Over het subject in de filosofie van Schopenhauer

In dit artikel wordt het begrip 'subject' onderzocht zoals dat in Schopenhauers bekendste boek 'Die Welt als Wille und Vorstellung' wordt gebruikt. Over het begrip subject in de filosofie van Schopenhauer.

Eerste verkenning van het begrip ‘subject’ bij Schopenhauer

Schopenhauer definieert in paragraaf 2 van zijn hoofdwerk ‘De wereld als wil en voorstelling’ het subject als volgt: ‘Datgene wat alles kent en door niets gekend wordt, is het subject. Het is de drager van de wereld, de algemene, altijd veronderstelde voorwaarde van al wat verschijnt, van al wat object is.’ Schopenhauer zegt vervolgens: ‘ Maar het subject, het kennende en nooit gekende, ligt niet binnen die vormen [ van het kennen, te weten ruimte en tijd ], integendeel, het wordt altijd al door die vormen zelf voorondersteld. [..] De ene helft is het object.[..] Maar de andere helft, het subject, is niet ingebed in ruimte en tijd, want het is in zijn geheel en ongedeeld in elk voorstellend wezen aanwezig.’ Schopenhauer lijkt hier het subject anders op te vatten dan volgens de sinds Descartes algemeen aanvaarde scheiding van mens als kennend en onderzoekend subject en anderzijds de werkelijkheid als studieobject. Want het subject mens ( anders gezegd: het individu) bevindt zich in de sinds Descartes gebruikelijke terminologie in ieder geval in ruimte en tijd. Wanneer we spreken over het subject hebben we meestal een subject-objectrelatie op het oog waarbij deze als tegengestelde begrippen gebruikt worden of als begrippen waarbij de ene het product is van het andere. Deze wijze van spreken heeft sinds Descartes een hoge vlucht genomen. Maar hier bevinden we ons, in Schopenhauers terminologie, al op het terrein van de voorstelling. Schopenhauer ziet het subject anders. Filosofieën die het subject als product van het object te zien of vice versa moeten worden afgewezen. Er is tussen object en subject namelijk geen relatie is in de zin van de wet van de toereikende grond. Het subject is bij hem, net als het object, een noodzakelijke voorwaarde om de aanschouwelijke wereld mogelijk te maken. De hele wereld van objecten is door en door voorstelling en door dat subject bepaald.

Onderzoek naar de betekenis het begrip ‘subject’ aan de hand van ‘de Idee’

Ik wil het karakter van het begrip ‘subject’ in de filosofie van Schopenhauer nog wat verder uitdiepen. In boek IV, deel 1 van ‘De wereld als wil en voorstelling.’, spreekt Schopenhauer in het kader van een verhandeling over zijn ‘verlossingsleer’, dat in geval van de ontkenning van de wil is ‘opgeheven de totale verschijning van de wil, en ten slotte ook de algemene vormen van die verschijning, tijd en ruimte, alsmede de meest fundamentele vorm ervan, subject en object’. Dit lijkt in tegenspraak te zijn met het citaat in paragraaf 1, waar volgens Schopenhauer het subject niet binnen de vormen lijken te liggen, maar er altijd al door wordt verondersteld. Nu blijkt het subject opeens een van de fundamentele vormen van de totale verschijning van de wil te zijn. Wellicht zou er beter zicht op de betekenis van het begrip ‘subject’ mogelijk zijn als we het bezien in zijn relatie tot ‘de Idee’. Het is immers het ‘zuivere subject van kennen’ dat tot het schouwen van de Idee in staat is. De Idee is bij hem de meest adequate objectivatie van de wil. We moeten hierbij wel waken voor de misvatting dat bij deze ‘objectivatie’ al (of nog) een voorgestelde wereld voorhanden is. De wil objectiveert zich in eerste instantie niet tot individuen, maar tot algemeenheden. De mensensoort bijvoorbeeld is zo’n algemeenheid of soort en wel op de hoogste trap van de objectivatie van de wil. Die algemeenheden zijn niet onderhevig aan ruimte en tijd. Daarmee is nog geen voorgestelde wereld tot stand gekomen, maar slechts een orde van ideeën.

