Religieuze en cognitieve ontwikkeling bij kinderen
Op het gebied van religieuze en cognitieve ontwikkeling in de kindertijd zijn verschillende theorieën ontwikkelt. Alle theorieën benadrukken cognitieve elementen in de religieuze ontwikkeling. De vraag is dan wel of het cognitieve aspect wel iets met het daadwerkelijke geloof te maken heeft. Als het geloof voornamelijk uit cognitieve kennis bestaat is het geen geloof meer. Hier is dan ook vaak kritiek op vanuit niet gelovige visie. Om onderscheid te kunnen maken tussen de religieuze en cognitieve ontwikkeling heeft Piaget een model bedacht waar in vier fasen de cognitieve ontwikkeling van kinderen wordt beschreven.
Allport (1950)
Religie is niet erfelijk maar ontstaat door cultuur en omgevingsfactoren. Kritiek op deze visie is dat er weinig ondersteunend onderzoek is.
Piaget (1920)
Cognitieve ontwikkeling is volgens Piaget op te delen in vier fasen:
- Senso-motorische fase (0-2 jaar) leren en begrijpen door zintuiglijk waarnemen, voelen, zien, aanraken.
- Pre-operationele fase (2-7 jaar) Denken vanuit eigen waarneming en moeite met begrippen als volume, lengte etc.
- Concrete denkoperatie fase (7-12 jaar) Leren logisch denken.
- Formele denkoperatie fase (12 jaar en ouder)Ontwikkeling van complex en abstract denken.
Elke fase bouwt verder op de vorige. Deze ontwikkeling heeft ook gevolgen voor de religieuze ontwikkeling. Kinderen kunnen complexe aspecten van religie niet zomaar begrijpen.
Elkind (1961)
Elkind gaat ook uit van vier fasen die in principe parallel lopen met die van Piaget..
- Conservation
- Search for representation
- Search for relations
- Search for comprehension
Goldmann (1964)
Past de ontwikkelingsstadia van Piaget toe en concludeert dat religie voortbouwt op de cognitieve ontwikkeling. Kritiek op deze theorie is dat er te weinig rekening is gehouden met het effect van religieus onderwijs.
Kohlberg (1964)
Ook hij bouwde verder op de theorie van Piaget en benadrukt het verband tussen morele en religieuze ontwikkeling.
James Fowler (1991)
Fowler volgt hetzelfde als Piaget en Kohlberg. Hij is van mening dat er zeven stadia in de geloofsontwikkeling zijn. De laatste fase is uiteindelijk het ware geloof. Deze fase wordt bijna nooit bereikt. Alleen mensen als Gandhi en moeder Theresa bereiken dat stadium. De theorie van Fowler zit ingewikkeld in elkaar en heeft nagelaten om het verder uit te werken.
Oser (1991)
Concludeert dat er vijf stadia zijn die samenhangen met de veranderingen in de relatie tussen mensen en God.
Onderzoek over cognitieve ontwikkeling bij kinderen
Het meten van religieuze ontwikkeling is moeilijker dan bij volwassenen. Kinderen geven antwoorden die ze hebben aangeleerd en daarmee meet je niet de pure religieuze ontwikkeling.
Harde en zachte theorieën
- Harde theorieën kennen continuïteit en bouwen voort op een vorige fase. (Piaget, Kohberg, Elkind, Goldman)
- Zachte theorieën hebben een mindere continuïteit en leggen meer nadruk op affectie en reflectie. (Oser, Fowler)
Godsbeeld bij kinderen
Onderzoek toont aan dat een positieve relatie met ouders een positief godsbeeld tot gevolg heeft. Een negatieve relatie kan het omgekeerde effect hebben maar dat hoeft niet zo te zijn. Negatieve ouderrelatie kan het zoeken naar troost in religie tot gevolg hebben. Ook hier speelt de theorie van Piaget een belangrijke rol. Kinderen ontwikkelen een godsbeeld wat begint bij eenvoudig wat uitloopt tot abstract en complex.
Gebed
Een groot langdurig onderzoek in Finland toont aan dat gebed een belangrijke rol speelt bij kinderen. Men is van mening dat er verbanden bestaan tussen religie en wensvervulling. Ook bij het gebed doorloopt een kind de stadia van Piaget.
Gehechtheid en cognitieve levensloop
De gehechtheidstheorie van Bowlby luid als volgt:
Baby’s hebben een aangeboren neiging om hechte relaties te vormen met volwassenen. Deze relaties zijn evolutionair gezien nuttig, omdat de aanwezigheid van een beschermende volwassene de overlevingskansen van een baby vergroot. Gehechtheid is door de jaren heen gegroeid tot een concept dat tijdens de hele cognitieve levensloop van belang is.
Kirkpatrick en Shaver
Er bestaan verbanden tussen gehechtheid en religie. Hieruit is de compensatie theorie ontstaan. Uitgangspunt hiervan is dat mensen die onvoldoende gehecht zijn in hun jeugd geneigd zijn dat tekort te compenseren door te geloven in een liefhebbende, persoonlijke God.
Opvoeding en religieuze ontwikkeling
Opvoeding is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. Uit onderzoeken blijkt dat religieuzes opgevoede kinderen socialer zijn dan kinderen die dat niet zijn. Echter, als de religieuze opvoeding samen gaat met veel beperkingen lijkt het verband juist de andere kant op te slaan. (asociaal gedrag en gebruik van verslavende middelen)
Lees verder