Galton, Binet & Piaget, een vergelijking
Galton, Binet en Piaget hadden hielden zich alle drie bezig met intelligentie. Zo ook hadden zij alle drie verschillende opvattingen over het hoe intelligentie onderzocht moet worden en hoe het bestudeerd moet worden. Voor ik deze opvattingen zal gaan vergelijken, zal ik ze eerst kort omschrijven.
Francis Galton
Francis Galton onderzocht intelligentie door middel van verschillende soorten testen. De scores gaven bijvoorbeeld de grootte van het hoofd weer, maar ook prestaties op het gebied van reactietijd en sensorische tests. Hij dacht dat intelligentie gepaard ging met de afmeting van iemands brein. Galton raakte geïnspireerd door de evolutietheorie van zijn neef Darwin en ging onderzoeken of intellectualiteit overerfbaar was. Hij wist dat omgeving een rol speelt in het ontwikkeling van genialiteit, maar vond erfelijkheid de belangrijkste factor. Ook had Galton een belangrijke rol in het 'nature-nurture debat', het vraagstuk of erfelijkheid of omgeving nou een belangrijkere factor is wat betreft intelligentie. Galton ontwikkelde het idee van een intelligentietest, maar kon deze nooit juist uitvoeren. Hij bedacht zo ook het idee van 'eugenics', als intelligentie aangeboren is moet het mogelijk zijn de perfecte mens te creëren. Zijn doel was dan ook onderzoeken welke mensen geschikt waren hiervoor.
Alfred Binet
Ook Alfred Binet hield zich bezig met intelligentie, hij begon zijn studie naar aanleiding van het observeren van zijn dochters. Binet ontwikkelde de eerste 'goede' intelligentie test. Ook bedacht Binet zich dat leeftijd te maken heeft met intelligentie en dat intelligentie zich op diverse manieren uit bij verschillende mensen (bijvoorbeeld zijn dochters). Hij was van mening dat intelligentie een verzameling is van losse capaciteiten als geheugen, aandacht en redenering. Aan de hand van Binet zijn intelligentietest is later ook het concept van het IQ ontwikkeld. Het doel van Binet zijn onderzoek was onderscheid maken tussen normale en 'subnormale' kinderen, zodat een school daar zijn manier van onderwijzen op aan kan passen.
Jean Piaget
Jean Piaget begon zijn studie naar intelligentie naar aanleiding van het observeren van zijn eigen kind en neefje en hoe zij zich ontwikkelden. Hij was van mening dat de manier van denken en problemen oplossen van kinderen veranderd naar mate ze ouder worden. Hij bedacht dat de ontwikkeling van kindsheid tot adolecentie verloopt in verschillende stadia: 'sensory-motor stage', 'preoperational stage', 'stage of concrete operations' en 'stage of formal operations'. Elk daarvan brengt een nieuwe manier van cognitieve structuren en strategieën met zich mee. Rationeel, volwassen, wetenschappelijk denken en de kennis die daaruit voortkomt representateert het eindpunt van de ontwikkelings processen. Piaget zijn doel kwam voort uit zijn nieuwsgierigheid naar hoe een mens leert en dingen te weten komt over zijn omgeving/de wereld. Door te onderzoeken kon hij hier meer over ontdekken.
Grote verschillen
Een groot verschil tussen deze drie onderzoekers zit hem in de manier waarop zij intelligentie onderzochten. Zo ging Galton heel erg uit van het principe dat mensen met een snelle reactietijd en goede resultaten op sensorische tests intelligent zijn. Binet en Piaget hadden een redelijk overeenkomende visie op het onderzoeken van intelligentie. Zo bekeken zij bijvoorbeeld hoe een kind op bepaalde leeftijden problemen oplost en zaken beredeneerd in plaats van uit te gaan van onder andere reactietijden. Zo onderzocht Galton ook vrijwel alleen maar volwassenen, terwijl Piaget en Binet zich hebben gericht op het onderzoeken van kinderen.
Galton en Binet vergeleken
Galton en Binet hadden een weinig overeenkomende visie op het hoe en wat van intelligentie. Volgens Galton was intelligentie aangeboren (heridity), terwijl Binet van mening was dat intelligentie iets is wat je ontwikkeld naar mate je ouder wordt. Galton was van mening dat genialiteit een aangeboren gegeven is, waar omgeving vrijwel geen invloed op heeft. Binet daarentegen vond dus dat intelligentie ontwikkeld wordt, een ouder kind zal dus ook meer mogelijkheden hebben (bijvoorbeeld qua oplossingen zoeken) dan een jonger kind. Leeftijd was dus voor Galton geen bepalende factor en voor Binet wel.
Galton en Piaget vergeleken
De vergelijking tussen Galton en Piaget is vrij overeenkomend met die tussen Galton en Binet. Galton was dus van mening dat intelligentie vrijwel helemaal aangeboren was, terwijl Piaget in zijn theorie juist duidelijke ontwikkeling in intelligentie beschrijft. Volgens Galton is intellect dus een vaststaand feit al bij de geboorte, terwijl Piaget uitgaat van verscheidene fases waarin een kind steeds meer leert. Jonge kinderen denken volgens Piaget eerst vanuit de concrete ervaring en de zintuiglijke waarneming, later pas over abstracte onderwerpen. Galton zijn visie op kinderen is niet erg duidelijk omdat hij dus vooral onderzoek verichtte onder volwassenen. Wel gingen zij beide uit van het principe van biologische adaptie.
Binet en Piaget vergeleken
Binet en Piaget hadden een vrij overeenkomende mening met betrekking tot intelligentie. Beiden gingen zij uit van ontwikkeling van het brein en de intelligentie. Een verschil tussen hun visie is dat Binet uitgaat van een kwantitatieve ontwikkeling, oudere kinderen lossen sneller problemen op, terwijl Piaget ook uitging van een kwantitatieve én kwalitatieve ontwikkeling. Wat inhoud dat oudere kinderen ook betere cognitieve structuren hebben, waardoor ze problemen op kunnen lossen die jongere kinderen überhaupt niet op kunnen lossen. Beide gingen zij dus wel uit van de factor leeftijd met betrekking tot intelligentie. Leeftijd speelt volgens beide een belangrijke rol, omdat jongere kinderen bijvoorbeeld dus minder kunnen dan oudere kinderen.
© 2011 - 2024 Rocknrollhigh, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Bronnen en referenties
- Pioneers of Psychology, Raymond e. Fancher, 1996, ISBN 0-393-96994-0