Het bijbelboek Jesaja
Jesaja is één van de meest aansprekende en geciteerde bijbelboeken, vooral vanwege het Messiasgedeelte in de tekst. De profeet Jesaja geldt als de belangrijkste evangelist van het Oude Testament. Dit is een analytische samenvatting van het boek Jesaja, gebaseerd op de Groot Nieuws Bijbel en het hoofdstuk van Hans-Winfried Jüngling in het gezaghebbende werk Einleiting in das Alte Testament van Erich Zenger en anderen.
De opbouw
Het Jesajaboek is grof gezien onder te verdelen in acht gedeeltes:
Het begint met een aanhef waarin verteld wordt dat het boek visioenen bevat van Jesaja - de zoon van Amoz - over Juda en Jeruzalem. Ook wordt er een chronologische volgorde geïnsinueerd waarin de namen van de koningen Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia worden genoemd. Hieruit blijkt dat het boek zich afspeelt in de tweede helft van de achtste eeuw. Vanaf hoofdstuk 40 worden de namen van deze koningen en van Jesaja echter niet meer genoemd. Wel wordt de stad Babel en koning Cyrus genoemd, die halverwege de zesde eeuw leefde. Het boek maakt dus een tijdsprong van twee eeuwen tussen de hoofdstukken 39 en 40. Hierom wordt gezegd dat het gedeelte 40 - 55 van een geestverwant van Jesaja, Deuterojesaja komt. Dit is het tweede van de drie grote delen van het Jesajaboek dat ook wel wordt onderverdeeld in de delen van Protojesaja, Deuterojesaja en dat van Tritojesaja.
Het tweede deel loopt van 1,2 tot het danklied in 12,6. In dit eerste deel komen vier maal de thema’s zonde, catastrofe en wederopstanding, herstel van Juda en/of Jeruzalem naar voren. Een andere indeling laat drie concentrische tekstgebieden zien. In het eerste gebied wordt het thema recht en gerechtigheid behandeld, vervolgens Jeruzalem en Sion, hoogmoed, de rechtszaak van JHWH, weer hoogmoed en tenslotte weer het thema van recht en gerechtigheid. Dit gebied bevat de verzen 1,2 - 5,7. Het tweede gebied gaat van 5,8 - 10,19. Dit gaat over de weeklagen, de woede van JHWH, een ik-vertelling, een vertelling van een vreemde, weer een ik-vertelling, de woede van JHWH en de weeklagen. Het derde gebied loopt van 10,20 - 11,16 en gaat over de hoop voor Israël, de komst van het gevaar en de hoop voor het volk van JHWH.
Het derde deel bestaat uit Jes. 13,1 - 23,18. Dit deel gaat over de profetieën tegen vreemde volkeren. Ook hier is een onderverdeling mogelijk. De drie gedeeltes worden gescheiden door een datering in de tekst. De profetieën in het eerste deel gaan over Babel, de koning van Babel, Assur en Filistea. Het tweede deel gaat over Moab, Damascus en Israël, Assur, Kusch en Egypte. Het laatste deel gaat over Babel, Duma/Edom, Arabië, Jeruzalem, Tyrus en Sidon.
Het vierde deel bestaat uit Jes. 24 - 27. Hier staat een stuk eindtijdliteratuur, ook wel bekend als de Jesaja-apocalyps. Het einde van de wereld of wereldmacht wordt aangekondigd, maar ook redding op de berg Sion.
Het vijfde deel bestaat uit Jes. 28 - 35. Het is het deel van de klaagliederen. Deze klaagliederen gaan over Efraïm, Ariël, het volk, de zonen, Jeruzalem en de verwoester. In die klaagliederen wordt steeds een catastrofe voorgesteld met vervolgens weer een herstel.
Het zesde deel, wat bestaat uit de hoofdstukken 36 - 39, is een geschiedschrijving over de redding van Sion en de genezing van koning Hizkia. Er wordt verteld over de belegering van Jeruzalem en het thema van vertrouwen in God komt sterk naar voren. Het ongeloof van koning Achaz, wat in hoofdstuk zeven is verbeeld, wordt tegenover het vertrouwen van koning Hizkia gesteld.