Het feit dat de ideeën niet onderhevig zijn aan de tijd betekent nog niet dat de ideeën niet ín de tijd zouden zijn. Daarom zegt Schopenhauer ook: ‘Het individu is geworteld in de soort en de tijd in de eeuwigheid.’ Schopenhauer doet in ‘De wereld als wil en voorstelling, deel II op pagina 455 de volgende opmerkelijke uitspraak. ‘De soort is het empirisch correlaat van de Idee. De Idee is in eigenlijke zin eeuwig; de soort is van oneindige duur, hoewel de verschijning van de soort op een bepaalde planeet kan uitsterven.’ Men zou de vraag kunnen stellen of het überhaupt mogelijk is de eeuwige Ideeën waar te nemen, omdat de mens, zo benadrukt Schopenhauer voortdurend, nu eenmaal gebonden is aan de kenvormen ruimte en tijd. Toch is het volgens Schopenhauer mogelijk. Als de Idee een empirisch correlaat kent in de soort en Schopenhauer de soorten op het oog heeft wanneer hij het heeft over de Idee als de meest adequate objectivatie van de wil, dan zou het subject dat, weliswaar niet is ingebed in ruimte en tijd, ook een correlaat kunnen hebben in de voorgestelde wereld. Het subject echter is datgene dat kent en niet gekend kan worden, behoort dus niet tot de wereld van de voorstelling. De mens zou, voorzover hij een zuiver subject van het kennen is en daarmee ontdaan van zijn individualiteit het empirisch correlaat van het subject kunnen zijn. Schopenhauer zegt dat het ontdaan zijn van iedere individualiteit mogelijk is ‘doordat er zich in het subject een verandering voltrekt die beantwoordt aan, en analoog is met, de grote verandering in de hele zijnswijze van het object, en op grond waarvan het subject, voorzover het een Idee kent, geen individu meer is.‘ Het genie is dit meest zuivere subject van kennen dat in onze empirische wereld maar mogelijk is. Het zuivere subject van het kennen bevindt zich buiten de algemene vormen van de wet van de toereikende grond: de tijd, de plaats, het individu dat kent en het individu dat gekend wordt, hebben voor hen geen betekenis. Dit bedoelt Schopenhauer met de op het eerste oog raadselachtige uitspraak dat het subject niet is ingebed in ruimte en tijd. De meest fundamentele vormen echter, subject en object zijn niet alleen op dezelfde wijze vertegenwoordigd in de Idee, maar ook niet meer te onderscheiden. Voor het zuivere subject van het kennen zijn dus ‘bestaan en waarneembaarheid inwisselbare begrippen’ geworden.

Toch is ook bij het genie nog niet opgeheven de totale verschijning van de wil die Schopenhauer in zijn ‘verlossingsleer’ mogelijk en wenselijk acht. Daartoe is slechts de heilige in staat. De heilige onderscheid zich hierin van het genie dat bij de laatste sprake in van een energieke wil en een overmaat aan intellect, bij de eerste daarentegen heeft het kennen de wil opgebrand. Bij de heilige betrekt de wil de kennis van zijn eigen wezen op zichzelf en heft zichzelf zo op. Hierbij ‘brengt ze een tegenstelling tot stand van de verschijning met zichzelf en creëert daardoor de fenomenen van heiligheid en zelfverloochening.’[…] Ze manifesteert zich als tegenspraak van de verschijning met zichzelf.’ Bij de heilige zijn niet, zoals bij het genie, alleen de algemene vormen van de verschijning, ruimte en tijd, opgeheven, maar de totale verschijning van de wil. Niet alleen de algemene vormen zijn dan opgeheven, maar ook de meest fundamentele vormen, te weten subject en object. De heilige is dus zelfs geen zuiver subject van het kennen meer.

