Filosofie en opvoeding
In de opvoeding worden o.a. kennis, waarden/normen, omgangsvormen of anders gezegd: 'verhalen' overgedragen. Opvoeding bestaat eigenlijk uit de verweving van 2 verhalen: het kleine levensverhaal in het 'grote verhaal' (Tijdgeest, Maatschappij, Christendom, Marxisme, Verlichting etc.). Overdracht en daarmee ook opvoeding, is altijd verbonden geweest aan verhalen. De kleine verhalen van ons als individuen worden opgenomen in de opvoeding en zijn met draden verbonden aan de grote verhalen.
Het kleine levensverhaal is altijd ook onderdeel van het grote verhaal. In dit artikel zal gekeken worden naar het standpunt van
4 verschillende filosofen t.a.v. de invloed en plaats van het
grote verhaal. Het grote verhaal is in dit geval
het verhaal van de Verlichting. Aan het eind van dit artikel worden deze ideeën in het kader van
opvoeding en
pedagogiek besproken.
Voorafgaand aan de bespreking van de standpunten van de verschillende filosofen wordt eerst een korte schets gegeven van het Verlichtingsdenken.
Het verlichtingsdenken
De verlichtingsfilosofie komt tot uitdrukking in de stelling van de filosoof Kant:
'Durf je eigen verstand te gebruiken'
De kenmerken van de verlichting
- De burgerij gaat een plaats innemen in het wetenschappelijk leven
- Er heerst een sterk optimistisch geloof in de vooruitgang, in de mogelijkheden van de menselijke rede, de strijd tegen de onwetendheid zal gewonnen worden
- Men gaat uit van het ideaal van individuele vrijheid, gelijkheid en tolerantie met betrekking tot mensen met andere opvattingen en emancipatie
- Door de voortgaande secularisatie worden rechten en plichten niet meer gefundeerd vanuit de religie (gedragen door goddelijk gezag) maar de samenhang tussen die twee worden gefundeerd op een maatschappelijk verdrag
- Volgens de Verlichtingsfilosofen overstijgen universele menselijke waarden de nationale tradities (die volgens hen nog veel barbaarse elementen hebben)
- Er wordt afgerekend met alle vormen van bijgeloof
Verlichtingsdenken: standpunten van vier filosofen
De standpunten van Gadamer, Habermas, Lyotard en Lemaire ten aanzien van het Verlichtingsdenken in het kort:
- Gadamer: heeft kritiek op het Verlichtingsdenken en vindt dat de basis of grondgedachte van waarden en normen in de traditie gezocht moeten worden
- Habermas: zoekt de criteria van het ware, schone, het goede in de Verlichting. Fundamenteel bij hem is dat de criteria totstandkomen in consensus (onderling overleg).
- Lyotard: is een vertolker van het Post-modernisme en stelt dat de Verlichting voorbij is. Hij stelt het begrip legitimiteit centraal.
- Lemaire: kiest niet voor of traditie of verlichtingsdenken, maar vertolkt de spanning tussen de verschillende posities vanuit een transculturele visie.
De ideeën van Gadamer en zijn kritiek op de Verlichting
Gadamer is als
voorloper van het Post-modernisme kritisch ten aanzien van het Verlichtingsdenken. Hij vindt dat men moet zoeken naar basiswaarden en grondgedachten van waarden en normen in de
traditie. Wanneer we deze basis buiten de traditie zoeken, stelt Gadamer, dan is dat zelfoverschatting.
In de Verlichting laat men geen vreemde autoriteit toe, alles moet door
de rede beoordeeld worden. Gadamer stelt dat rede nooit op zichzelf staat, daar het altijd verbonden is met de geschiedenis. De mens staat in het verleden, heeft verbondenheid met de geschiedenis. Alles wat we denken, voelen weten en ervaren nemen we mee. Met andere woorden: de geschiedenis behoort ons niet toe, maar wij behoren de geschiedenis toe.
Hiermee sluit hij aan bij Dilthey's visie dat de mens deel uitmaakt van het proces dat hij bestudeert. De mens staat niet
boven de geschiedenis, maar staat
in de geschiedenis. Het begrijpen van de geschiedenis is begrijpen van onszelf, de intenties die we tegenkomen, herkennen we in onszelf. Dilthey stelt: 'Er is
geen oorspronkelijk beginpunt van een levensverhaal'.
