Babysignalen: stimuleer de ontwikkeling van je jonge baby
Alle baby’s ontwikkelen zich in hun eigen tempo en op hun eigen manier. Van boeken als ' Oei ik groei' kun je dan wel eens onzeker worden wanneer jouw kind niet op de aangegeven tijden de genoemde mijlpalen bereikt. Ook het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) gebruikt lijsten zoals het Van Wiechenonderzoek (VWO) om de gemiddelde normale ontwikkeling bij te houden. Goed voor het geval er ontwikkelingsproblemen dreigen, maar als ouder vergelijk je je baby liever niet. En dat hoeft ook niet. Het belangrijkste is dát je kind zich ontwikkelt. En dat je als ouder deze ontwikkeling kunt bevorderen. Dat begint al vlak na de geboorte.
Door te letten op de signalen van je (pasgeboren) baby en goed te kijken naar wat je kind doet, kun je inspelen op zijn of haar ontwikkeling. Dit geldt voor ouders, maar ook voor leidsters op de kinderopvang bijvoorbeeld. Ieder kind is anders, iedere opvoeder is anders, en dus is ook elke opvoeder-kind-interactie anders. Het is daarom ook zo belangrijk om zelf jullie weg hierin te vinden. Opvoeden is maatwerk, maar de grote lijn is gelukkig wel ongeveer hetzelfde. Uitzonderingen hierop bevestigen uiteraard de regel.
De 5 R's
In de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw waren de 3 R's heilig in babyzorg: Rust, Reinheid, Regelmaat. Met de nieuwste wetenschappelijke inzichten en opvattingen vullen we deze 3 R's aan met nog twee R's: de R van Respect en de R van Richting.
- Rust: baby's krijgen voldoende rust, slapen bij voorkeur in hun eigen bedje (tot zes maanden op de kamers van de ouders) en/of kunnen in een prikkelarme omgeving bijkomen van alles wat er verder gebeurt
- Reinheid: een goede hygiëne is belangrijk, tegenwoordig heel vanzelfsprekend gelukkig
- Regelmaat: een vast patroon van slapen-voeden-knuffelen-spelen, afhankelijk van het tempo en signalen van je kind (en dus niet de klok)
- Respect: respect voor je baby en voor jezelf als opvoeder
- Richting: de richting bepaal je als opvoeder door grenzen te stellen en verantwoordelijkheid te nemen voor de opvoeding
Babyzorg
Goede babyzorg betekent in ieder geval oog hebben voor de signalen van je baby. Je kunt dit laten zien door:
- de baby emotioneel te ondersteunen
- respect te hebben voor de autonomie van de baby
- de baby structuur en continuïteit te bieden
- voor de baby te verwoorden wat er gebeurt
(Nossent & Vanderhaegen, 2007 in Soeting, 2010)
Emotionele ondersteuning
Emotionele ondersteuning betekent dat je sensitief responsief op je kind reageert. Je bent sensitief wanneer je gericht bent op de (non-verbale) signalen van je baby en responsief als je daar passend op reageert.
Respect voor de autonomie van de baby
Door goed te kijken naar je baby, kun je ook bepalen wanneer je kind alleen iets kan oplossen. Door even te wachten met hulp, door hem aan te moedigen, kan je baby laten zien wat hij of zij zelf al kan. Ook bij het aanraken, knuffelen en verzorgen van je baby besef je elke keer dat je te maken hebt met een apart persoon, waarbij je ook op die manier respect voor de autonomie van je baby laat zien.
Structuur en continuïteit
Baby's houden van routines en herhaling. Dat maakt de wereld voorspelbaar, betrouwbaar en veilig voor ze. Daarbij geeft het rust. Door een vast patroon en een vaste manier van benaderen en omgaan met je baby zorg je daarvoor.
Praten met je baby
Door steeds te praten tegen je baby over wat er gebeurt, wat je ziet, welke emoties de baby nu lijkt te voelen (gebaseerd op zijn gedrag en gezichtsuitdrukking) stimuleer je de taal- en cognitieve ontwikkeling, omdat je de wereld woorden geeft en je kind leert verbanden te leggen. Daarbij stimuleer je de emotionele en sociale ontwikkeling, omdat je baby leert welk gedrag bij welke gedachten en emoties horen en hij of zij leert contact te maken en te onderhouden. Daarnaast stimuleer je de hechting, omdat je door het praten met en voor je kind nog meer elkaars wereld deelt en hij of zij leert dat jouw stem veiligheid geeft.