Conclusie

We hebben gezien dat volgens Schopenhauer het subject niet is ingebed in ruimte en tijd. Het subject bevindt zich hiermee buiten de algemene vormen van de wet van de toereikende grond. We hebben ervoor gekozen om het subject te bezien vanuit zijn relatie tot ‘de Idee’ in plaats van tot ‘het object.’ Hiervoor is gekozen, omdat we bij een bespreking van het subject in zijn relatie tot het object al in een werkelijkheid als studieobject lijken te bevinden, d.w.z. in een voorgestelde wereld. Ondanks het feit dat in ons onderzoek enige opheldering lijkt te zijn verkregen inzake het raadselachtige karakter van het begrip ‘subject’, blijven er in de leer van Schopenhauer nog vele tegenspraken over. De heilige blijkt in Schopenhauers leer zelf een vleesgeworden tegenspraak. Schopenhauer zou tegenspraken die aangetoond worden in zijn filosofie wellicht helemaal niet als problematisch ervaren. Men heeft Schopenhauer meer dan eens verweten dat een blinde wil als ‘Ding-an-sich’ in tegenspraak zou zijn met een voorstellend vermogen. Het voorstellingsvermogen is de wil immers niet eigen. Hoe kan het dan dat hij zich trapsgewijs objectiveert naar steeds hogere graden van bewustzijn? Met het aantonen van tegenspraken in zijn filosofie is er echter niets gewonnen. Het verbod van de tegenspraak is niets anders dan een maxime van een van de vier verschijningsvormen van de wet van de toereikende grond, te weten de logische grond. Schopenhauer heeft nooit beweerd het bestaan van de wereld uit zijn diepste grond te willen of moeten verklaren. Hij heeft die wereld op zijn eigenzinnige wijze geduid en wel als wil én voorstelling. Natuurlijk is Schopenhauers aanname dat, wat wij in onszelf ervaren als wil, ook het wereldwezen is, aanvechtbaar. Frederick Copleston zegt in een gesprek met Bryan Magee dat het ten enenmale onmogelijk is om de fenomenale wereld te overstijgen en het ‘Ding-an-sich’ te kennen. Ook op grond van een innerlijke ervaring waarin we het wezen van de wereld als wil gewaarworden is dat niet mogelijk. Hier zou tegen ingebracht kunnen worden dat het feit dat Copleston die innerlijke ervaring nooit heeft gehad nog niet wil zeggen dat deze niet mogelijk is. Schopenhauer zou domweg kunnen repliceren: ‘ Kennelijk ben je geen genie.’
Maar voor wie iets van zichzelf meent te herkennen in het pessimisme, het verlangen naar verlossing, de esthetica en de ethiek van Schopenhauer, zijn bezwaren als die van Copleston eigenlijk niet fundamenteel genoeg. Fichte zei immers: ‘Welke filosofie men kiest hangt af van wat voor een mens men is.’
© 2010 - 2024 Pietercornelis, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Het dier vergist zich nooit volgens SchopenhauerDe 19e eeuwse filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860) staat erom bekend een van de eerste voorvechters voor de rechten…
Schopenhauer over liefde en gelukSchopenhauer over liefde en gelukDe zoektocht naar liefde is voor de meeste mensen het belangrijkste in het leven. Ook voor Arthur Schopenhauer (°1788 Da…
Schopehauer en de kunstSchopehauer en de kunstArthur Schopenhauer is een filosoof uit de Romantiek die een nogal pessimistische visie had op het leven en de wereld. V…
Gelukkig in 22 regels volgens Arthur SchopenhauerGelukkig in 22 regels volgens Arthur SchopenhauerVolgens de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer was het eigenlijk volstrekt onmogelijk om gelukkig te worden. Het leven i…
Het begrip medelijden in de 'Zarathoestra' van NietzscheHet begrip 'medelijden' is een van de centrale thema's in de filosofie van Friedrich Nietzsche ( 1844-1900). In dit arti…
Bronnen en referenties
  • ‘De wereld als wil en voorstelling’, uitgegeven door de Wereldbibliotheek te Amsterdam, met een inleiding van Patricia de Martelaere, tweede druk 1999. Deze Nederlandse vertaling is van Uitgeverij Wereldbibliotheek bv en Hans Driessen.
Pietercornelis (4 artikelen)
Gepubliceerd: 05-06-2010
Rubriek: Mens en Samenleving
Subrubriek: Filosofie
Bronnen en referenties: 1
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.