Existentialisme
De mens is niets anders dan wat hij van zichzelf maakt. Dit is het belangrijkste principe van het existentialisme. Het existentialisme is een filosofische stroming die sinds de Eerste Wereldoorlog in Europa vorm heeft gekregen. Het existentialisme concentreert zich op de persoonlijk doorleefde existentie met haar houdingen, stemmingen en beslissingen die vervolgens weer het uitgangspunt van het handelen vormen.
Existentiefilosofie
Kierkegaard (1813-1855) wordt beschouwd als een van de belangrijkste voorlopers van de existentiefilosofie. Heidegger (1889-1976) en Sartre (1905-1980) hebben de existentiefilosofie meer vorm en inhoud gegeven. De existentiefilosofen nemen de mens in de wereld als vertrekpunt van hun filosofie. Deze filosofie heeft overigens geen systematische theorie van de existentie. Het echte existeren valt volgens de existentiefilosofen namelijk niet uit een begrip of een systeem af te leiden. Er moet juist worden gedacht vanuit de reële menselijke bestaanswijze in de concrete wereld.
Zijn en existentie
Het verschil tussen zijn en existentie kan als volgt worden getypeerd. Zijn is er of het is er niet. Existentie echter is alleen maar mogelijk. Het is een kunnen-zijn. Existentie staat voortdurend voor keuzes, moet voortdurend beslissen en kan ieder ogenblik behouden blijven of verloren gaan. De mens valt nooit met zichzelf samen, zoals een ding met zichzelf samenvalt. De mens transcendeert zichzelf, hij kan kiezen uit vele mogelijkheden en deze verwerkelijken. De mens is niet, maar hij wordt. De mens is wat hij van zichzelf maakt.
En-soi & pour-soi
Sartre maakt een onderscheid tussen twee zijnsgebieden, namelijk het in-zich-zijn (en-soi) en het voor-zich-zijn (pour-soi). Het in-zich-zijn is het zijn van de stoffelijke dingen, dat compact, onbepaald, zinloos en absurd is. Het voor-zich-zijn is het bewustzijn dat gekenmerkt wordt door intentionaliteit.
Angst en vrijheid
Angst en vrijheid zijn onderwerpen die bij Heidegger en Sartre steeds terugkeren. Heidegger zegt dat bezinning ons kan leren inzien dat de dood, de mogelijkheid van het eigen niet-zijn, ons oproept onze eigen existentie op ons te nemen. Hij wijst op de onherroepelijkheid van onze beslissingen en roept ons op te leven in vrijheid en zelfverantwoordelijkheid. De mens moet in de eerste plaats zijn, het is zelfs zijn taak te zijn.
Sartre komt met grote nadruk op voor de vrijheid van de mens. Hij kent aan het bewustzijn een absolute en onbeperkte vrijheid toe. De mens mag van de omstandigheden afhankelijk zijn, als handelend wezen is hij in staat deze omstandigheden te wijzigen. Door zijn vrijheid kan de mens zich voortdurend verwerkelijken. Maar het bewust zijn van deze vrijheid kan ook de vorm van angst aannemen, de verleiding is in dat geval groot de vrijheid te ontlopen of te ontkennen.
Creativiteit
De levensvisie van Sartre is atheïstisch en pessimistisch. Het bestaan is in zijn opvatting uiteindelijk een mislukking, doordat het samenzijn onmogelijk is. De mens staat hulpeloos alleen in een zinloze wereld van louter feitelijkheid waaraan hij door eigen creativiteit slechts een willekeurige zin kan geven. De mens is niet iets in de betekenis waarin dingen iets zijn. Hij moet zich, als in een voortdurende schepping uit het niets, maken tot wat hij is. De mens is vrij. De mens is tot vrijheid veroordeeld.