Het bevolkingsvraagstuk in ontwikkelingslanden
De groei van een land is een beperkende factor voor de economie. Hoe meer kinderen erbij komen dan dat er mensen sterven, hoe kleiner de groep wordt die ook daadwerkelijk werkt. Hoe zit dit in ontwikkelingslanden en moeten we ons daar zorgen over gaan maken?
Demografische gegevens
De demografie is een cijfermatige/kwantitatieve beschrijving van de bevolking in aantallen. Een groei van de bevolking heeft te maken met het geboorte en sterftecijfer van een land, maar ook met migratie, zowel vestiging als vertrek.
De bevolkingsgroei wordt bepaald door 4 factoren
- geboortecijfer
- sterftecijfer
- verstiging
- vertrek
Van nature kan een populatie maar 3% per jaar groeien, dit is het punt waarop alle vrouwen het maximum aantal kinderen krijgen. De bevolking kan op deze manier in 15 jaar verdubbelen. Op dit moment is de jaarlijkse groei in ontwikkelingslanden zo'n 2% en de bevolking is dan in 25 jaar verdubbeld. In de rijke westerse landen is er heel weinig of nauwelijks groei. De Verenigde Staten heeft de grootste bevolkingsgroei van de rijke landen. Veel mensen leeft daar in dezelfde armoede als mensen in ontwikkelingslanden. Rijke Amerikanen duiden hun status aan, aan de hoeveelheid kinderen die ze hebben.
In westerse landen is er sprake van vergrijzing, in de ontwikkelingslanden is er sprake van het tegenovergestelde: vergroening. Vergrijzing houdt in dat er percentueel meer oudere mensen bijkomen, en vergroening is dat er meer baby's/kinderen bijkomen. In de ontwikkelingslanden worden heel veel kinderen geboren, de groene druk. Bij ons in het westen zijn er teveel ouderen, de grijze druk. Dit is allebei slecht voor de economie, omdat minder mensen voor meer mensen moeten werken in verband met onze AOW et cetera.
Het probleem van anti-conceptie
Er zijn heel veel kinderen in de derdewereld. Op micro-economisch ofwel gezinsniveau is het hebben van kinderen gunstig. Ze kunnen zorgen voor inkomsten, maar het draagt ook veel kosten met zich mee. Macro-economisch is het slecht. Er is meer landbouwgrond nodig et cetera.
De oorzaak hier van is het niet gebruiken van anti-conceptiemiddelen. Dit heeft een economische reden, er is gewoonweg niet genoeg geld. Maar het heeft ook sociale redenen. Oudere mensen willen kinderen zodat die voor hen kunnen zorgen als ze zo oud zijn dat ze niet meer voor zichzelf kunnen zorgen. Het hebben van kinderen geeft ook status aan en familie is er belangrijks. Een groot probleem is dat heel veel mensen door hun godsdienst tegen voorbehoedsmiddelen zijn. Ingrijpen in natuurlijke processen is volgens hen verboden en mensen blijven luisteren naar de kerk.
De introductie van anti-conceptiemiddelen gebeurt in 3 fasen:
- Knowledge: mensen moeten weten dat het bestaat. Op dit moment is dat overal zo, op een paar plekken ter wereld na.
- Acceptance: de samenleving maakt een omslag: mannen en vrouwen accepteren het bestaan van de middelen. Dit is inmiddels in de helft van de gevallen het geval.
- Practice: er moet een goede organisaties zijn. Dit houdt in dat er winkels en artsen zijn die de middelen leveren. Dit is slechts in `10% van de gevallen zo.
Het transitiemodel
De rode lijn in deze grafiek houdt het geboortecijfer in, het blauwe lijntje houdt het sterftecijfer in.
Fase 1: de pre-industriële fase. Er is een grote schommeling in sterfte- en geboortecijfer. Gemiddeld genomen is er evenwicht, zodat de bevolking ongeveer gelijk blijft.
Fase 2: Fase van de transitie. Dit is de overgang van het ene evenwicht naar het andere. In het begin van fase 2 blijft het geboortecijfer min of meer gelijk, terwijl het sterftecijfer, vooral de zuigelingensterfte, snel afneemt. De bevolking neemt snel toe. In het tweede deel van fase 2 is er een spectaculaire daling in het geboortecijfers als gevolg van de anti-conceptie. Het sterftecijfer blijft nog iets dalen. De bevolkingsexplosie vindt ergens in het midden van fase 2 plaats.
Fase 3: post-industriële fase. Er wordt weer een nieuw evenwicht bereikt. Het geboortecijfer is ongeveer gelijk aan het sterftecijfer.
Fase 4: de moderne fase. In sommige landen wordt het evenwicht opnieuw verstoord door vergrijzing en steeds minder kinderen per gezin.
Welk land ligt waar in de grafiek:
De afgelegen stammen in de wereld blijven het verst achter en liggen in fase 1. Sommige landen in Afrika liggen in de tweede fase, tussen het begin en het midden van deze fase. De meeste ontwikkelingslanden liggen op de rand van 2 en 3 aan de kant van fase 2. Een aantal westerse landen ligt net in de derde fase, onder andere Nederland hoort hierbij. De grote westerse landen zoals Duitsland en Frankrijk liggen al verder, aan het einde van fase 3. In Japan en Oost-Europa zijn ze het verst op de schaal. Ze zijn al in fase 4 en de bevolking is hier aan het afnemen.