Gadamer vat het levensverhaal van mensen op als verbonden met de traditie die dynamisch en aan verandering onderhevig is. Pas met een open grondhouding kan er sprake zijn van een echte ontmoeting met andere waarden, normen, levenswijzen, culturen etc.
Volgens hem kan het begrip
'Verstehen' niet los gezien worden van de geschiedenis. Als een mens zich zou verdiepen in het eigene van andere mensen, in het vreemde, zou men bevrijdt kunnen worden uit de eigen particulariteit door 'verstehend' te zijn.
Het verleden krijgt steeds een nieuwe gestalte door de invulling die de mens er aan geeft. Gadamer ziet tradite als grondslag: verklaren d.m.v.'Verstehen'. Gadamer stelt dat de Verlichting de traditie onderwerpt aan het oordeel van de autonome rede.
De ideeën van Habermas en zijn kritiek op Gadamer
Habermas zoekt de criteria voor opvoeding in de Verlichting. Hij is het eens met Gadamer wat betreft het 'Verstehen']: de mens proberen te begrijpen vanuit de historische context. Maar hij vindt dat Gadamer de mens 'opsluit' in het verleden en in de traditie. Habermas vindt dat dit aangevuld zou moeten worden met
ideologiekritiek.
De ideologiekritiek moet zich richten op allerlei vormen van ongelijkheid. Vanuit een ideaal van de vrijheid en de gelijkheid is de wetenschapper in staat het andere te vinden (het ideaal van de Verlichting). Habermas stelt dat criteria totstandkomen in onderling overleg. Hij vindt dat we wel degelijk met onze concrete levensgeschiedenis uit kunnen breken uit de traditie en context van het verleden.
De vraag die hij daarbij stelt is of we het verleden kunnen begrijpen zonder het verleden te onderschatten of zonder ons schuldig te maken aan een 'buiten historisch weten'. Als we echt willen 'Verstehen', zegt Habermas, dan moeten we een
deelnemersstandpunt innemen en niet alleen een toeschouwersstandpunt. Bij 'Verstehen' komt bij hem dus het accent te liggen op de
actoren.
Net als de verlichtingsfilosofen stelt Habermas dat de autoriteit van de rede een kritische reflectie betekent op de geldigheidsaanspraken die besloten liggen in wat mensen doen. Hij richt de kritische functie van de rede op de traditie. Er is geen sprake van een waarheid of juistheid. Als men zichzelf niet blootstelt aan kritiek, dan betekent dit een degradatie van geldigheidsuitspraken naar machtsuitspraken.
Als traditie niet kritisch wordt bekeken, wordt het een soort grootmacht die niet ter discussie kan staan. Habermas vindt dat Gadamer dit aspect van machtsverhoudingen niet heeft belicht.
Habermas is het eens met het standpunt van Gadamer wanneer deze stelt dat vooroordelen onvermijdelijk zijn, maar stelt ook dat dit niet inhoudt dat vooroordelen legitiem zijn.
De ideeën van Lyotard en zijn kritiek op Gadamer en Habermas
Lyotard is vertegenwoordiger van het
Post-modernisme.
Legitimiteit is een belangrijk thema bij hem. Lyotard vindt dat legitimatie op de manier van Habermas in onze tijd problematisch is geworden en zelfs onwenselijk. Wel onderstreept hij de consensusgedachte voor de discussie voor legitimatie van Habermas.
Lyotard stelt dat je legitimatie van binnenuit moet bekijken en geeft twee grondvormen:
- legitimatie via traditionele volksverhalen (mythologisch) en
- legitimatie via emancipatievertellingen
Het kleine levensverhaal wordt "ingeschreven" in het grote traditionele verhaal. Het verhaal legitimeert zichzelf doordat het verteld wordt en er naar geluisterd wordt. De emancipatievertellingen wijzen vooruit naar de toekomst waar het universele idee moet worden gerealiseerd. Volgens Lyotard vatten de emancipatievertellingen de geschiedenis op als een continue proces van vooruitgang met een einddoel en dienen als normering van instituties van instanties en het sociale handelen van mensen.
