Tekstanalyse gelijkenis Verloren zoon
Deze tekstanalyse van de gelijkenis van de Verloren zoon geeft in één oogopslag alle tekst weer die gesproken en gedacht worden door de personen in de gelijkenis. De analyse heeft als doel om weer te geven welke personen in de gelijkenis voorkomen en wat zij elk afzonderlijk zeggen of denken. De Bijbelvertaling die hiervoor gebruikt is die van het Nederlands Bijbelgenootschap uit 1951.
Gelijkenis van Jezus over de verloren zoon
Jezus is hier Zelf die de meeste tekst zegt. Dat kan ook niet anders want Hij is immers Diegene die de gelijkenis vertelt. Jezus omschrijft details zoals omgeving en emoties. Het zijn in totaal 21 zinnen.
- Iemand had twee zonen: (vers 11 )
- De jongste van hen zeide tot zijn vader: (vers 12 )
- En hij verdeelde het bezit onder hen. (vers 12b )
- En weinig dagen later maakte de jongste zoon alles te gelde en ging op reis naar een ver land, waar hij zijn vermogen verkwiste in een leven an overdaad. (vers 13)
- Toen hij er alles doorgebracht had, kwam er een hongersnood over dat land en hij begon gebrek te leiden. (vers 14 )
- En hij trok erop uit en drong zich op aan een der burgers van dat land en die zond hem naar het veld om zijn varkens te hoeden. (vers 15 )
- En hij begeerde zijn buik te vullen met de schillen, die de varkens aten, doch
- niemand gaf ze hem. (vers 16 )
- Toen kwam hij tot zichzelf en zeide: (vers 17a )
- En hij stond op en keerde naar zijn vader terug. (vers 20 )
- En toen hij nog veraf was zag zijn vader hem en werd met ontferming bewogen. (vers 20 )
- En hij liep hem tegemoet, viel hem om de hals en kuste hem. (vers 20 )
- En de zoon zeide tot hem: (vers 21a )
- Maar de vader zeide tot zijn slaven: (vers 22a )
- En zij begonnen feest te vieren. (vers 24b )
- Zijn oudste zoon was op het land, en toen hij dicht bij huis kwam hoorde hij muziek en dans. (vers 25 )
- En hij riep een van de knechten tot zich en vroeg wat er te doen was. (vers )
- Deze zeide tot hem: (vers 26 )
- Maar hij werd boos en wilde niet naar binnen gaan. (vers 28 )
- Toen kwam zijn vader naar buiten en drong bij hem aan. (vers 28b )
- Maar hij antwoordde en zede tot zijn vader; (vers 29a )
- Doch hij zeide tot hem; (vers 31a )
Jongste zoon
Jezus laat hier zien dat de jongste zoon vier zinnen zegt of denkt. Het zijn gedachten en woorden die bij de jongste zoon zelf opkomen. De jongste zoon, spreekt net als de oudste zoon straks, alleen tot de vader.
- Vader geef mij het deel van ons vermogen dat mij toekomt. (vers 12b )
- Hoeveel dagloners van mijn vader hebben brood in overvloed en ik kom hier om van de honger. (vers 17b )
- Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan en tot hem zeggen: vader ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten; stel mij gelijk met een uwer dagloners. (vers 18)
- Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten. (vers 21b )
Vader
De vader krijgt vier zinnen door Jezus toegeschreven. Het valt op dat hij niets tegen zijn jongste zoon zegt. De vader spreekt twee zinnen tot een van zijn knechten. Vervolgens spreekt hij twee zinnen tot zijn oudste zoon. Vader spreekt dus in het geheel niet tegen zijn jongste zoon. In het laatste gedeelte gaat het vooral om de ‘terugkeer’ van de oudste zoon.
- Brengt vlug het beste kleed hier en trekt het hem aan en doet hem een ring aan zijn hand en schoenen aan zijn voeten. (vers 22b )
- En haalt het gemeste kalf en slacht het, en laten wij een feestmaal hebben, want mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is gevonden. (vers 23 )
- Kind, gij zijt altijd bij mij en al het mijne is het uwe. (vers 31 )
- Wij moesten feestvieren en vrolijk zijn, want uw broeder hier was dood en is levend geworden, hij was verloren en is levend geworden. (vers 32 )
Knecht
De knecht wordt maar een zin toebedeeld. Hij antwoordt slechts op een vraag die aan hem wordt gesteld. Dit geeft ook de onderdanige positie aan van de knecht.
- Uw broeder is gekomen en uw vader heeft het gemeste kalf laten slachten omdat hij hem gezond en wel terug heeft. (vers 27b)
Oudste zoon
De oudste zoon, die in het begin niet echt in beeld is, komt in het laatste stuk van de gelijkenis ter sprake. Hij zegt ook maar weinig, twee zinnen in totaal. Hij spreekt slechts alleen tot zijn vader.
- Zie zovele jaren ben ik al in uw dienst en nooit heb ik uw gebod overtreden, maar mij hebt gij nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. (vers 29b)
- Doch nu die zoon van u gekomen is, die uw bezit heeft opgemaakt met slechte vrouwen, hebt gij voor hem het gemeste kalf laten slachten. (vers 30 )