Taal, de moeder aller instituties
Beknopt gezegd wordt de term institutie in sociologische literatuur gedefinieerd als: een systeem van genormaliseerde standaardpatronen in een gemeenschap met betrekking tot een onderdeel uit het maatschappelijk leven. Voorbeelden van instituties zijn: familie, staat, kerk, rechtssysteem, onderwijssysteem en economie. In vrijwel elk sociologisch standaardwerk wordt taal gezien als kern of oerinstitutie.Taal representeert status en heeft grote invloed op het socialisatieproces.
Taal als kerninstitutie
Taal is de eerste institutie waaraan mensen in hun bestaan aan deelnemen
De sociologen Berger en Berger gaan hier in hun werk ook van uit. Hun keuze om
taal te beschouwen als eerste institutie en bijvoorbeeld niet
het gezin/de familie waar een kind deel van uitmaakt, heeft te maken met
besef. Er is aanvankelijk nog geen besef dat individuele familieleden deel uitmaken van de institutie het gezin/de familie.
Taal
verwijst en geeft daardoor het eerste besef van het bestaan van een grotere wereld. Volgens Langeveld,de Nederlandse pedagoog en fenomenoloog, is van opvoeden pas echt sprake als er
taalgebruik is tussen het kind en de opvoeders. De tijd daarvoor is
vooropvoeding.
Taal als instrument
Taal heeft, zoals Buiks en van Tillo aangeven een instrumentele betekenis voor andere instituties, of:
"De taal maakt van instituties een gedeelde wereld of orde,en geeft die stabiliteit en duurzaamheid" (citaat).
Door middel van taal is het bijvoorbeeld mogelijk te:
- objectiveren
- verbanden te leggen
- structureren
- communiceren
Taal en taalachterstand
Het bezitten van een taalachterstand impliceert vanuit het bovenstaande dat deelname aan of onderdeel uitmaken van bepaalde instituties moeilijk is of zelfs tot exclusie kan leiden.
De indeling van taalgebruik met betrekking tot sociaal milieu in de twee taalcodes:
beperkt taalgebruik (restricted code) en
uitgebreid taalgebruik (elaborated code), is nog steeds van toepassing. Een uitbreiding hierbij zou kunnen zijn het taalgebruik van iemand (kind, maar ook volwassene) met een andere
moedertaal. Hoewel de laatste, gezien veelal de sociale status van de grootste allochtone minderheidsgroepen, vaak samenvalt met de beperkte taalcode, is deze te onderscheiden als een
specifiek taalgebruik.
De taal van de middenklasse, die in het algemeen standaard is voor taalgebruik in de meeste instituties, bepaalt de mate van taalachtertand. Wil men deelnemen aan aspecten van de samenleving dan is het leren van deze taal een must.
Het leren van Nederlands staat dan ook voorop bij inburgeringscursussen.
Taal en cultuur
Hoezeer taal en cultuur samenhangen, wordt merkbaar als je actief wil deelnemen in instituties zonder gebruik van je moedertaal. Lettelijk vertalen is, als de gebruikte taalcode meer uitgebreid wordt, eigenlijk onmogelijk. Idioom, semantiek en overig cultureel bepaald taalgebruik vormen hindernissen. Zowel vanuit de eigen te maken taal als vanuit je moedertaal.
Aandacht hiervoor, het bewust worden van deze
culturele nominale (taal-) verschillen, hoort ook bij inburgering.
Taalproblemen zijn institutieproblemen
Elke institutie gebruikt taal. Talig communiceren bepaalt de toegang tot vrijwel alle instituties. Dit is zo fundamenteel dat in vrijwel elke samenleving veel wordt gedaan om taalproblemen te reduceren. Mensen met fysieke handicaps,zoals kinderen die doof- of doofblind zijn geboren, zijn gebaat bij onderwijs gericht op het, onder andere, talig communiceren. Ook vanuit ontwikkelingshulp wordt dit fundamentele karakter van taal onderkend. Onderwijsprojecten hiervoor in ontwikkelingslanden worden dan ook ondersteund.