Verzorgingsmomenten zijn contactmomenten
Een kleine baby slaapt nog heel veel. Vanaf ongeveer zes maanden is je kind echt wakker tussen de voedingen. Eerst vooral in de namiddag. De verzorgingsmomenten zijn zeker in het begin bij uitstek de momenten waarop je met je kind contact kunt maken. Dat begint al wanneer je de baby in de wieg ziet liggen en hem of haar eruit haalt. Je vertelt wat je ziet, wijst met je handen aan of mee en zegt wat je doet.
"He, ik hoorde een stemmetje. Euueuu. Dat was jij. En wat wil je vertellen? Echt waar! Heb je lekker geslapen? Ik denk van wel. Wat lig je daar fijn. Je hebt helemaal roze wangetjes. Ben je zo blij om mij te zien? Ik vind het ook gezellig om jou weer te zien. En je trappelt met je beentjes. Je hebt vast honger. Het is ook tijd om te eten, dus ik ga je oppakken (mijn ene hand gaat onder je hoofdje en mijn andere hand schuif ik onder je ruggetje) en druk je nu tegen me aan. Kom dan gaan we gezellig in de stoel zitten. Ik zie dat je gaapt. Kom dan mag je eten."
Het contact met je kind stimuleer je ook door bewegingsspelletjes zoals het bekende fietsen met de beentjes, of aanraakliedjes (in de ik- of jij-vorm), zoals 'Dit zijn je wangetjes en dit is je kin. Dit is je mondje met tandjes erin. Dit zijn je ogen, je oren, je haar. Nu nog je neusje en dan ben je klaar'. Daarbij ontwikkelt je kind de oog-handcoördinatie, leert je kind verbanden te leggen en stimuleer je de taalontwikkeling. Als je kind wat ouder is kun je vragen of je kind je wil helpen met het verschonen van de luier. Bijvoorbeeld door zijn billen op te tillen, zodat je de luier eronder kunt schuiven. Op die manier stimuleer je ook de sociale ontwikkeling.
Je baby ontwikkelt zich
De ontwikkeling van een baby verloopt in het begin vooral via de zintuigen. Juist door het stimuleren van de zintuigen kun je de ontwikkeling van de baby stimuleren.
Zien
Een pasgeboren baby kan nog maar ongeveer 20 centimeter ver zien. Hij of zij ziet vooral licht en donker en nog amper kleuren. Vandaar dat een baby alleen oog heeft voor scherpe contrasten. Dus is het goed om je baby in het begin dichtbij je gezicht te houden en hem of haar vooral te laten kijken naar contrasterende kleuren zoals zwart en wit. Rood en groen worden eerder herkend dan geel, en blauw laat het langst om zich wachten. Pas als je baby rond het half jaar oud is ziet hij blauw als blauw en niet meer als zwartachtig. Een baby ziet steeds meer details. Vanaf ongeveer drie maanden kan hij of zij zich met twee ogen fixeren op een object. Pas vanaf vier maanden ziet een kind diepte. Hij of zij kan nu ook dingen vastpakken (en loslaten). Een baby van vijf/zes maanden begint ook bewegende objecten te volgen. De oog-handcoördinatie ontwikkelt zich en je baby wil alles in de mond stoppen. Daar leert hij of zij veel van. Langzaam wordt de wereld steeds groter als het zicht zich verder ontwikkelt.
Voelen
De huid van je baby is al in de baarmoeder gevoelig voor aanrakingen. Dit komt ook door de aangeboren reflexen om te overleven. Raak je een pasgeboren baby bij de mond aan, dan zal hij zoeken naar een tepel om te kunnen drinken (zoekreflex). Je baby is vanaf de geboorte ook gevoelig voor warmte en kou. Via de huid krijgt je baby nog veel meer informatie over de wereld om hem of haar heen. Je baby moet nog leren hoe elk materiaal aanvoelt, wat je ermee kunt doen en hoe het materiaal reageert wanneer je erin knijpt of bijt bijvoorbeeld. Veel baby's vinden een massage fijn. Om te kijken of je baby dit ook vindt, kun je beginnen met de voetjes en de benen zachtjes en langzaam te masseren. Dat geeft je baby tijd om de aanrakingen te verwerken en erdoor te ontspannen. Sommige kinderen moeten er erg aan wennen, anderen vinden het meteen fijn.
