidingsperikelen kunnen een negatieve invloed hebben op je functioneren als ouder. En kunnen daarmee rechtstreeks of indirect invloed uitoefenen op het probleemgedrag. Als je je sneller ergert aan je kind, kan je kind daardoor onzeker worden of boos.

Als je alle kenmerken en eigenschappen van jezelf als ouder of opvoeder op een rijtje zet, zie je misschien meteen aanknopingspunten voor verandering. Stel dat je wat minder kritisch zou zijn, zou dat je kind misschien net wat meer ruimte geven, zodat hij mogelijk minder opstandig gedrag op school laat zien?

Omgevingsfactoren

Alle situaties rondom jullie als kind en ouders die van invloed kunnen zijn op het gezin noemen we omgevingsfactoren. Wat vraagt de school van je kind? Hoe sluit het aan bij het kind? Wordt de puber overvraagd of juist ondervraagd? Zijn er clubjes waar je puber zijn of haar energie kwijt kan? Hoe bevalt het huis waarin wordt gewoond? Wat is de financiële situatie? Hoe is de buurt waarin jullie wonen? Zijn er conflicten, met buren of school? Of is het contact juist heel prettig? Alle antwoorden op deze vragen schetsen een beeld van de omgeving waarin ouders en kind leven en wat de invloed ervan op hun persoonlijkheid en gedrag en het probleemgedrag van het kind is.

Opvoedingsfactoren

Hoe reageren de ouders, bewust of onbewust, op het probleemgedrag en op het gewenste gedrag? En waar komt deze reactie vandaan? Hoe ziet de opvoeding eruit? Wat voor opvoeding willen de ouders hun kind geven?

Er worden vier opvoedingsstijlen onderscheiden, afhankelijk van de mate van sturing en responsiviteit of betrokkenheid:
  • democratisch/autoritatief: ouders zijn betrokken en warm, geven grenzen aan als ondersteuning voor hun kind en respecteren hun kind als autonoom persoon. Wat zegt een ouder met deze opvoedingsstijl tegen een kind dat moet gaan slapen? "We hebben afgesproken dat 21 uur je bedtijd is. En morgen heb je nog een toets ook, dus genoeg slaap is dan extra belangrijk. Het is nu tien voor negen, dus houd er rekening mee dat je bijna gaat slapen."
  • autoritair: ouders zijn bepalend met een duidelijke structuur, en hechten veel waarde aan orde en discipline, maar stemmen niet af op hun kind en hebben moeite hun genegenheid te tonen. "Het is 21 uur. Bedtijd, jongedame!".
  • toegeeflijk/permissief: ouders uiten hun genegenheid, maar houden geen controle of supervisie over hun kinderen en geven geen of te weinig grenzen aan. "Het is al kwart over negen geweest. Wil je al naar bed toe?".
  • verwaarlozend/laissez-faire: ouders zijn weinig betrokken bij hun kind en geven geen grenzen aan. "Als je in je ogen zit te wrijven, kun je beter naar bed gaan.".


Als er twee ouders in het gezin zijn (of als er twee gezinnen zijn waarin het kind woont), wil dit niet zeggen dat zij per se dezelfde opvoedingsstijl hebben. En dat hoeft ook niet. Zolang elke ouder consistent is in zijn of haar opvoedingsstijl, weet het kind waar het aan toe is. Daarbij is het afspreken van een aantal basisregels wel belangrijk. Ook dat geeft een kind structuur en veiligheid. Juist voor kinderen die op ontdekkingstocht willen en nieuwsgierig zijn naar de wereld om hen heen, geeft dat houvast. Natuurlijk past de ene opvoedingsstijl beter bij het ene kind dan bij het andere. Zoals ook de ene of de andere opvoedingsstijl natuurlijker zal aansluiten bij de ouder(s). En uit onderzoek blijkt dat de sociale ontwikkeling het meeste baat heeft bij een democratische/autoritatieve opvoedingsstijl. Maar het gaat hier niet om oordelen. Als een kind veel structuur nodig heeft, maar opgroeit bij ouders die erg toegeeflijk zijn in hun opvoeding, kan dit mogelijk tot gedragsproblemen leiden. Dan is het goed om te kijken of een verandering in opvoedingsstijl, naast mogelijke andere aanpassingen, het gewenste gedrag laat zien.

