Evolutietheorie Charles Darwin: selectiemechanismen
Charles Darwin, die werd beïnvloed door de theorie over evolutie van de demograaf Thomas Robert Malthus, toonde aan dat er twee belangrijke selectiemechanismen zullen bepalen wie er zich uiteindelijk zal voortplanten en zijn generatie zal verder zetten: natuurlijke selectie en seksuele aantrekkingskracht. Natuurlijke selectie zal er voor zorgen dat de meest aangepasten aan hun omgeving zullen overleven, terwijl seksuele aantrekkingskracht er voor zorgt dat de mooisten zich zullen voortplanten. Het is echter geen kwestie van enkel natuurlijke of seksuele selectie, maar een combinatie van beide.
Geïnspireerd door Thomas Robert Malthus
Essay on the Principles of Population (1992)
Charles Darwin, die interesse had in de werken van de Britse Demograaf Thomas Robert Malthus, werd geïnspireerd door het boek 'Essay on the Principles of the Population' (1992). Darwin was al langdurig bezig met het observeren van dieren en planten, met versterkte aandacht over de strijd om het bestaan. Met andere woorden: 'welke dieren en planten overleven en waarom is dat net zo'? Door het boek van Malthus te lezen begon hij zijn aandacht ook te richten op de bevolking. Hierbij kwam Darwin tot twee belangrijke conclusies: natuurlijke selectie en seksuele selectie zullen bepalen wie er overleeft en zich voortplant.
Natuurlijke selectie
Wanneer de natuur gewoon zijn gang zou gaan en iedereen zich zou voortplanten, zouden we op termijn met een overbevolking zitten waardoor het niet meer leefbaar zou zijn op aarde. Dit toonde Robert Malthus reeds aan door zijn theorie over de bevolkingsgroei, waarbij hij bewijst dat een ongeremde bevolkingsgroei de voedselproductie zal overstijgen. De bevolking vermeerdert exponentieel (1,2,4,8 …), terwijl dit bij voedsel slechts lineair is (1,2,3,4 …). Darwin bouwde hierop verder en beweerde dat niet ieder individu zich kan voortplanten en dat dit dus slechts aan enkele gelukkigen is gegeven. Een bepalende factor om je te kunnen voortplanten is volgens hem natuurlijke selectie: iemand die zich het meest kan aanpassen aan zijn omgeving in de 'struggle of life' (strijd om het bestaan) zal erin slagen om zich voort te planten.
Natuurlijke selectie: vinken op Galapagoseilanden
Een bekend voorbeeld om deze evolutietheorie te staven is zijn theorie over vinken op de Galapagoseilanden. De vinken (met een verschillende vorm en grootte van bek) die zich het best hadden aangepast aan de omgeving konden overleven. Vinken met een kleine bek die zich niet aanpasten aan de omgeving en op het eiland bleven, legden op termijn het loodje, omdat ze door hun kleine bek onvoldoende kracht hadden om de zaden open te breken en deze op te eten, terwijl de concurrenten met grote en stevige bek toen wel voedsel tot hen konden nemen en overleven. Maar omgekeerd was ook waar: in sommige gevallen was het beter om een kleine bek te hebben omdat dit handiger was om aan voedsel te geraken. Het was een kwestie van tijdig aanpassen aan de omgeving en hierop inspelen. Natuurlijke selectie mag dus niet verward worden met de 'wet van de sterkste', maar kan beter omschreven worden als de 'wet van de best aangepaste'.
Natuurlijke selectie: voorbeeld zakenwereld
Een voorbeeld in de zakenwereld kan zijn wanneer je slager bent en er een andere slager een vestiging opent die gespecialiseerd is in bepaalde soorten vlees. In plaats van ten onder te gaan aan je concurrent kan het handig zijn om je zelf in een soort vlees te specialiseren en verminderde aandacht te schenken aan het vlees waar je concurrent goed in is of je kan besluiten om een extra service te ontwikkelen. Op deze manier probeer je hem ook te slim af te zijn en niet ten onder te gaan aan 'je omgeving'.
Natuurlijke selectie: de grondvink
Peter en Rosemary Grant van de Princeton-University in New Jersey toonden (na 20 jaar actief veldonderzoek te doen op de Galapagoseilanden) aan dat de vinkensoort 'Geospiza fortis' (kleine bek) die tot dan toe het rijk voor zich alleen had uiteindelijk moest inboeten voor de 'Geospiza magnisoritis' (grote bek). Deze grondvinken slaagden erin om de weinige grote zaden tot zich te nemen en te overleven. Echter kwam er in 2003 en 2004 een droogtegolf waardoor de grote zaden grotendeels van het toneel verdwenen en er enkel nog maar kleine zaadjes beschikbaar waren. Omdat de 'Geospiza magnisoritis' enkel interesse had in grote zaden en hiervoor dus binnen hun soort veel concurrentie was, stierven zij sneller uit. De 'Geospiza fortis' was namelijk veel handiger in het verzamelen van kleine zaden en overleefde hierdoor in grotere aantallen dan de 'Geospiza magnisoritis'.
Seksuele aantrekkingskracht
Niet alleen natuurlijke selectie, maar ook seksuele aantrekkingskracht zou bepalen of iemand zich kan voortplanten. Door het enorm aantal vrouwen en mannen in de wereld is er een verschrikkelijke concurrentie onder elkaar. Daarom is het volgens hem belangrijk om goed op te vallen en je zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor het andere geslacht. Vooral in de dierenwereld haalt Darwin de belangrijke eigenschap van 'kracht' aan bij mannelijkheid die een enorme aantrekkingskracht uitoefent. De sterkste leeuwen, tijgers, neushoorns... zijn het populairst om voort te planten. Maar deze eigenschap van 'de sterkste' is zeker en vast niet alles bepalend en komt bij bepaalde diersoorten veel minder tot uiting. Het is een combinatie van beide: natuurlijke selectie en seksuele aantrekkingskracht.