Levenskunst: Aristoteles over je karakter en de deugden
Werk aan je karakter! Dan word je gelukkig! Dat was tenminste Aristoteles boodschap, toen hij 2500 jaar geleden de Ethica Nicomachea schreef. Als je een karaktereigenschap goed traint — moed bijvoorbeeld — mag je jezelf op dat gebied deugdzaam noemen. Aristoteles beschreef een groot aantal deugden en hun tegenhangers, de ondeugden. Ook beschreef hij hoe je je karakter kunt sterken en waar je op moet letten. Hij bedacht daarvoor het gouden midden.
Aristoteles en de karakterdeugden
Aristoteles dacht dat er twee soorten deugden waren: intellectuele deugden en karakterdeugden. Bij intellectuele deugden kun je denken aan inzicht, know-how kennis en gezond verstand. Maar als mensen moeten wij ook met andere mensen omgaan. De mens is van nature sociaal, stelde Aristoteles. Iemand die geen anderen nodig heeft, is of een god, of een beest. Een mens heeft dus kwaliteiten nodig om goed met anderen om te kunnen gaan. Dat zijn de deugden van het karakter. Je kunt denken aan moed, gematigdheid, vrijgevigheid, vriendelijkheid en eerlijkheid.
Levenskunst van het gouden midden
Aristoteles had een interessante manier om een deugd vast te stellen. Hij dacht dat een deugd tussen twee uitersten ligt, die op zichzelf slecht zijn. Denk bijvoorbeeld eens aan moed. Dat gaat over angst, lef en zelfvertrouwen. Als je te weinig lef hebt, dan ben je laf. Je laat je door je angst leiden. Dat gebeurt als er iemand gepest wordt en je niet voor hem durft op te komen. Je kunt ook te veel lef hebben. Dan laat je je niet goed door terechte angsten informeren. Dan ga je tegen je leraar of baas in, juist op een moment dat hij toch al kwaad is (bijvoorbeeld omdat de klas te wild is). Of je gaat onnodig risico's lopen. Er zijn genoeg filmpjes waar jongeren in een winkelwagentje gaan zitten en met volle vaart tegen een stoeprand rijden. Dat soort gestunt is roekeloos. Moed zit precies tussen laf en roekeloos in. Angst vertelt je welke gevaren er zijn, maar als een actie goed of rechtvaardig is, zul je die toch uitvoeren. Met andere deugden is het net zo, dacht Aristoteles. Zo is vrijgevigheid het midden tussen gierigheid en verkwisting; en ambitie het midden tussen luiheid en willen overpresteren.
Individuele verschillen: phronesis
Het juiste midden verschilt per persoon. Niet iedereen moet evenveel van een deugd toepassen. Aristoteles gebruikte het voorbeeld van voedsel. Je moet niet te veel eten, maar ook niet te weinig. Er is een juist midden. Maar dit verschilt per persoon. Een slank model mag maar een kleine hoeveelheid eten om haar functie goed te vervullen. Een bodybuilder moet daarentegen flink aan de slag om genoeg te eten en zijn spieren op peil te houden. Met deugden is dat ook zo. Afhankelijk van de context, jouw beroep, je leeftijd en je status verschilt wat je moet doen. Een leraar of politieagent moet bijvoorbeeld vaker boos worden dan een therapeut of psycholoog. Of je vrijgevig moet zijn, hangt ervan af of je met een luiaard of een eerlijk persoon te maken hebt. Wat het juiste midden is, hangt af van de situatie waarin je je bevindt. Je moet het midden zelf vaststellen. Dat leer je door ervaring en gezond verstand, stelde Aristoteles. Hij noemde deze praktische wijsheid
phronesis.
Wat is gelukkig zijn? Eudaimonia
Juist in het vervullen van een functie, ligt voor Aristoteles de sleutel tot geluk — hoewel hij geluk heel anders opvatte dan wij nu doen. Aristoteles was ook bioloog en stelde dat elk wezen een functie of doel heeft die bij die soort past. Een plant bereikt zijn doel als hij bloeit. Een leeuw vervult zijn functie als hij groot en sterk is en goed kan jagen. En een mens? Een mens is een sociaal en denkend wezen. Hij vervult zijn functie als hij voorbeeldig met anderen om kan gaan en voorbeeldig kan denken. Oftewel: als hij alle deugden na kan leven, dan is een mens gelukkig. Geluk betekent dan ook eerder uitblinken of voortreffelijk zijn dan tevreden en blij zijn. De deugd is waar de mens naar moet streven. Aristoteles noemde deze staat:
eudaimonia.
En plezier dan? De kracht van gewoonten
Genot of plezier was niet het doel van het leven, zoals bij
Epicurus. Betekent dat dan dat genot helemaal niet belangrijk was? Aristoteles was zich ervan bewust dat een mens niet doet waar hij geen zin in heeft. Het is daarom belangrijk kinderen van jongs af aan te trainen van deugdzaamheid te genieten. Alleen dan kan iemand echt deugdzaam opgroeien. Als iemand plezier heeft in het doen van slechte dingen, zal hij moeilijk een goed mens kunnen worden, zelfs als hij zijn leven wil beteren. Als je eenmaal een slecht karakter hebt, kom je er moeilijk vanaf. Dat is de kracht van gewoonten. Dus plezier is wel degelijk belangrijk. Je moet het op de juiste manier aansturen!
Moderne deugdethiek
Tegenwoordig is deze deugdethische benadering, de keuze om het goede leven in deugden uit te drukken, erg populair. Zowel de filosofie als de psychologie maken gebruik van Aristoteles' inzichten. Moderne filosofen die zich bezig houden met deugdethiek zijn bijvoorbeeld Philippa Foot, Alasdair MacIntyre en Martha Nussbaum. In de psychologie is een recente stroming de positieve psychologie. Daarin wordt niet alleen gekeken naar wanneer mensen zich psychologisch niet goed voelen, maar ook naar hoe we het normale leven nóg beter kunnen maken. Martin Seligman, die deze beweging leidde, identificeerde 24 deugden die het leven waarde geven. Veel daarvan lijken op die van Aristoteles, zoals wijsheid, moed en nijverigheid. Andere komen minder overeen, zoals liefde, hoop en enthousiasme. Positief psychologen geloven dat je van je sterkste deugden je kracht kunt maken.
Conclusie
Volgens Aristoteles draait het leven om het vormen van een goed karakter. Van jongs af aan moet kinderen geleerd worden plezier te hebben in deugdzaamheid. Door de deugd (en niet het genot) centraal te stellen, volgde hij zijn leermeester
Plato. Maar meer dan Plato gaf Aristoteles hele specifieke omschrijvingen van deugden en hoe je die beoefent. We moeten leren goed in te schatten waar het juiste midden ligt, daar ligt het geluk.