Søren Kierkegaard, Dagboeken
Søren Kierkegaard is een Deense filosoof die leefde van 1813 tot 1855. Kierkegaard schreef dagboeknotities om zijn filosofische invallen en inzichten vast te leggen. Het is geen dagboek in de traditionele zin van het woord want niet bij elk fragment staat een datum. Hij schreef niet om zijn dagelijkse perikelen van zich af te schrijven maar hij wilde zijn gedachten over allerlei onderwerpen verwoorden. Alleen van de aantekeningen over zijn bezoek aan de Deense koning zou je kunnen zeggen dat het een typisch dagboekfragment is. In zijn dagboeken komen opvallend veel ideeën over boeken of toneelstukken voor. De keuze uit de dagboeken van Kierkegaard zijn in 1991 gepubliceerd door Sybren Polet, een bekend Nederlandse dichter en schrijver. Kierkegaards werk is vertaald door zijn vrouw Cora Polet, die vele boeken uit het Deens en Zweeds heeft vertaald. Recente voorbeelden van haar vertaalwerk zijn de boeken van de Zweedse P.O. Enquist en Scandinavische thrillers van Henning-Mankell.
Let op! Dit artikel is geschreven vanuit de persoonlijke visie van de auteur en bevat mogelijk informatie die niet wetenschappelijk onderbouwd is en/of aansluit bij de algemene zienswijze.Inhoud:
Samensteller Sybren Polet
In deze bundel van dagboekfragmenten komt de filosofie van Kierkegaard helder en begrijpelijk tot de lezer, alhoewel sommige passages de lezer prikkelen om zich af te vragen wat Kierkegaard bedoelde. Sybren Polet begint de dagboeken met een inleiding van 14 bladzijden en hij vermeldt hierin hoe Kierkegaard ervan hield om zijn omgeving indirect te aanschouwen, bijvoorbeeld via een spigel. Alle onderwerpen uit zijn filosofische werk komen terug in zijn dagboek. Het dagboek is zo geschreven dat het lijkt alsof Kierkegaard verwachtte dat iemand het ooit zou publiceren, zij het niet in deze vorm. De Deen had een publiek voor ogen. Toch is het geen dagboek in de ware zin van het woord maar eerder een aaneenrijging van notities met als rode draad de stille vertwijfeling van Kierkegaard zelf.
Polet en Kierkegaard
Sybren Polet heeft Kierkegaard gelezen toen hij 18 was met name Vrees en Beven. Polet komt uit een gereformeerd gezin en worstelde net als Kierkegaard met het geloof. Het lezen van Kierkegaards boeken heeft ertoe bijgedragen dat Polet atheïst werd. Voor Polet waren de beredeneringen dat het goed van Abraham was om zijn zoon te willen offeren het bewijs dat het geloof tot te extreme en ongewenste consequenties leidt. Dat weerhield Polet er niet van om van Kierkegaards werken te genieten.
Kierkegaards leven
Kierkegaard leefde van de erfenis van zijn vader. Hij woonde in grote huizen en is een paar keer verhuisd binnen Kopenhagen. Hij had in elke kamer een schrijftafel. In zijn geval was dat waarschijnlijk een statafel want in die tijd werd er nog alleen staande geschreven. Kierkegaard verdient wel iets aan de royalties over zijn boeken, maar dat is niet genoeg om in zijn onderhoud te voorzien. In zijn dagboeken beschrijft hij op een gegeven moment dat hij een herdruk van een boek tegenhoudt, waarmee hij zichzelf financieel gezien in de vingers snijdt. Kierkegaard is opgeleid als theoloog maar brengt het beroep predikant nooit in de praktijk. Hij beschouwt zichzelf als man zonder ambt; in zijn tijd werd schrijven geen beroep geacht. In zijn gesprek met de koning van Denemarken merkt hij op dat de koning het vast niet goed vindt dat er naast hem nog iemand is zonder ambt.
Kierkegaard en het existentialisme
Kierkegaard wordt beschouwd als een van de aartsvaders van het existentialisme. Hij gebruikt deze term voor het eerst. Voor Kierkegaard is het bestaan van de mens in relatie tot God één van de belangrijkste vraagstukken in het leven. Veel andere existentialisten, zoals Sartre, waren atheïst. De mens en zijn existensie is het enige uitgangspunt. Hij is wat hij doet. Het geloof in God is een subjectieve ervaring van een mens en valt voor agnostische existentialisten niet binnen het domein van de objectieve waarheden..