Volgens Lyotard willen de Modernen de mensen
beroven van hun traditionele verhalen (narratieve verhalen). De enige grondslag die dan nog over zou blijven, zou het idee van het vrije burgerschap zijn. Lyotard is van mening dat van het gelijkheidsideaal van de Verlichting niet veel terecht is gekomen en dat dit ideaal eigenlijk een utopie is.
De ideeën van Lemaire
Lemaire kiest geen partij voor of de rede of traditie. Hij schetst de valkuilen, de verabsolutering van beide en laat de spanning tussen de verschillende standpunten zien.
De valkuil van:
- Traditie kan zijn o.a.: verheerlijking van het instinct, de wil tot macht, barbarij en b.v. fascisme
- Rationalisme: o.a.: zelfverabsolutering, minachting voor andere culturen, 'valse universaliteit'
- De sleutel (ook tot het tegengaan van verabsolutering) is volgens hem de open kritische rede en de twijfel. Zijn standpunt weerspiegelt duidelijk een cultuurfilosofische, transculterele visie.
Lemaire stelt dat de Verlichtingsfilosofen met hun ideeën wilden bijdragen tot bevrijding en mondigwording van de mens door een kritisch gebruik van de rede die mensen in staat moet stellen zelfstandig te durven denken om zich zo van vooroordelen en achterhaalde sociale structuren los te maken.
De (Duitse) Romantici stelden de (her)ontdekking van gewoonte, volkstaal en traditie, het gewicht van een 'organisch' gegroeide geschiedenis en de invloed van niet-rationele elementen in het leven tegenover de ideeën van het rationalisme (Verlichting).
De kritische reflectie heeft de traditie proberen te ontkennen, maar de groep van Duitse Romantici (w.o. Dilthey, Gadamer) heeft zich juist toegelegd om de traditie als een soort collectieve rede te rehabiliteren. Gadamer kent aan de geesteswetenschappen een 'hermeneutische taak' toe. Dat wil zeggen: zich binnen een traditie plaatsend; deze interpreterend door te geven aan de huidige generatie. Lemaire stelt dat
menswetenschappen en sociale wetenschappen hun ontstaansvoorwaarden danken aan het contrast tussen Verlichting en Romantiek.
Lemaire stelt dat de Verlichting op haar eigen grenzen is gestoten, zowel ten gevolge van de bewustwording van de waarde van andere culturen als door haar eigen innerlijke logica. De elementaire ambivalentie in de Westerse cultuur is dat deze enerzijds er van overtuigd is geweest de meest geslaagde belichaming te zijn van menselijke cultuur en daarom ook heeft willen 'beschaven' en anderzijds zichzelf in de fundamenten heeft bekritiseerd en zich gerealiseerd dat er een grote afstand is tussen de feitelijke en ideale beschaving. Enerzijds wilde de Westerse cultuur een
eigen identiteit bezitten, zich onderscheiden van andere culturen en anderzijds anderen in hun cultuur
laten delen en daarmee de particulariteit op te heffen. (Universaliteit versus particulariteit).
Lemaire maakt een onderscheid tussen 2 wijzen van de uitoefening van de rede:
- instrumentele rede, die gesloten is en zelfgenoegzaam
- open rede, die kritisch is en bewust van haar grenzen
De
instrumentele rede draagt bij tot een barbaarse beschaving met een redelijk gezicht en de
open rede draagt bij tot het vermogen om valse vormen van rationalisering te doorzien. Dit betekent dan ook dat de open rede de rationalisering zelf als barbarij kan ontmaskeren. De kracht van de kritische rede is dat zij niet samenvalt met bestaande realiseringen van rationaliteit. De kern of het hart van deze open kritische rede is
de twijfel. De twijfel drijft de rede ertoe om afstand te nemen van haar vroegere objectiveringen, maar ook om de zelfgenoegzaamheid en zelfverabsolutering van de rede als zodanig te bekritiseren. De kritische rede moet ook
twijfelen aan het kritisch denken zelf. Het kritisch denken moet dus strijd voeren op 2 fronten: zowel tegen de zelfoverschatting van het rationalisme maar ook tegen het anti-rationalisme en irrationalisme.
De kritische rede die Lemaire verdedigd, is een genuanceerde variant van het rationalisme en wortelt derhalve in de geest van de Verlichting. Lemaire stelt dat alleen een rede die voeling houdt met het geheel van het menselijk bestaan en bewust is van haar eigen voorwaarden en grenzen -de kritische rede- kan dienen als gids en kompas.
