Goede vragen stellen
Het stellen van vragen is een essentieel onderdeel van een goed gesprek. Door vragen te stellen laat je zien dat je luistert, en je stimuleert de ander om meer te vertellen. Welke vragen zijn het meest doeltreffend?
Gesloten vragen
Een gesloten vraag begint vaak met een werkwoord, en het antwoord op een gesloten vraag kan een simpel ja, nee of goed zijn. Het ligt dus aan de bedoeling van het gesprek of dit type vraag geschikt is. Kijk maar naar dit gesprek:
- Hoe was het op je werk? Goed.
- Heb je het druk gehad? Ja.
- Ben je moe? Ja.
Dit gesprek loopt niet lekker. Het lijkt meer op een ondervraging. In dit geval bereikt de vragensteller zijn doel niet door het stellen van gesloten vragen. Dat betekent niet dat gesloten vragen
altijd verkeerd zijn. Antwoord geven op gesloten vragen is meestal lekker veilig, je blijft op bekend terrein, je hoeft niet heel diep na te denken voordat je antwoord geeft, en je hoeft ook niet méér persoonlijke geen details prijs te geven dan je wilt.
Inleiding
Als inleiding op een gesprek zijn gesloten vragen dus best bruikbaar. Vooral jonge kinderen kun je goed op gang helpen door een paar gesloten vragen te stellen. Bovendien is het een goed instrument om te peilen of het kind wel behoefte heeft om te praten. Je laat zien dat je geïnteresseerd bent en dat je tijd hebt voor een gesprekje. Schakel na een paar gesloten vragen over op meer open vragen. Als het kind inderdaad iets wil vertellen komt het bij de open vragen vanzelf los.
- Hoe was het op school? Stom.
- Wat heb je gedaan? Niks.
- Welke juf was er vandaag? Juffrouw Janneke, en die deed weer zo… en toen…
Zo komt er, ondanks de korte antwoorden op de eerste vragen, toch een gesprekje op gang. Ook mensen die nerveus zijn, zoals sollicitanten, kun je op hun gemak stellen door eerst een paar gesloten vragen te stellen: “Kon je het makkelijk vinden?” “Wil je iets drinken?” Zo krijgt de ander even tijd om de omgeving in zich op te nemen en tot rust te komen, en hij hoeft zich nog niet echt bezig te houden met het formuleren van een goed antwoord.
Afbakenen
Gesloten vragen zijn ook bruikbaar om een onderwerp af te bakenen. Dit doe je als je niet teveel keuzemogelijkheden wilt geven. Stel je voor dat je visite krijgt en je hebt eigenlijk niets in huis. Als je nu vraagt: “Wat wil je drinken?” Loop je het risico dat je gast iets noemt wat je niet hebt. Dus je vraagt: “Wil je koffie?” Nu kun je een ja of nee verwachten, en je krijgt geen vraag waar je niet aan kunt voldoen. Door je hiervan bewust te zijn kun je je pijnlijke of genante situaties voorkomen.
Open vragen
Open vragen beginnen in de regel met woorden zoals: Wie, wat, waar, welke, waarom, hoe komt het, enz, en zijn vooral bedoeld om je gesprekspartner ruimte te geven om te vertellen. Het antwoord op een open vraag is veel uitgebreider en gaat dieper in op het gespreksonderwerp. We zagen hiervoor al dat niet elk vragend voornaamwoord uitnodigt om te vertellen. “Hoe was het op je werk?” is een open vraag. Toch kun je een simpel “Goed” als antwoord krijgen. Ook op een vraag als “Wie is dat?” kun je een kort antwoord verwachten. Als je vraagt “Waar heb je haar leren kennen?” is de kans dat je een gedetailleerd antwoord krijgt veel groter. Een goede open vraag nodigt uit om méér te vertellen. Vooral als je specifiek vraagt naar hoe iemand ergens over denkt creëer je een opening voor een goed gesprek. Het is daarbij belangrijk dat je niet alleen bezig bent met het bedenken van goede vragen.
Luister vooral ook goed, want de informatie die de ander geeft is een goede basis om het gesprek op gang te houden en te verdiepen.
Risico
Het risico van open vragen stellen is dat je gesprekspartner zich in het nauw gedreven kan voelen. Je vraagt tenslotte steeds dieper door op het onderwerp, terwijl de ander misschien niet alles over zijn belevings- of gevoelswereld met jou wil delen. Vooral vragen die beginnen met “Waarom” hebben dat effect. Gebruik die dus met mate. Maar ook als je nadrukkelijk doorvraagt op het gevoel of het gedrag van de ander loop je het risico dat die zich afsluit. "Waarom deed je dat" "Hoe komt het dat je dat niet wilt" en dergelijke vragen zijn wel geschikt als ze gesteld worden door een hulpverlener, maar als collega, vriendin, of partner moet je opletten dat je niet te ver binnengaat in de persoonlijke ruimte van de ander.
Als je een dynamische gesprekspartner wilt zijn, wissel je open en gesloten vragen af. Zo voorkom je dat het gesprek op een ondervraging lijkt, en je partner houdt de ruimte om bepaalde dingen voor zichzelf te houden.