Opvoeding: functies en het doel van de opvoeding
De invloedssfeer van de institutie school, die het individu bëinvloedt na de fundamentele opvoeding die het thuis heeft gekregen, is met betrekking tot de maatschappelijke functie een konservatieve instelling, die de geldende waarden en machtsstructuren huldigt. De school brengt de algemeen geaccepteerde normen en waarden over en zijn altijd de normen en waarden van de heersende klasse.
Invloeden
Tegelijkertijd is het schoolgaan tot een van de belangrijkste criteria voor een categorisatie van individuen in verschillende posities geworden. De meeste machtsposities worden immers hoofdzakelijk bezet door mensen die het langst op school zijn geweest of die zich vermoedelijk het best de betreffende normen en waarden eigen hebben kunnen maken.
Vanuit dit oogpunt gezien, kan men dus de school beschouwen als een middel dat garandeert dat in principe de personen die het gelden de systeem steunen de machtsposities bereiken.
Het kan lijken alsof de maatschappelijke functies van de opvoeding onder bepaalde omstandigheden streven naar een uitbreiding en tegelijk een beperking van de op het individu geconcentreerde inspanningen binnen de opvoeding.
Definitie
De definitie van opvoeding en de kritiek die erop geuit is, vormen een uitstekend uitgangspunt voor een analyse. ,,De opvoeding is een functie die wordt waargenomen door de volwassen generatie met als object de individuen die nog niet rijp zijn voor een sociaal leven. Het doel ervan is een hoeveelheid fysieke, intellectuele en morele toestanden bij het kind op te roepen die vereist worden door zowel het politieke systeem als het speciale milieu, waarin het kind moet opgroeien.”
De kritiek:
Men heeft gezegd dat als je deze definitie volgt, je belandt in een kortzichtig nationalisme en de eisen, die de gehele mensheid zou moeten stellen, worden opzij gezet ten voordele van de staat — of nog erger van de eisen die gesteld worden door de politieke richting die aan de macht is. Deze humanistische kritiek plaatst de maatschappij tegenover de gehele mensheid en beweert dat al te veel nadruk op het eerstgenoemde ten koste gaat van het laatstgenoemde.
De individualistische kritiek, die tegen de definitie is ingebracht, is van een heel ander karakter, namelijk dat het onderstrepen van de eisen van de maatschappij de eisen aan individualiteit terzijde schuift. Hier worden de maatschappij en het individu tegenover elkaar geplaatst en men heeft gezegd dat al te veel nadruk op het eerstgenoemde ten koste van het laatstgenoemde legt.
Of deze bezwaren redelijk zijn of niet, ze staan voor een beslissende indeling.
Iedere mens is
- in bepaalde opzichten als alle anderen,
- in sommige opzichten als een aantal anderen en
- in enige opzichten geheel ongelijk aan alle anderen.
Op gelijksoortige wijze heeft het individu in de eigenschap van lid van de mensheid van het individu dat in bepaalde opzichten zoals alle anderen is — een gedrag eisen dat men normaal rekent tot de rol van de mens.
Humanistische opvoeding
Het gedeelte van de opvoeding dat op dit doel gericht is, kan de humanistische opvoeding genoemd worden en het doel is dus, de mens zo te vormen, dat hij in bepaalde opzichten overeenstemt met het algemeen geldende mensideaal.
Ten tweede maakt het individu deel uit van een lange reeks groepen of organisaties of het lijkt in bepaalde op een aantal anderen. Vanuit deze groepsindelingen worden er bepaalde roleisen aan de mens gesteld. Men eist bijv. dat het individu als lid van de staat een gedrag vertoont dat hoort bij de rol van staatsburger en dit is misschien de allerbelangrijkste van de roleisen die horen bij deze tweede categorie.
De opvoeding die voor deze functie zorgt, kan de opvoeding tot staatsburger genoemd worden. Ten derde is de afzonderlijke mens in bepaalde opzichten een uniek individu, die ongelijk alle anderen is. Dat deel van de opvoeding, dat appelleert aan het unieke in de mens kan men een individualistische opvoeding noemen en het doel ervan is bijzondere talenten en kenmerken te ontwikkelen, die karakteristiek zijn voor juist dat individu.
De kwantitatieve verhoudingen voor de verschillende sectoren binnen de opvoeding variëren nogal op uiteenlopende momenten en in verschillende landen. Er zijn geen grote verschillen met betrekking tot de inhoud van de doelstellingen. In en onderzoek naar de vershillen tussen de Hitlerjugend en padvinderij ( twee jeugdbewegingen) legde men duidelijk bij de Hitlerjugend meer nadruk op gehoorzaamheid aan de staat, identificatie met de natie en karaktervastheid, terwijl men bij de padvindersbeweging veeleer de naastenliefde, religie en creatief werk op de voorgrond plaatste.
Maar vele aspecten zoals moraal, goede zeden, discipline, en een harmonisch gevoelsleven, participatiebereidheid, geluk, bekwaamheid, prestatievermogens en fysieke conditie werden in beide opvoedingdprogramma’s even vaak beschouwd als waardevolle doelstellingen.
Men nam ook overeenkomsten waar, met betrekking tot welke middelen er werden aanbevolen tot het bereiken van deze doelen. Ook met betrekking tot het gevoelsmatige deden de opvoedingspublicaties van de padvindersbeweging denken aan de gelijksoortige publicaties van de nationaalsocialisten. Een markant verschil nam men echter waar in verband met de classificatie van de vooropgestelde doelen en met betrekking tot hoe men deze doelen motiveerde.
Als men er vanuit gaat dat de Hitlerjugend een meer autoritaire opvoeding representeert dan de padvindersbeweging, zou men deze resultaten kunnen generaliseren door te zeggen dat hoe meer autoritair een instelling is, des te meer probeert deze de sector van de opvoeding tot staatsburger uit te breiden ten koste van het individualistische en misschien ook het humanistische opvoedingsstreven.
Een bedreiging die gericht wordt tegen een instelling van buitenaf, lijkt vaak de autoritaire en dogmatische kenmerken van de instelling te versterken. Hoe sterker dreigingen er op een bepaald moment geuit werden tegen de katholieke kerk, des te dogmatischer besluiten werden er op de kerkelijke bijeenkomsten genomen, die op dat moment gehouden werden. Toen de eerste spoetnik van de Sowjet Unie in het najaar van 1957 de Amerikanen liet voelen dat hun bestaan onveilig was, had dit, ook op het gebied van de opvoeding, consequenties. Het gebied voor de opvoeding tot staatsburger werd uitgebreid ten koste van de individualistische opvoeding. Men begon met andere woorden een doelstelling voor de opvoeding op te stellen en te motiveren door te verwijzen naar het welzijn van de staat. Het zou interessant zijn te onderzoeken of de autoritaire instelling correleert met een accentuering van de opvoeding tot staatsburger op een individueel niveau, zowel als hoe dat zou liggen op groepsniveau.