Indirecte communicatie
Kierkegaard is een man van de indirecte communicatie, een term die door hemzelf gecreëerd werd. Dat is communicatie via een medium zoals een boek of brief. Kunst en poëzie kunnen ook als indirecte communicatie beschouwd worden. Zelf bekeek Kierkegaard zijn geliefde via een spiegel. Veel aandacht heeft Polet voor de rol van muze van Regine. Kierkegaard schrijft regelmatig over haar. Hun liefdesgeschiedenis is dramatisch; de twee houden veel van elkaar maar Kierkegaard is bang om een gezin te stichten en geleefd te worden door sociale verplichtingen. Kierkegaard verbrak hun verloving toen hij zijn dissertatie voor zijn studie theologie had beëindigd en vervolgens wordt hij enige tijd later zeer jaloers als Regine een andere man heeft
gevonden. Ook wijst Sybren Polet op het feit dat Kierkegaard op grote voet leefde. Zijn vaders erfenis joeg hij er te snel doorheen doordat hij hield van grote huizen, dure wijnen en het zich verplaatsen in een luxe koets. De royalties van zijn boeken dekten zijn uitgaven niet. Hij stierf op een veelzeggend moment, namelijk kort nadat hij zijn laatste geld van de bank had gehaald.
Gevangen in gedachten
Kierkegaard is gevangen door zijn heldere invallen. Zijn inzichten brengen hem geen bevrijding. Het is eerder het tegenovergestelde; Kierkegaard raakt gedeprimeerd door zijn gedachten en inzichten. Hij blijft vasthouden aan het kerkelijk instituut ondanks dat hij de kerk bekritiseerd. Hij zet zich af tegen bevrijdingsfilosofieën van de gnostieke christenen of vrijmetselaars. Hij zet zich ook af tegen filosoof Hegel die de dialectiek wilde overwinnen. Kierkegaard is een speelbal van de dialectiek en wordt tussen de uitersten heen en weer geslingerd. Dat levert evenwel sprekende ideeën op. Zijn dagboek is een weerslag van de ondervindingen van de naar Waarheid zoekende mens. Kierkegaard is een filosoof die geen systeen heeft opgezet zoals andere filosofen. Hij blijft altijd met twee voeten op de grond. Het draait Kierkegaard om het bestaan van de mens in relatie tot het goddelijke. Kierkegaard wordt als de vader van het existentionalisme beschouwd alhoewel hij het daar zelf vast niet mee eens zou zijn geweest. Hij zou zich waarschijnlijk hebben opgewonden dat mensen wegliepen met zijn inzichten. Zijn ''kleine'' secretaris, zoals hij een medewerker noemt, betrapt hij op het stelen van zijn inzichten en deze in artikelvorm te publiceren zonder de naam Kierkegaard te noemen. Daar is hij nogal verbolgen over. Later speculeert hij erover dat hij na zijn dood zeker gelezen zal worden en voor Denemarken een belangrijk figuur zal blijken. Daarin heeft hij gelijk gekregen.
Onbegrip
Kierkegaard beschrijft herhaaldelijk dat hij zich onbegrepen voelt. Zijn gedachten, ingevingen en ideeën zijn zo briljant dat niet iedereen ze snapt. Ergens in 1837 schrijft hij in zijn dagboek: ik sprak luider dan de vogels zongen maar ze begrijpen me niet. Op dezelfde dag schrijft hij dat hij soms naar het platteland ging om te vluchten voor het onbegrip waarop hij in zijn woonplaats Kopenhagen stuitte en om zich aldaar kunnen te verzekeren van onbegrip. Hij eindigt deze dagboeknotitie door te stellen dat het een voorrecht is om onbegrepen te worden. Hij wentelt zich schijnbaar tevreden in het eenling-zijn.
Gek of geniaal?
Kierkegaard geeft in zijn dagboeken veel verwijzingen naar gekken of geesteszieken.
- Hij wil op een gegeven moment een boek schrijven over een gek waarvan de schrijver tijdens het schrijven zelf gek wordt.
- Hij heeft als idee dat iemand slechts in getallen antwoordt; hoe gaat het? 9.
- Later bedenkt hij een roman over iemand die leeft met een geheim en daar gek van kan worden. Dit geheim kan hij openbaren, terwijl de persoon zelf geneest van zijn ziekte. Het publiek zal dan nog steeds in de gekte geloven. Hij vraagt zich af of dit voor de persoon in kwestie iets is om zich in te verheugen.