Horen
Al in de baarmoeder kan je baby horen. In het begin luistert je baby het liefst naar bekende stemmen. Hij of zij is erg gevoelig voor de toon en manier waarop je praat. We noemen dit ook wel Infant Directed Speech (IDS), Babytalk of Babypraat. Het wordt gekenmerkt door een hoge toon, langzamer praten, betere articulatie, veel emoties in de stem en veel herhalingen. Dit helpt bij de taalontwikkeling en geeft baby's de nodige geborgenheid. Baby's houden ervan steeds dezelfde liedjes te horen. Dat geeft een gevoel van herkenning en veiligheid. Je kunt hier een ritueel van maken. Door bijvoorbeeld altijd twee liedjes te zingen voor het slapengaan en af te sluiten met een knuffel. Dan leert je kindje vanzelf wanneer het klaar is en dat geeft houvast. Vanaf zes maanden ongeveer volgt het begrip tussen woorden en gebaren en kunnen ze actief meedoen met liedjes met bewegingen. Ook boekjes voorlezen vinden jonge baby's al heel vroeg leuk. Bijvoorbeeld de boekjes op rijm van Dick Bruna zijn fijn om naar te luisteren.
Proeven
Jonge baby's kunnen vanaf de geboorte al allerlei smaken proeven. Ze hebben een voorkeur voor zoet, en dat komt mooi uit, omdat moedermelk zoet smaakt. Een baby leert van alles door voorwerpen in de mond te stoppen: over vorm, structuur, en over zichzelf (de lippen, tong, handjes, enzovoorts). Als ze iets niet lekker vinden, laten ze dat meteen merken aan hun gezichtsuitdrukking.
Ruiken
Een pasgeboren baby kan al ruiken en herkent de geur van zijn ouders binnen een paar dagen. Ook door te ruiken ontdekt een baby de wereld om zich heen. Wie of wat heeft welke geur? Als je weet dat je baby zo gevoelig is voor geuren, is het goed om ook hierop te letten en er niet (meer) aan voorbij te gaan. Hoe ruikt de wereld eigenlijk?
Spelen
Voor een baby is alles leren. Ook spelen. De meeste baby's zijn heel nieuwsgierig. Je baby mag nog ontdekken wat hij of zij zelf kan. Dit doet je baby alleen, maar zeker ook samen.
Samen spelen
Liedjes zingen, bewegingsspelletjes, voorlezen op rijm. Je baby luistert graag naar je stem. Door goed te letten op de reactie van je kind kun je zo echt contact met elkaar maken. Aanraakspelletjes door te aaien of te kriebelen, zoals 'Er komt een muisje aangelopen' vinden veel baby's erg leuk en spannend en stimuleren ook het contact maken.
Een baby maakt al vrij snel allerlei geluidjes. Je kunt dit nadoen en/of erop reageren om zo een gesprekje na te bootsen. Ook praten is voor een baby al een vorm van contact maken.
Je stimuleert de motorische ontwikkeling door je baby te laten bewegen. Niet alle baby's vinden het leuk om hun hoofd op te leren tillen, maar het is wel belangrijk om de nekspieren te trainen. Door je kind aan te moedigen het hoofdje op te tillen wanneer je het op de buik op de commode legt bijvoorbeeld. En het vervolgens voor alle pogingen te belonen door complimentjes voor het harde werken te geven. Je kunt ook de nekspieren van je baby trainen door met je baby op je arm rond te lopen. Je baby kan eerst over je schouder heen kijken, waarbij je het hoofdje nog ondersteunt, maar al snel kan hij zelf mee rondkijken en kun je alles aanwijzen en samen praten over wat je ziet.
Door een speelgoedje dichtbij je baby te houden, zul je zien dat je baby zijn handjes gaat uitstrekken om het te kunnen vastpakken. Misschien lukt het eerst alleen om er tegenaan te tikken (met een beetje meebewegen van jou). Ook dat is een leuk spelletje.
Alleen spelen
De eerste zes weken ligt je baby hoogstwaarschijnlijk nog niet in de box of op een kleed. Maar daarna is de box of een speelkleed een plek waar je kind kan leren om zelfstandig te spelen. Zeker als je in de buurt blijft en hem of haar daarbij helpt door tegen hem of haar te praten.
