De vroege jaren van marihuana in Nederland
De introductie van marihuana voor recreatief gebruik in Nederland wordt over het algemeen verondersteld te hebben plaatsgevonden in de tweede helft van de jaren zestig. Deze periode kenmerkt zich in het collectief geheugen als één waarin de jeugd zich losmaakte van het ouderlijk gezag en een eigen jeugdcultuur begon te ontwikkelen waarbij het gebruik van marihuana een belangrijke rol speelde. Desondanks gaat de geschiedenis minstens twintig jaar verder terug.
De periode voor de jaren vijftig
In de negentiende eeuw was marihuana onder de naam
Extractum verkrijgbaar bij de apotheek ter bestrijding van onder meer astma, migraine, slaapstoornissen en toevallen. Met de ontwikkeling van andere geneesmiddelen verdween het uit het assortiment. Nederland was tot aan het begin van de jaren vijftig eigenlijk zo goed als onbekend met het gebruik van marihuana als genotsmiddel. In de Verenigde Staten zorgde het alcoholverbod (1920-1933) voor een verbreiding van het cannabisgebruik. Voor de tweede wereldoorlog meldt de politie van Rotterdam dat buitenlandse zeelieden in het havengebied marihuana roken. Kort na de oorlog gebruiken en verkopen Amerikaanse militairen het in Amsterdamse kroegen. Het cannabisgebruik bleef in eerste instantie beperkt tot de weinig omvangrijke jazzwereld en zijn muzikanten en liefhebbers (vaak schrijvers en studenten).
Undercover in 1954
Voor buitenstaanders was het in de naoorlogse jaren van wederopbouw van Nederland niet eenvoudig om aan marihuana te komen. Er bestond geen wijdverbreide handel in en men diende er het nachtleven van één van de twee grote havensteden voor in te duiken. Een anoniem gebleven verslaggever van dagblad De Waarheid moest in april 1954 enkele nachten in Amsterdam op stap om zeven marihuanasigaretten te bemachtigen. Doordat "de aanvoer haperde" betaalde hij er vijf gulden per stuk voor. Veel geld voor die tijd, en anno 2011 vergelijkbaar met ongeveer zestien euro. Normaal gesproken betaalde men 2,50 gulden per marihuanasigaret in het Amsterdam van de jaren vijftig.
De Amsterdamse marihuanasigaret
Een Duitse boot was volgens de verslaggever van De Waarheid één van de belangrijke aanvoerders van cannabis in de hoofdstad. Het werd doorverkocht als voorgedraaide marihuanasigaretten die geen tabak bevatten. De verslaggever omschrijft de marihuanasigaret als volgt:
"Toen wij een slordig gerold 'sigaretje' openmaakten, vonden wij eerst nog een vloeitje en daarin haast tot stof gedroogde plantendeeltjes; van bovenste blaadjes, stengeltjes en zaadjes van een tropische hennepsoort (Cannabis sativa)." De marihuanasigaretten waren in Amsterdam verkrijgbaar via de straathandel (onder andere Museumplein, Rembrandtsplein, Leidseplein), in zeemanskroegen, en in jazzclubs als de Cotton Club aan de Nieuwmarkt en Casablanca op de Zeedijk. In Rotterdam was Katendrecht de plek waar men terecht kon.
De Haagse politie wist van niets
In december 1955 toonde een verslaggever van het Haagsch Dagblad aan, dat marihuana ook in Den Haag werd verkocht. Het ging om kleine hoeveelheden en ook hier moest de niet-ingewijde er de nodige moeite voor doen om het te bemachtigen. De verslaggever begaf zich een maand lang in het nachtleven in Den Haag voordat hij zijn eerste marihuanasigaret kon kopen. De Haagse politie ontkende in eerste instantie. Men had voor die tijd wel eens een paar keer een verdachte club in Scheveningen onderzocht, maar nooit iets aangetroffen. De anoniem gebleven verslaggever van het Haagsch Dagblad noemde Rotterdam en Amsterdam als aanvoerhavens, waar via schepen uit Marokko en de Verenigde Staten de cannabis het land werd ingesmokkeld. In de Scheveningse jazz- en bebopclubs aan het Gevers Deynootplein werd het daarna verder verhandeld.
Eerste nederwiet in de jaren vijftig
Ook tekende de Haagse verslaggever uit de mond van een rechercheur op, dat een prostituee uit de buurt van Utrecht halverwege de jaren vijftig in haar achtertuin Indische hennep verbouwde. Het vroegst vermelde geval van nederwiet, zou men kunnen zeggen, al was de samenstelling anders dan de nederwiet die in de jaren zeventig opkwam. 's Avonds verkocht zij het met haar diensten in de haven van Amsterdam. Toen de politie achter haar bijverdiensten kwam, verdween zij voor een half jaar achter de tralies. De echte nederwiet liet nog een kleine twintig jaar op zich wachten, maar de smokkel via de landelijke zeehavens ging door.
Wietplant van de soort Cannabis sativa(foto: Michael Wolf) /
Bron: Michael_w, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
Jazz en marihuana in de Cotton Club
Amerikaanse militairen die in de jaren vijftig in Europa gelegerd waren, waren ook vaak te vinden in de Cotton Club waar veel zwarte jazz-muziek was te horen. Ze informeerden soms ook of er marihuana te koop was. Volgens Annie Smit van de Cotton Club zorgden Ghanese zeelieden voor de aanvoer ervan. Zij smokkelden het in de handgreep van een papieren boodschappentas de haven uit en de stad in. Het werd verkocht aan Surinamers die er marihuana-sigaretten van maakten, of het weer los doorverkochten in lucifersdoosjes. Aanvankelijk vormden de Amerikaanse militairen het afzetgebied, maar later ook de Pleiners (de artistieke nozems die op het Leidseplein rondhingen). Zij luisterden naar jazz-muziek en kwamen daarom ook in de Cotton Club.
Het keerpunt in 1970
De VARA-actualiteitenrubriek Achter Het Nieuws was in 1964 één van de eerste televisieprogramma's die aandacht aan de marihuanasigaret besteedde. C. Houweling van de Amsterdamse narcoticabrigade vertelde daarin dat zo'n 2,50 tot zeven gulden betaald moest worden (anno 2011 gelijk aan elf tot zeventien euro), en dat de marihuanasigaretten ongeveer 0,2 gram cannabis bevatten. De aanvoer via de smokkelroutes bleef lange tijd echter beperkt en de politie onderschepte af en toe slechts enkele kilo's. Het keerpunt kwam eind juni 1970 toen in Rotterdam het Holland Pop Festival (Kralingen) werd georganiseerd. Leden van het politiekorps waren undercover aanwezig en besloten om niet in te grijpen, terwijl onder meer de latere Bulldog-coffeeshop eigenaar Henk de Vries er openlijk marihuana verkocht. Dit vormde de aanzet tot een milder drugsbeleid en leidde in 1976 tot een wettelijke onderverdeling in soft- en harddrugs. In oktober 2011 werd wiet met meer dan 15% van de werkzame stof THC op de harddrugs-lijst gezet.