Ongelijkheid tussen allochtonen en autochtonen
De ongelijkheid tussen autochtonen en allochtonen is een bekend en actueel probleem in Nederland. Waardoor zijn er problemen met betrekking tot ongelijkheid tussen autochtonen en allochtonen in Nederland? En welke oplossingen kan men bedenken om beide partijen gelukkig te houden?
Allochtonen vroeger en nu
In ons land hebben altijd buitenlanders gewoond. In de 17e eeuw was het percentage buitenlanders dat in Amsterdam woonde 30%. In 1995 was dat percentage ongeveer 24%. In andere grote steden in Nederland was dat percentage veel lager, in Groningen bijvoorbeeld 11%.
Cijfers en onderzoek over allochtone en autochtone Nederlanders
Hoewel veel Nederlanders denken dat buitenlanders gemakkelijk woningen of banen krijgen, blijkt dit niet het geval te zijn. Nog steeds wonen veel buitenlanders in een krappe behuizing, met veel mensen in een eenvoudige woning of flat, vaak in een oudere, verarmde wijk. Het percentage buitenlanders zonder werk groeit nog steeds. In 1994 was 17% werkloos, dat is meer dan 10% hoger dan onder de autochtone Nederlanders. In 1995 was 26,3% van de niet-westerse allochtonen en 11% van de westerse alochtonen werkloos. Onder de autochtone Nederlanders was het percentage werklozen in 1995 6,7% en in 2006 4,3%. In 2006 was de werkloosheid bij niet-westerse allochtonen 15,5% en bij westerse allochtonen 6,8%. Niet-westerse vrouwen werken vaker in voltijd dan autochtone vrouwen. De arbeidsdeelname van Surinaamse vrouwen is in 2008 bijna even hoog als autochtone vouwen, respectievelijk 67% en 70%. Het SCP-rapport vermeldt dat de arbeidsdeelname van Turkse vrouwen 37% is. Bij Marokkaanse vrouwen is de 31% in 2008.
De werkloosheid onder allochtone jongeren was in 1990 2,5 tot bijna 4 keer hoger dan onder autochtone jongeren. Bij Surinamers is de werkloosheid wel iets gestegen, maar opvallend is dat deze sociale categorie wel veel meer werk heeft in vergelijking met Turken en Marokkanen. Hoewel landelijk gezien 26% van de allochtone jongeren werkloos is (CBS), blijkt uit een SCP-rapport uit 2006 dat in de 50 grote steden van Nederland de werkloosheid zelfs 40% is. Dit heeft geleid tot het luiden van de noodklok. De gemeente Nijmegen besloot daarna over te gaan op anoniem solliciteren. Autochtonen hebben vaak wel twee keer zoveel kans op een baan vergeleken met allochtonen. Uit een onderzoek van een Vlaamse vacaturesite bleek bijvoorbeeld dat cv's met allochtone namen de helft minder werden aangeklikt!
Wat zijn de oorzaken van deze ongelijkheid?
Wat zijn de oorzaken van deze ongelijkheid? Opleiding speelt daarbij een belangrijke rol. Chinezen zijn bijvoorbeeld zeer ijverige studenten en slagen er goed in om werk te vinden. Toch zijn hoger opgeleide allochtonen in het algemeen tweemaal vaker werkloos dan autochtone Nederlanders. Er spelen dus meer factoren mee dan opleiding en onderwijskansen.
Enkele van de factoren die bijdragen aan die sociale ongelijkheid zijn hieronder opgesomd:
- Het wonen in een oude buurt, die achteruitgaat, kan belemmerend werken op kansen en mogelijkheden.
- Het werken in slecht betaalde en maatschappelijk minder gewaardeerde functies levert weinig perspectieven op een betere toekomst.
Daarnaast zijn factoren te noemen die te maken hebben met
socialisatie: kinderen kunnen ontmoedigd raken op school, doordat hun taalgebruik, hun gewoonten en hun gedragingen anders zijn dan die van de middengroepen. Binnen de school en binnen andere maatschappelijke instituten zijn het taalgebruik en de gewoonten van de hogere klassen dominant. Wanneer de kinderen lagere cijfers halen, gaan ze twijfelen aan hun capaciteiten en gaan ze zich minderwaardig voelen. Dit kan versterkt worden door verwachtingen en gedrag van de leerkracht en het eventueel ontbreken van goede ondersteuning van thuis bij het leren. Ook de aanwezigheid van veel andere buitenlandse kinderen kan een belangrijke rol spelen.
Zoals gezegd is ook de opleiding een belangrijke factor. De houding van ouders (en de subcultuur) speelt daarbij een belangrijke rol, maar ook de houding en verwachtingen van de leerkrachten.
Behalve allerlei individuele en sociale factoren speelt het maatschappelijke verschijnsel van de
sociale sluiting een belangrijke rol (sociale sluiting is het streven van groeperingen om voordelen en privileges te reserveren voor de eigen kring en anderen de toegang te belemmeren). Zo kan een werkende jongere geen kansen krijgen op grond van zijn dialect, eetgewoonten en andere gedragingen. Hij is niet 'representatief'.