Discriminatie in Nederland
Ondanks de grondwet bevinden verschillende groepen (met name allochtonen) zich in een achterstandspositie. Hierdoor ontstaat het gevaar van vorming van een etnische onderklasse.
Er zijn twee verklaringen door het hebben van een achterstandspositie. Dit zijn positieverwervende en positietoewijzende factoren. Positieverwervende zijn de capaciteiten en inspanningen van de mens zelf, zij hebben daar zelf controle over. Positietoewijzende factoren zijn bij hen wat minder in de hand. Dit zijn de sociale omgeving en de samenleving waarin ze leven. Deze factoren bepalen de kansen die iemand krijgt.
Positietoewijzende factoren
Factoren bepalen de moeilijkheid van het bereiken van een hogere positie voor allochtonen. De belangrijkste zijn:
- het gemiddeld lage opleidingsniveau
- technologische ontwikkelingen die veel arbeidsplaatsen voor laag en ongeschoold personeel elimineren
- de ondoorzichtigheid van de arbeidsmarkt wat vooral speelt bij allochtonen
- discriminatie
- en (soms) taalachterstand voor wat betreft het Nederlands
Discriminatie
Discriminatie begint bij stereotiepe beelden (overdreven veronderstellingen over een groep, die niet waar zijn). Deze kunnen leiden tot vooroordelen en dan tot xenofobie (vreemdelingenangst) of discriminatie (het ongelijk behandelen op basis van kenmerken die er eigenlijk helemaal niet toe doen, zoals huidskleur).
Er zijn 3 vormen van discriminatie:
- Directe (bedoelt en openlijk een groep buitensluiten, bijv. een allochtoon ergens niet toelaten)
- Indirecte (onbedoeld en verborgen een groep uitsluiten, bijv. geen autochtoon als afwasser aannemen omdat hij geen Nederlands kan praten)
- Institutionele (uitsluiting door allerhande bestaande regelingen, bijv. allochtonen met tijdelijke contracten en 'last in, first out')
Een extremere vorm van discriminatie is racisme (een manier van denken waarbij ervan waarbij ervan uitgegaan word dat een bepaalde groep mensen minder waard zijn dan een andere groep. Dit kan op basis van uiterlijke kenmerken (klassiek racisme) of op basis van menselijke capaciteiten of bepaalde gedragmatige neigingen (modern racisme).
Er zijn verschillende oorzaken van onderscheid in groepen, zoals:
- Vanzelfsprekendheid van de eigen cultuur
- Angst van het 'nieuwe'
- Zondebok denken (alles is hun schuld)
- Ontwikkelen van wij-gevoel (een gemeenschap wordt het best bijeengehouden door een externe vijand)
Positieverwervende factoren
Een probleem wat betreft de positieverwervende factoren is de etnischering (groepsvorming op basis van gemeenschappelijke afkomst en cultuur). Allochtonen gaan bij elkaar in de buurt leven en vormen zo een hechte buurt met nieuwkomers. Etnischering heeft voordelen en nadelen. Vanuit de veilige buurt proberen allochtonen een eerlijke plaats in de samenleving te krijgen, maar etnischering kan ook leiden tot het afzetten tegen de dominante cultuur van de samenleving.
Voorstanders van etnischering vinden dat iemand beter in de samenleving kan komen door een duidelijke eigen identiteit te hebben. Zo kunnen zij een betere maatschappelijke positie krijgen. De integratie duurt wat langer, maar het is wel beter.
Tegenstanders denken dat de belangstelling voor de Nederlandse cultuur wordt beperkt door etnischering. Buitenlanders vallen terug op hun eigen cultuur, spreken geen Nederlands en leven in hun eigen sfeer. Etnischering is een middel dat ervoor zorgt dat leiders de leden van de buurt gaan behouden voor de slechte 'buitenwereld'.
Debat
Linkse politici vinden dat discriminatie op de arbeidsmarkt fel betreden moet worden. Ze zijn voor positieve discriminatie. Een open omgangscultuur is noodzakelijk. Rechtse politici vinden dat allochtonen zichzelf te veel opsluiten. Ze moeten voor zichzelf zorgen en naar school gaan en Nederlands leren. Het zijn geen slachtoffers, dat beeld geeft een negatieve groepsidentiteit. Midden politici zijn van mening dat integratie iets is wat van beide kanten moet komen. Door samen te werken, worden de verschillen kleiner en kunnen vooroordelen worden weggenomen.