Je zou bijna zeggen dat Kierkegaard zich associeert men een gek, zoals Jezus zegt dat sommige waarheden dwaasheden voor de wereld zijn. M.a.w. iemand wordt gek verklaard door zijn omgeving, maar hoeft dat niet te zijn in Gods ogen. De predikaten ´gek´ en ´genie´ liggen dicht bij elkaar; de grens tussen deze twee kwalificaties wordt bepaald door een verandering van perspectief van de waarnemer.
Oordelen
Kierkegaard is zeer negatief in zijn oordelen over
Pythagoras, Goethe, Hegel en andere bijzonder intelligente filosofen. Deze negatieve kritiek is ook het wapen waarmee hij zichzelf bestreed. Wat dat betreft kun je hem geen inconsequenties verwijten. Kierkegaard noemt Goethe een getalenteerde verdediger van banaliteiten, Hegel is een komische man die in zijn werken zich overal met een `jantje van leiden´ van af maakt. Het is niet zo dat hij de kerk dienstig is; ook alle predikanten van zijn tijd keurt hij af. Alleen bisschop Mynster kan goed doen in zijn ogen, tenminste eventjes, later wordt ook deze door kritische pijlen van zijn geest getroffen. In de
bijbel staat: Oordeelt en gij zult geoordeeld worden. Dit aforisme heeft Kierkegaard, afgestudeerde theoloog, overduidelijk genegeerd.
Een diepe polemicus
Kierkegaard beschouwde zich als een slachtoffer van polemische bewegingen. Hij noemt zichzelf ¨diep polemisch´. De dialectiek is zijn gevangenis en de taal zijn de muren. De taal begrenst en kristalliseert de zich ontvouwende gedachte. Zodra de gedachte opgeschreven is, stopt deze met zich te ontplooien. De dialectiek is de wereld van de these en de antithese, welke in Kierkegaards geval zover uiteen liggen dat ze elkaar weer ontmoeten in hun omslagpunt. Hij lijkt op zoek naar de synthese, snelt er soms naartoe om altijd weer redeneringen te vinden die het bereiken van een gelukzalig inzicht onderuit halen. Het ene uur was hij de grote gangmaker op een feestje, de humorist die iedereen aan het lachen maakte, even later thuis werd hij overmand door zelfmoordneigingen. De diepten en hoogten waarover zijn gedachten dwaalden, leverden briljante inzichten en zinsnedes op. Humor en doodswens gaan bij Kierkegaard hand in hand. Hij beschrijft iemand die een komisch tijdschrift publiceert als een mens die zijn zelfmoordneiging onderdrukt door zich tijdelijk staande te houden met grappen maken uit geldnood.
De waarheidszoeker
Kierkegaard heeft theologie gestudeerd en zich gestort op de filosofie. Dat verraadt een diepe neiging tot het zoeken naar de Waarheid met een hoofdletter ´W´. Hij hield van de grote vragen des levens. De verhouding mens-God is een belangrijke voor hem, of moeten we misschien zeggen Mens-god? Ergens citeert Kierkegaard Amor die Psyche verlaat. Amor zegt dat als je moeder wordt van een kind dat als je zwijgt een godenkind zal worden maar een gewoon mens als je het geheim verraadt. Kierkegaard ziet het zwijgen als een bezinnen op de goddelijke afkomst; hij die praat wordt mens. Filosofie is voor Kierkegaard de zoektocht naar de onbewuste onderstroom die de mensen tot handelen drijft.
Genieten van ellende
Kierkegaard genoot van zijn ellende in zijn intellectuele gevangenis, hij baadde in zijn negatieve en deprimerende gedachten. Hij had ze lief en omringde zich ermee. Hij baadde zich erin en kon ze maar niet loslaten. Mijn verdriet is mijn kasteel, is een quote dat hij in zijn dagboek zet. Zelf schrijft hij dat de taal belangrijk voor hem is omdat hij zijn zwaarmoedigheid erin kan verbergen. Zijn depressies zijn vaak een inspiratiebron om heldere inzichten in woordvormen te gieten. Als lezer voel je je soms beschaamd om te genieten van de mooie zinnen en sublieme gedachten die ontsproten zijn aan wanhoop, vertwijfeling, apathie, negatieve zelfkritiek en onbereikbaar verlangen.