Door speelgoed aan te bieden, leert je kind ook heel veel. Knisperboekjes en rammelaars maken geluid. Je baby moet nog leren dit te lokaliseren en te beseffen dat hij of zij zelf voor het geluid kan zorgen. Aan elkaar geregen verschillende stofjes in allerlei kleuren uit de gordijnwinkel of van de markt; alles voelt anders en geeft een ander gevoel. Door het aanbieden van babyboekjes (een boekje met zwart-wit patronen of andere heldere afbeeldingen) kun je een start maken met de beginnende geletterdheid. Baby's leren hoe ze een boek kunnen vasthouden, dat je erin kunt bladeren en dat de plaatjes erin corresponderen met werkelijke voorwerpen.
Soms kan een mobiel boven de box te veel zijn en als het een bewegend mobiel is wil je hem ook niet de hele tijd aanzetten. Hoe geïnteresseerd je baby er ook naar kan kijken, het leidt ook af en geeft veel prikkels. Je kunt aan de ene kant van de box wat speeltjes leggen en aan de andere kant niets. Draait je baby zijn hoofdje naar de kant waar niets ligt, dan is het misschien wel genoeg geweest en is hij of zij moe.
Overprikkeld of (over)vermoeid?
Voor een baby komt alles binnen. Ze kunnen dan ook snel moe worden. Ook van fijne dingen als contact of spelen. Een baby van een paar maanden is een half uurtje na het begin van de voeding alweer moe. Niet elk kind geeft dit op dezelfde manier aan. Door al bij de eerste vermoeidheidssignalen van je baby je kindje voor te bereiden op het slapengaan, kun je in alle rust zorgen voor een goede slaaphygiëne. Een goede slaaphygiëne omvat vaste rituelen in een vaste volgorde, zodat je baby leert waar het aan toe is. Bijvoorbeeld door het zingen van een slaapliedje. Wacht je te lang dan kan je kind over zijn slaap heen raken en onrustig en overstuur worden van vermoeidheid. Het is dan veel moeilijker voor hem of haar om in slaap te vallen.
Hoe kun je zien dat je baby moe is?
- gapen (na het eten)
- rode wangetjes of oortjes
- bleek zien
- in de ogen wrijven
- minder enthousiast reageren
- sabbelen op de handjes of de vuistjes ballen (na het eten)
- starende blik of wegkijken met de ogen
- trappen met de beentjes of het lijfje overstrekken (zonder krampjes)
- jengelen of huilen
- druk gaan doen, overactief worden
Huiluurtje
Soms hebben jonge baby's een 'huiluurtje', zoals dat heet. Een bijna vast moment op de dag dat alle prikkels en spanningen eruit lijken te moeten. En zo'n huiluurtje kan zomaar één, twee of zelfs vier uur of langer duren. Niet leuk voor je kind, en ook niet leuk voor jou als opvoeder. Je kind lijkt verdriet te hebben en je wilt zo graag helpen, maar dat lijkt niet te kunnen. Natuurlijk kijk je eerst of er een achterliggende reden is waar je iets aan kunt doen: schone luier, voeden, slapen, te koud of te warm gekleed, maar als alles goed lijkt, dan is het gewoon een manier om zich te uiten. En dat mag. Dan is het belangrijk om te beseffen dat je het niet hoeft op te lossen. Je kunt het ook niet oplossen. Je kunt je kind met je meedragen (eventueel zijn of haar hoofdje tegen je schouder leggen, zodat er niet nog meer prikkels bijkomen; soms helpt praten, maar voor sommige baby's is zelfs dat op zo'n moment teveel) of je baby rustig in zijn of haar bedje leggen. Liefst met de voetjes tegen de onderkant van het bedje en de deken strak om zich heen, zodat hij of zij zich geborgen voelt. Afleiden met speeltjes of spelletjes helpt vaak niet. Daar wordt je kind alleen maar extra moe van.
Misschien kun je het huilen niet stoppen, maar je kunt er wel zijn voor je kind. Ook als hij of zij het moeilijk heeft. Door bij hem of haar te blijven. Je kind is in ieder geval niet alleen. Zo leert je kind dat hij zich mag uiten, maar voelt ook de begrenzing van jou als troost. Dat is de beste manier om zichzelf later te kunnen troosten.
Soms kun je een huiluurtje voorkomen door goed te letten op de vermoeidheidssignalen en je baby op tijd naar bed te brengen, maar een garantie is het niet.
Slow living
Leven met een baby geeft jou ook de kans om langzaam en bewust te leven. Om te kijken met de ogen van je baby. Door ook op je knieën te gaan zie je letterlijk de wereld vanuit zijn of haar perspectief. Zo ontdekt je baby de wereld en krijgt voor jou het leven een nieuwe dimensie.