Guggenmusik tijdens carnaval in het Zwitserse Luzern
Guggenmusik is typische carnavalsmuziek die eigenlijk vooral thuishoort in de Zwitserse stad Luzern. Het gaat bij Guggenmusik om een zeer specifieke en eigenlijk vaak vals gespeelde blaasmuziek. Een sterke en makkelijk herkenbare melodie voert de boventoon. Het geheel wordt voortgestuwd door een uitgebreide ritmegroep die sterk domineert. Zo ontstaat een meeslepend geheel dat vooral geschikt is als dansmuziek en voor spontane plein- en straatconcerten tijdens carnaval.
Ruüdige start van carnaval in Luzern met Urknall
Het carnaval in Luzern, ter plekke Fasnacht genoemd, begint met een zogenaamde Urknall. Tegen vijf uur 's morgens wringt zich een tienduizend mensen op de tamelijk kleine Kapellplatz. Boven dat plein hangen grote zwarte zakken die bol staan van de confetti.
Klokslag vijf uur is er een felle lichtflits boven het Vierwoudstedenmeer en meteen daarna een oorverdovende Urknall. Tegelijk daarmee springen alle zakken confetti open via een systeem van vuurwerk-lonten en is het hele plein in een mum van tijd bedekt met kleurige confetti. Dat is het begin van een aantal dagen dat door de Luzerners “ruüdig” genoemd wordt wat zoveel betekent als het Nederlandse woord "gezellig". Een Luzerner zegt van de Fasnacht dat je er niet over moet praten en het niet moet proberen uit te leggen. Je moet er gewoon bij zijn en het beleven.
Guggenmusik overal vandaan
Wat er na die rituele opening gebeurt is onvoorstelbaar. Er blijken ineens enkele tientallen muziekgroepen aanwezig te zijn die ergens stonden opgesteld in zijstraten en achterstraten. Eerst rukt er één vanuit de hoofdstraat op naar het overvolle plein waarbij je denkt dat de groep muzikanten zich muurvast loopt. Maar zoals Mozes het water keerde zo laat de voorman van de muziekgroep met een groot vaandel het publiek splijten en wonderwel krijgt de Guggengroep de ruimte. Eenmaal dwars over het plein loopt een deel van de mensen achter de muziek aan de stad in. Maar dan verschijnt al gauw vanuit een zijstraat een nieuwe muziekgroep. En zo zijn binnen een kwartier alle straten van het hele centrum vol van mensen die telkens wijken voor alweer een nieuwe Guggengroep.
Instrumenten op karretjes
Elke groep wordt voorafgegaan door zes tot tien slagwerkers. Sommigen met één trom maar anderen met een hele stellage van trommen en tamtams en koebellen, die op een soort karretje zijn bevestigd en die ze met hun buik voortduwen, terwijl de handen van de spelers van links naar rechts over de instrumenten vliegen. En de pittige ritmes steken het volk aan om mee te springen in de maat. Achter die trommelaars lopen de muzikanten met blaasinstrumenten en dat schettert en schalt enorm tussen de huizenrijen.
Het oorspronkelijke Guggenrecept uit 1947 van Josef Ebinger:
“Men neemt dertig tot veertig mannen, vrouwen, jongens en meisjes. Je drukt ze evenveel oude en afgeschreven en ingedeukte instrumenten in de handen. Je verzekert je er van dat hoogstens tien procent van de mensen muzikaal onderlegd is. Je neemt een eenvoudig muzikaal thema of een simpele melodie. En het overige gaat vanzelf. Er ontstaat een orgie van door elkaar geschudde klanken. Er hoeft daarbij maar één ding te kloppen en dat is de maat die hard en duidelijk wordt gescandeerd door de vele trommels.”
Politicus Josef Ebinger
Met dit recept werd tijdens de carnaval van 1947 binnen een paar uur een muziekgroep op de been gebracht. Hun eerste optreden was niet in Luzern, maar in Zürich waar de chef van de tamelijk chique feestzaal het hele gezelschap er eerst met alle macht uit wilde gooien. Maar de bedenker en leider van het geheel, Josef Ebinger, bleek een beroemde politicus te zijn en kreeg het voor elkaar de aanwezigen te laten stemmen of ze moesten vertrekken of niet. Het gevolg was dat niet de muziekgroep er uit werd gegooid maar de chef van de feestzaal. Een zeker nummer: “Annemarie, Annemarie” , was toen nog het enige stuk van het repertoire.
“Was wemmer vor tit?”
Die melodie was ook een jaar later het succesnummer in Luzern. Na een paar maten werd het publiek met asbakken en alles wat lawaai kon maken in het ritme meegesleept. Toen in de nacht van dinsdag op Aswoensdag de kolossale Zwitserse klok in de zaal vijf uur in de morgen aangaf was het meer dan hoogtijd om op te houden. Maar de boomlange tamboer-majoor klom naar de wijzers toe en legde er een knoop in terwijl hij in onvervalst dialect riep: "Was wemmer vor tit”? De ijlings opgeroepen politie wilde een eind maken aan het feest maar verdween even plotseling als ze gekomen waren toen ze die beroemde politicus Josef Ebinger naar zich toe zagen komen.
Bijna honderd Guggenkorpsen
De jaren daarna ontstond de ene Guggengroep na de andere. Tijdens een Monsterconcert op de laatste avond van het carnaval, lopen tegenwoordig elk jaar tegen de honderd korpsen door de straten van Luzern, in een muziekoptocht die bijna drie uur duurt. In fleurige kostuums en met de meest vreemde maskers spelen ze voor een publiek, dat vijf rijen dik staat en met een kleine 30.000 is toegestroomd, langs de kilometers lange route.
Lees verder