Levenskunst: Plato over de harmonie van de ziel
Hoe zit de menselijke geest in elkaar? Waaruit bestaat het bewustzijn? En hoe kunnen we onze ziel zo mooi mogelijk maken? Met deze vragen zat Plato, de oervader van de westerse filosofie. Hij concludeerde dat de ziel net een strijdwagen is: een menner met twee paarden. Het verstand moet als menner zijn paarden, wil en verlangen, in bedwang houden om een goed leven te leiden. En zij die dat kunnen, moeten de leiders van de samenleving worden. 'Filosofenkoningen' noemde Plato ze in zijn hoofdwerk Politeia (De Ideale Staat).
Plato's ziel in stukken
Plato geloofde dat mensen een ziel hebben. Maar deze ziel kan niet uit één stuk bestaan, dacht hij. De ziel moet uit meerdere delen bestaan. Waarom? Omdat hetzelfde ding niet twee tegenovergestelde dingen kan doen. Eén ziel kan niet tegelijkertijd iets wel én niet willen. Toch gebeurt dat de hele tijd. Soms willen we wel én niet naar bed — we willen slapen omdat we moe zijn, maar ook opblijven om te gamen. We willen een ijsje eten omdat het lekker is, en we willen het niet eten omdat we op dieet zijn. Soms willen we op hetzelfde moment twee elkaar uitsluitende dingen. Dat kan alleen als we uit verschillende onderdelen bestaan die het met elkaar oneens zijn. Onze ziel bestaat uit verschillende stukken; het ene deel wil dit, het andere deel wil dat, concludeerde Plato. Maar wat zijn dat voor delen? En wat moet er de baas zijn?
Phaedrus: Twee paarden en een menner
Plato stelde in de
Phaedrus dat er drie delen van de ziel zijn: het verlangende of begerende deel, dat ons op eten, bedpartners en geld stort; het willende deel, dat zich bezighoudt met eer en moed; en het rationele deel, dat diep en logisch over dingen nadenkt. Plato stelde de ratio of het verstand voor als een menner, en de wil en het verlangen voor als paarden (zie afbeelding). Het verlangen is een wild paard, dat nukkig is en zijn eigen kant op gaat. De wil luistert goed en doet vaak graag wat de rede hem oplegt. Aan de wagen waar de menner of rede op staat, zitten vleugels. Het verstand moet beide paarden in de juiste banen leiden, zodat de ziel in harmonie blijft. Lukt hem dit, dan stijgt de wagen op naar de hemel. Dat is de ziel van de wijze en rechtvaardige, die zo kennis verkrijgt van het goede. Lukt het verstand dit niet, dan sleurt het nukkige paard de wagen naar de grond, waar die crasht. Dat is de ziel van iemand die zich verliest in drank, gokken of andere verslavingen. Plato dacht dat het verstand de leiding moest hebben over het gevoel. Alleen dan kan men écht goed zijn.
Zo ziel, zo samenleving: filosofenkoningen
Plato dacht dat de ideale samenleving precies zo gestructureerd is als de ideale ziel. In
De Ideale Staat omschreef hij drie lagen van mensen: de filosofenkoningen, de wachters en de producenten. De laagste groep zijn de producenten, die voedsel produceren, gereedschappen maken of handel drijven. De wachters zijn de militaire macht en zij bevechten interne opstanden en externe oorlogen. De filosofenkoningen besturen het land, maken de wetten en vertellen de wachters wat zij moeten doen. Oftewel: verstand, moed en begeerte. De filosofenkoningen hebben veel talent, lang gestudeerd en kennis vergaard over wat goed is; daarom mogen zij de andere twee groepen leiden.
Wat is het goede?
Het verstand richt zich op het goede, maar wat bedoelt Plato daarmee? Het goede is bij Plato een moeilijk begrip. Goed is in ieder geval niet hetzelfde als genot, zoals bij
Epicurus. Goed betekent eerder orde en harmonie, of deugdzaamheid. Maar het Goede is heel moeilijk te begrijpen, stelde Plato. Het is namelijk niet in pure vorm in onze wereld te vinden. Het Goede is abstracter en heeft een andere vorm van bestaan. Daarom duurt het zelfs voor filosofen erg lang om het te begrijpen. De zichtbare wereld om ons heen is slechts een schaduw van dit pure Goede. Hij bedacht een
metafoor van een grot om dat uit te leggen.
Conclusie
Plato dacht dat de ziel uit drie delen bestaat — verstand, wil en verlangen — die het regelmatig met elkaar oneens zijn. Om in balans te blijven, moet het verstand de baas zijn over de emotionele kanten van de ziel. Met het verstand kan men uitvinden wat het goede en het rechtvaardige is. De verlangens mogen hier niet te veel van afleiden. Pas dan kun je een goed mens zijn. In de samenleving is het net zo: de filosofenkoningen moeten regeren over de dappere wachters en de begerende producenten.