Het zevende deel bestaat uit de hoofdstukken 40 - 55. Globaal gezien gaat dit over de terugkeer uit Babel en het herstel van Sion en Jeruzalem. Gedurende dit hele deel is het thema het woord van God. De tekst wordt begrensd door een proloog (40, 1 - 11) en een epiloog (55,10 - 11.12 - 13). Het tussenstuk wordt gescheiden in een deel met JHWH als onderwerp en een deel met de nieuwe Exodus als onderwerp. Elk deel is weer opgebouwd uit stukken die afgesloten worden met een lied. Ook de profetieën over de ‘dienaar van de Heer’ horen bij dit zevende deel. Vier feiten over deze dienaar en de tekst staan vast: 1) Ze bestaan uit twee ik-vertellingen en twee vertellingen over een dienaar. 2) De dienaar wordt in 49,3 Israël genoemd. 3) In 50, 4 - 9 noemt de verteller zich een leerling. In 50, 10 vervolgens noemt hij zich zijn dienaar. 4) Een vaste verbinding tussen de vier teksten is steeds het lijden van de dienaar.
In de eerste tekst heeft de dienaar bezit van de geest van God en probeert dan het goede aan de mensheid over te dragen. In de tweede tekst staat de dienaar in dienst van God en spreekt hij een universele menigte aan. In de derde tekst is hij een leerling die het lijden niet ontwijkt, maar hoopt op de hulp van God. In de vierde tekst wordt er door God en door een groep over de dienaar en voornamelijk het lijden van de dienaar gesproken, het lijden dat de mensheid ten goede komt. In het gehele stuk van Deuterojesaja kan de dienaar gezien worden Israël. Ook zou de eerste tekst op Cyrus kunnen slaan.
Het achtste deel is het laatste deel met de hoofdstukken 56 - 66. Het thema recht en gerechtigheid komt hierin sterk naar voren. Als metafoor wordt hier het woordpaar vader en moeder gebruikt. De opbouw van dit deel kan op twee manieren worden bekeken, d.m.v. woordparen en een concentrische structuur. Op de eerste manier wordt een tweedeling gemaakt:
1) De woordparen zijn hier gerechtigheid - recht en redding - gerechtigheid. Deze woordparen slaan op 56,1 - 63,6. Wraak wordt hier gezien als gerechtigheid en redding. 2) Hier is het woordpaar vader - moeder en het slaat op de verzen 63,7 - 66,24. In een menselijke redevoering wordt God als vader gezien en in een goddelijke redevoering als moeder. De concentrische structuur bestaat uit in totaal vijftien delen met de volgende onderwerpen:
- Israël/het volk van God (56, 1 - 8 en 66, 7 - 24)
- Valse verering (56, 9 - 57, 13 en 66, 1 - 6)
- Heil voor het volk (57, 14 - 21 en 65, 17 - 25)
- Het mislukte zoeken van het volk naar God (58, 1 - 14 en 65, 1 - 16)
- Aanklacht en bekentenis van het volk (59, 1 - 15a en 63, 7 - 64, 11)
- De arm van JHWH (59, 15b - 20 en 63, 1 - 6)
- De lichtglans van Sion (60 en 62)
- Geestelijke begaafdheid (61)
In het hele boek is een soort eenheidswerking aanwezig. Vooral begrippen als het heilige (Israël) en Sion zorgen hiervoor. In het gehele boek wordt ook teruggegrepen naar de aanklacht van God in vers 1, 2 - 3 en aan het einde van het boek worden de genoemde thema’s, trefwoorden en theologische stand van zaken versterkt samengevoegd. Voorbeelden hiervan zijn de thema’s hemel en aarde, de verhouding vader - moeder tegenover zonen en het afvallen van God. Een laatste karakteristiek voor de samenhang tussen de verschillende delen van het Jesajaboek is het thema van schuld, waarmee de drie grote delen eindigen en het tweede deel begint.