Opvoeding: een klein levensverhaal in een groot verhaal
De relatie
opvoeder-opvoedeling wordt steeds gekenmerkt door de spanning tussen generaties en tradities. De 'volwassen mondige generatie' bereidt de nieuwe generatie voor op de in de maatschappij
heersende normen, waarden en rolpatronen. De voortdurende opeenvolging van generaties heeft voor de inhoudelijke aspecten voor de opvoeding consequenties: het op een gegeven moment bereikte culturele niveau moet steeds weer opnieuw worden doorgegeven aan de opgroeiende generaties, wil de maatschappij 'niet terugvallen naar een lager cultureel niveau'.
Wanneer we ook naar andere culturen kijken, met een 'ander groot verhaal': het Marxisme, (zoals b.v de vroegere Sovjetunie en China), dan valt op te merken dat in tijden van relatief geringe maatschappelijke en economische ontwikkeling
de traditie een overheersende positie (ook in het opvoedingsproces) inneemt. In tijden van snelle veranderingen, zoals heden het geval is, verliest de traditie aan belangrijkheid ten gunste van nieuwe meer 'actuele inhouden'.
In deze zin boet de traditionele gezagsverhouding van de oudere generatie (van hen die meer levenservaring en wijsheid hebben) in. Waardoor de hiërarchie van hen die weten (de mondigen) en hen die niet weten (de onmondigen), minder duidelijk aanwezig is. De nieuwe hiërarchie is -afgezet tegen vroegere tijden- steeds meer een verhouding van gelijkwaardigheid tussen mensen, en een gezamenlijk leren. Dit speelt ook door in de professionele hulpverlening.
Zowel op maatschappelijk als op persoonlijk, relationeel niveau heb je als opvoeder (en pedagoog) zowel impliciet als expliciet te maken met waarden, normen, stijl, smaak en omgangsvormen. We dragen dit ook over op de opvoedeling, soms bewust, maar soms ook onbewust. Opvoeding heeft met traditie te maken, je kunt jezelf niet volledig loskoppelen van een historische culturele context. Op zich zijn (bepaalde) tradities een mooi erfgoed, die hun bestaansrecht ontleend hebben in andere tijden dan de onze, maar die blijkbaar belangrijk genoeg zijn om in stand te houden en door te geven. Als er geen tradities zouden zijn, zouden we alles steeds opnieuw moeten ontdekken, leren en ondervinden, en zou een stuk levenswijsheid en ervaring van mensen verloren gaan. Echter een star vasthouden aan en klakkeloos en kritiekloos volgen van tradities smoort de vooruitgang, ontwikkeling en verdergaande mondigwording van de mens.
Pedagogiek is een normatieve wetenschap en opvoeden is normatief handelen.
Wat fundamenteel is, zowel binnen de pedagogiek als wetenschap, maar ook in praktisch pedagogisch handelende zin, is een
kritische houding ten aanzien van deze tradities, heersende waarden en normen. Belangrijk is om te blijven kijken naar de grondslagen van deze (soms vanzelfsprekend lijkende) waarden, normen en tradities, naar de geldigheid, de legitimiteit, de waarheidsaanspraak. Wie bepaalt wat goed is? Hoe rechtvaardig je je keuzes? Waarop zijn die keuzes gebaseerd? etc.
Een kritische open rede is zeer essentieel. In de relatie opvoeder-opvoedeling is het belangrijk om kritisch te staan ten opzichte van jezelf, je eigen waarden, normen en tradities en hetgeen je overdraagt. Twijfel over je eigen handelen in de opvoeding ligt hierin besloten. Een kritische open houding veronderstelt een houding van
vragen stellen zonder vooringenomenheid, inleven, meevoelen, meedenken en van reflectie. Dit in tegenstelling tot het hanteren van de instrumentele rede die het klakkeloos en kritiekloos 'dicteren' van tradities bewerkstelligt en een onmondige, ongelijkwaardige gezagsverhouding binnen de opvoeding (en samenleving) in stand houdt.
Reflecteren op, twijfelen aan, ter discussie stellen van je eigen opvoedingswaarden, normen en tradities is nodig om een open vragende en twijfelende houding te realiseren, waardoor de relatie opvoeder-opvoedeling voor beide een
mondig en open proces van groei kan zijn.