Gedragsproblemen bij lichamelijke handicap
Mensen met een lichamelijke handicap hebben soms veel moeite om hun handicap te accepteren. Sommigen zijn hier toe nooit in staat, bij anderen zal het enige tijd in beslag nemen.
Wanneer iemand te maken krijgt met een lichamelijke handicap, heeft dit behoorlijke invloeden op het gedrag. Er ontstaat probleemgedrag, uit frustratie en onmacht. Wat voorheen normaal was, kan nu niet meer of met aanpassingen. Dit is voor velen niet te verkroppen.
Het probleemgedrag
Er zijn verschillende vormen van probleemgedrag die voor komen:
- een persoon kan claimend gedrag vertonen (de persoon claimd zich aan anderen en eist de ander volledig op voor hulp)
- er kunnen angstaanvallen voorkomen (bang om nog meer te verliezen, om niks meer te kunnen, om niet door anderen geaccepteerd te worden)
- aggressiviteit (kwaad door de handicap, waardoor opeens minder mogelijk lijkt, het leven moet aangepast worden)
- passief gedrag (de persoon heeft nergens meer zin in, voelt zich nutteloos en onderneemt niks meer uit eigen zin)
- cynisme (door middel van humor het probleem/de handicap proberen te ondermijnen en minder erg te laten zijn)
Probleemgedrag bij kinderen
Bovenstaande problemen van het gedrag komen ook bij kinderen voor, maar bij kinderen is er nog een belangrijk aspect dat mee telt bij het probleemgedrag. Dit is de rol van de ouder.
Wanneer een ouder ineens een kind heeft met een handicap, moet ook de ouder dit verwerken en accepteren. Dit levert nog geen problemen op bij het gedrag van het kind. Het gebeurd wel, wanneer de ouder geen grenzen meer aan durft te geven. Het kind raakt verwend, omdat de ouder niet durft te zeggen wat goed of fout is, wat wel of niet mag. De ouder wil het kind niet (nog eens) kwetsen of teleurstellen.
Een ouder die de handicap van het kind niet kan accepteren, zal ook voor probleemgedrag zorgen. Het kind gaat zich afgewezen voelen en zal op zijn beurt ook moeite hebben met de acceptatie. Hierop volgend zal het kind zich een teruggetrokken houding aannemen.
Nog een punt waarbij de ouders een rol spelen in het probleem gedrag, is het betuttelen van het kind. De ouder laat het kind niks doen en neemt alles uit handen, bang dat er iets mis gaat. Er wordt veelal gedacht dat het kind toch niks kan. Als het ware wordt het kind 'klein gehouden'. Wanneer het kind ouder wordt komen de problemen van deze ouderlijke rol naar boven, het kind eist zijn eigen ruimte op, wat gepaard kan gaan met aggressie.
Omgaan met probleemgedrag
Een gehandicapte met probleemgedrag heeft een grote impact op het hele gezin, vaak wordt er een hulpverleningsinstantie ingeroepen om hiermee leren om te gaan. Als ouder en hulpverlener is het belangrijk om aandacht te besteden aan de volgende punten:
- het probleemgedrag is er niet zomaar, de persoon voelt zich moedeloos, gefrustreerd of verdrietig. Vat dit gedrag niet persoonlijk op. De persoon met handicap heeft even een uitlaatklep nodig en zal dit doen bij de persoon die op dat moment in de buurt is. Toon begrip en geef de ruimte voor deze reacties.
- stel duidelijke grenzen, als je merkt dat de persoon in bepaald gedrag blijft steken.
- let goed op je eigen gedrag. Je gedrag kan sterk beinvloed worden door iemand met probleemgedrag. Blijf letten op je reacties en ga na of deze toelaatbaar waren op dat moment. Soms valt uit je eigen reacties op het probleemgedrag veel af te lezen. Bijvoorbeeld over je eigen acceptatie en omgang met de handicap.