De seriebrandstichter: gevaarlijker dan de pyromaan
In de volksmond wordt bij een serie branden nog steeds als eerste aan een pyromaan gedacht. Dat blijkt in de praktijk maar zelden te kloppen. Meestal hebben brandstichters geen onweerstaanbare drang om vuur te maken, maar willen ze aandacht, zijn ze dronken en gaat het financieel en emotioneel niet goed met ze. Dat maakt ze overigens gevaarlijker dan pyromanen.
Historische achtergrond van pyromanie
De allereerste verdachten van pyromanie waren zwakbegaafde meisjes die in hun pubertijd op het platteland dienden en in die onbekende omgeving heimwee kregen. Er werd in de veroordeling rekening mee gehouden dat ze ziek waren. Dat was rond 1835. Daarna was er feitelijk lange tijd nauwelijks aandacht voor deze aandoening. Dat veranderde pas na 1900, door de opkomst van de psychoanalyse. Ook werd vaker geoordeeld dat het een impulsstoornis moest zijn. In het algemeen werd van mensen die brand stichten gedacht dat ze geestelijk niet in orde waren. Dat was echter zeker niet altijd het geval. Vanzelfsprekend riepen verdachten nadat ze tegen de lamp liepen vaak dat ze pyromaan waren. Dat leverde namelijk strafkorting op. Kortom, het aandeel van pyromanen in de brandstichtingcijfers is op een aantal manieren onterecht opgerekt. Wat altijd – tot in deze tijd - wel is blijven gelden, is dat pyromanen in de regel niet bijster intelligent zijn.
Nauwelijks bekende gevallen
In Engeland werden in een onderzoek tussen 1980 en 1990 van 36 brandstichters slechts drie als pyromaan gediagnosticeerd. De Fins psychiater Nina Lindberg onderzocht recentelijk negentig mensen die meerdere keren iets in brand hadden gezet. Slechts drie bleken pyromaan. In Nederland was van honderd onderzochte brandstichters zelfs niemand een pyromaan. De vroeger gangbare gedachte dat brandstichting een psychiatrische oorzaak had, is tegenwoordig volledig naar het rijk der fabelen verwezen. Zo blijken inderen die branden stichten dit vooral uit nieuwsgierigheid te doen, en niet vanwege een stoornis. Met goede voorlichting over brandveiligheid is recidive in deze groep bijna uit te sluiten.
Brandstichting blijft actueel
Toch is brandstichting zeker niet iets van vroeger. Wie regelmatig het nieuws volgt, leest elke week wel iets over afgebrande woonhuizen of, nog vaker, brand op een industrieterrein. In maart 2013 vlogen bijvoorbeeld in Haarlem, Hedel, Ede, Heeze, Bad Nieuweschans, Gronsveld, Uden, Nieuwegein, Emmen en Grijpskerk bedrijfspanden, auto’s, caravans en winkels in de fik. Waarbij brandstichting vaker als oorzaak wordt aangewezen dan onvoorzichtigheid of ongeluk. En waarbij de media nog steeds vanuit een Pavlov-reactie van een pyromaan rept, vooral omdat ze niet weten wat een pyromaan is.
Australische bosbranden
Dat gebeurde ook in Australië, waar zeker de laatste jaren vele bosbranden de Australische zomer teisterden. Ook hier werden pyromanen als oorzaak aangewezen en als massamoordenaars neergezet. Wederom een onterechte koppeling. Pyromanen zijn namelijk nooit gewetenloos, ze willen geen mensenleven op hun geweten hebben. Een brandstichter die grond en levens moedwillig wil vernietigen, is per defintie nooit een pyromaan. Eventueel kan het wel een pyromaan zijn geweest die een klein brandje wilde aansteken, en niet nadacht over de gevolgen. Maar de kans is veel groter dat ook hier weer ‘gewone’ (serie)brandstichters aan het werk zijn geweest.
Profiel van de seriebrandstichter
Iedereen die meer dan één keer brand sticht, is in principe een seriebrandstichter. In tegenstelling tot het toch wat gemystificeerde beeld van de pyromaan is de seriebrandstichter juist een opmerkelijk ‘normale’ crimineel. In de meeste gevallen gaat het om blanke, ongetrouwde mannen met problemen, vaak financieel. Daar krijgen ze stress van, of worden ze boos om. Ze steken iets in brand om zich af te reageren. Van voorbedachte rade is zelden sprake. Ook daarom gaan ze niet ver van huis, de seriebrandstichter woont in de regel dichtbij de plekken waar iets in vlammen opgaat. Het levert ze een kick op, waardoor de kans aanzienlijk is dat ze dit nog een keer willen doen. Gemiddeld is de seriebrandstichter slecht in relaties met vrouwen, met ouders, met broers of zussen. Meer dan andere delicten is brandstichting een wraakactie – kwaad op anderen, kwaad op de maatschappij. Overigens wordt dit aspect (wraak) nog te vaak onder het tapijt geschoven.
Moeilijk op te lossen
De meeste seriebrandstichters zijn niet nuchter als ze, meestal ’s avonds of in het weekend, op pad gaan. Doelwit is vaak een vrij toegankelijk gebouw, soms moet de dader echt inbreken. Vaak steken ze spullen in brand die ze daar ter plekke vinden, soms nemen ze iets mee waardoor het vuur sneller om zich heen slaat (benzine, goed brandbare materialen). Een laatste, door iedereen verwacht aspect, blijkt inderdaad te kloppen: de brandstichter blijft graag bij de brand kijken – of gaat in ieder geval nog een keer terug om het resultaat te zien.
Het is niet ongebruikelijk voor een seriebrandstichter om meer dan tien, twintig keer brand te stichten voordat hij wordt gepakt. Natuurlijk lukt dat ook omdat het om een moeilijk traceerbare daad gaat. Getuigen zijn er zelden en de dader heeft geen echte band met het gebouw dat hij in vlammen laat opgaan. Op zoek gaan naar een volwassen, blanke, ontevreden 'loner' in dezelfde buurt is wel al een stap in de goede richting.