Zeven aspecten van geloofsbeleving bij jongeren
Jongeren vinden het vaak moeilijk om hun persoonlijk geloof handen en voeten te geven. Hierbij speelt de overdracht van ouders een belangrijke rol. In de overdracht is het goed om rekening te houden met verschillende aspecten van geloofsbeleving. Het geloof is niet alleen het geloven op zich maar het is ook handelen. Wanneer er meer praktische voorbeelden in de praktijk gebracht worden krijgt het geloof zijn uitwerking. Het geloof van ouders kan niet zo even overgebracht worden op kinderen. Als jongeren aan hun ouders of andere volwassenen zien dat het geloof voor hen van grote betekenis is en kan helpen in het leven, dan kan men dat ook in het eigen leven toepassen.
Praktische rituele aspect
Het doel van deze dimensie is het ontwikkelen van geestelijk bewustzijn of moreel inzicht. Jongeren van vandaag de dag leven in een beeldcultuur. Hierbij spelen symbolen een belangrijke rol. Een tekening zegt vaak meer dan duizend woorden. Het christendom heeft in het verleden een schat aan symbolen gekend. Tijden veranderen en er lijkt weer behoefte aan symboliek. Hierbij moeten we een symbool niet als doel op zich gaan beschouwen. Het symbool heeft echter zijn waarde als ‘brugfunctie’ verloren.
Ondervindingsaspect
Deze dimensie kan voor jongeren heel belangrijk zijn. Uit onderzoeken blijkt dat bijvoorbeeld bekering het meest voor komt bij jongeren. Deze bekering of ommezwaai heeft grote invloed op de rest van het leven. De muziek van de betreffende godsdienst speelt hierbij een grote rol. In het christelijk geloof is bijvoorbeeld de gospelmuziek een belangrijk element voor jongeren om hun geloof tot uiting te brengen.
Verhalende aspect
Verhalen doen het altijd goed bij jongeren. Het is daarom van groot belang hoe die verhalen worden doorgegeven. Als het geloof vanuit heilige geschriften wordt overgedragen dan is het belangrijk dat dit gebeurt op een wijze dat jongeren dat kunnen begrijpen. Jongeren hechten waarde aan de geloofsbeleving van hun ouders als men dit op een verhalende wijze doen vanuit hun eigen ervaringen uit het verleden, heden en toekomst. Een voorbeeld zijn de sprookjes die generatie op generatie verteld worden. Het gaat dan niet om het waarheidsgehalte maar om de boodschap en betekenis van het verhaal. De Bijbel heeft bijvoorbeeld een schat aan boeiende verhalen.
De doctrinaire aspect
Het doctrinaire aspect is de beschrijving van de verhalende dimensie. Jongeren hebben moeite om de leerstellingen van een bepaalde godsdienst in de praktijk te brengen. Hierbij speelt begrip, empathie een belangrijke rol. Wel kan geconcludeerd worden dat als de verhalende dimensie ontbreekt ook de doctrinaire dimensie niet beklijft.
Morele aspect
Leerstellingen hebben invloed op de waarden van een godsdienst. In de godsdienst zijn het de gedragsregels die uiteindelijk de levenswijze van de jongere bepalen. Liefde is bijvoorbeeld een belangrijke waarde in het christendom. Liefde en aandacht speelt ook bij de geestelijke zorg aan jongeren een belangrijke rol.
Sociale aspect
Soms is dit aspect hetzelfde zoals we bij andere jongeren in de maatschappij aantreffen. Toch moeten we hierbij op een aantal belangrijke verschillen letten. Het geloof van een jongere kan de ‘officiële’ godsdienst zijn, het kan van een bepaalde gezindte zijn, of het is een levensovertuiging waardoor men geïsoleerd is van de rest van de samenleving. Deze dimensie vertaalt zich in het feit dat jongeren naar samenkomsten gaan, lid zijn van een kerk, lid van een koor, niet uitgaan etc. Het sociale aspect kan tevens van invloed zijn op het zelfbeeld van de jongere.
Materiële aspect
Het sociale aspect uit zich altijd in materiële gestalte. Een kerkgebouw, kunstwerken of andere producten. Ook zien we dit terug in het gebruik van symbolen zoals iconen. Jongeren kunnen er vanuit de opvoeding wel of geen waarde aan hechten. Dit hangt sterk af van de ondervinding van de voorgaande aspecten.
Leefregels en de toepassing van de zeven aspecten bij de geloofsbeleving van jongeren
Met dit model hebben we een ‘gereedschap’ in handen waarmee we een beeld kunnen krijgen op de geloofsbeleving van een jongere. Het vormen de leefregels voor geestelijke vrijheid. Zo heeft de ene jongere zich meer ontwikkelt in het sociale aspect van zijn geloof en de andere weer meer in het materiële aspect. Met dit model kunnen we de jongere vragen hoe hij of zij de verschillende aspecten handen en voeten geeft. Door het model kunnen we tenslotte de jongere een spiegel voorhouden. Alle aspecten zijn met elkaar verbonden. Je zou kunnen zeggen dat in gesprekken met jongeren duidelijk kan worden waar hij of zij het geloof praktisch vorm kan geven.