Wat kun je veranderen?

Als het vierfactorenmodel helemaal is ingevuld, ga je als ouders/opvoeders kijken waar de crux zit. En waar je invloed op kunt uitoefenen. Daar horen overleg en afstemming bij. Als blijkt dat je puber zich overvraagd voelt op school, dan kun je in gesprek met school kijken wat eraan kan worden gedaan. Als de financiële situatie thuis zorgt voor spanningen waarop je kind met probleemgedrag reageert is het goed om te kijken of je daar iets aan kunt (laten) doen.

Sommige kindkenmerken laten zich gemakkelijker veranderen dan andere. Een aanleg om snel boos te worden is moeilijk aan te pakken, maar de manier van boos worden wèl. Soms is het al fijn dat je je bewust bent van het effect van bepaalde kenmerken. Dat inzicht kan al een eerste stap zijn richting verandering.

Wat als je het probleem toch nog niet helder hebt?

Als je alles in kaart hebt gebracht kan het soms nodig zijn om het probleemgedrag nog meer helder te krijgen. In welke situaties doet het zich voor? Hoe vaak? En met welke intensiteit? Dan is het invullen van een ABC-observatieschema, ook wel een Situatie-Gedrag-Gevolg-schema handig. Zo kom je steeds, stapje voor stapje, dichter bij de oplossing.

En mocht je er toch niet alleen of samen uitkomen, dan kun je professionele hulp inroepen. Dat kan een Ouder-kindteam zijn van een gemeente, de huisarts of een andere professional. Als je in gesprek blijft om je kind te helpen en om hulp blijft vragen, weet je zeker dat ooit iemand je zal horen. En zal luisteren.
© 2018 - 2024 Sage, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Gedragsproblemen bij lichamelijke handicapMensen met een lichamelijke handicap hebben soms veel moeite om hun handicap te accepteren. Sommigen zijn hier toe nooit…
Omgaan met probleemgedragAls je in de zorg werkt krijg je te maken met probleemgedrag. Of je nou met jonge kinderen werkt, met pubers of bejaarde…
Gedragsproblemen bij kinderen aanpakken met het ABC-modelGedragsproblemen bij kinderen aanpakken met het ABC-modelIeder kind doet wel eens vervelend. Hij of zij luistert niet, hangt de clown uit als het echt niet kan of blijft maar bo…
Wanneer is er sprake van probleemgedrag?Wanneer is er sprake van probleemgedrag?Wanneer kan je zeggen dat iemand probleemgedrag vertoont? Vaak wordt probleemgedrag gelinkt aan 'abnormaal' of zichtbaar…

Selectief eten en autisme: wat is het verband?Selectief eten en autisme: wat is het verband?Sommige kinderen lusten alles of bijna alles. Veel kinderen zijn kieskeuriger of hebben een periode waarin ze meer selec…
Babysignalen: stimuleer de ontwikkeling van je jonge babyBabysignalen: stimuleer de ontwikkeling van je jonge babyAlle baby’s ontwikkelen zich in hun eigen tempo en op hun eigen manier. Van boeken als ' Oei ik groei' kun je dan wel ee…
Bronnen en referenties
  • Inleidingsfoto: Voxeu, Pixabay
  • Kuin, M., Eenhoorn, A.,& Paternotte, A. (2016). Pittige pubers. Houten: Uitgeverij Lannoo Campus.
Sage (63 artikelen)
Laatste update: 31-10-2019
Rubriek: Mens en Samenleving
Subrubriek: Pedagogiek
Bronnen en referenties: 2
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.