Het ontstaan
Het Jesajaboek heeft een zeer lange ontstaansgeschiedenis. Het begint met enkele basisgegevens. De grote Jesajarol is gedateerd in de tweede helft van de tweede eeuw v. Chr. Hieruit blijkt dat de omvang van het Jesajaboek toen al vastlag. Citaten en toespelingen uit het Nieuwe Testament duiden erop dat het Jesajaboek toen al de huidige omvang had. Het boek Jesus Sirach uit de tweede eeuw v. Chr. is ook een bewijs voor de huidige omvang, omdat in Sir. 48, 22 - 25 verwezen wordt naar Jes. 1, 1, Jes. 36 - 39 en Jes. 40 en verder. De LXX – redactie van het Jesajaboek laat de huidige omvang in de derde eeuw erkennen.
Er zijn twee manieren om de ontstaansgeschiedenis te reconstrueren. In de eerste plaats het zoeken naar de oorsprong en op die manier een bepaalde ontstaansgeschiedenis bewijzen. In de tweede plaats bewijzen dat een bepaalde hypothese over de ontstaansgeschiedenis niet juist is. Een groot probleem is de vraag in hoeverre de tekstdelen daadwerkelijk van Protojesaja komen. Bewijzen zijn hier niet voor, alleen vermoedens. Het is wel verdedigbaar dat Protojesaja van ongeveer 740 tot 701 heeft geprofeteerd in Jeruzalem en Juda en dat hij een schare van leerlingen om zich heen had, maar naar de vorm en omvang van zijn woorden kan slechts gegist worden.
In de tijd van koning Josia (637 - 609) heeft de Assurredactie een grote invloed gehad op de Jesajateksten. Dit vanwege de rol die Assur daarin speelde. Er zijn twee modellen waarmee de ontstaansgeschiedenis van de hoofdstukken vanaf 40 bekeken kan worden. Het eerste model gaat uit van een eigen ontstaansgeschiedenis. Het tweede model gaat ervan uit dat het deel vanaf hoofdstuk 40 een vervolg is op de hoofdstukken 1 - 39.
- Volgens B. Duhm zou het grootste deel van 40 - 55 wel van Deuterojesaja komen, die dat rond 540 in Libanon geschreven zou hebben. De profetieën over de dienaar van de Heer zijn later geschreven en de hoofdstukken 56 - 66 nog weer later. Het geheel van 40 - 66 zou dan in de derde eeuw geschreven zijn. In dit geval is de vraagstelling, waarom dit deel en het eerste deel van Protojesaja samengevoegd zijn, moeilijk te beantwoorden. O. H. Steck heeft een andere visie op de eigen ontstaansgeschiedenis van hoofdstukken 40 en verder. Volgens hem is na 540 het gedeelte 40 - 55 in meerdere stappen ontstaan, waarna de hoofdstukken 60 - 62 er nog aangeschreven zijn. Na de dood van Alexander de Grote in 323 zouden die delen met het deel 1 - 39 verenigd zijn tot het boek Grootjesaja. Vervolgens zijn dan de ontbrekende stukken er in verschillende stappen bijgeschreven. Een derde optie in dit model komt van U. Berges. Hij denkt dat de uitspraken van een van 550 - 539 in Babylon werkend anoniem persoon verzameld zijn door leerlingen en daarna door de Golaredactie zijn opgeschreven. Vervolgens is de tekst behandeld door de eerste Jeruzalemredactie na 521, waardoor de meer Jeruzalem/Sion gerichte delen zijn ontstaan. Hierbij hoort ook de proloog waarna de delen 1 - 32 erbij worden gevoegd. Hoofdstuk 33 werkt dan als brug. In het midden van de vijfde eeuw gaat de tekst door de tweede Jeruzalemredaktie en in de tweede helft van die eeuw functioneert hoofdstuk 35 als nieuwe brug en worden de delen 60 - 62 toegevoegd. Nadat er door de bekeringredactie nog enkele hoofdstukken zijn toegevoegd wordt eind vijfde, begin vierde eeuw de rest toegevoegd door de redactie van de gemeente der dienaren.
- Aangezien de tekst 40 - 55 als antwoord op vele delen van 1 - 32 aansluit is goed voor te stellen dat er in 40 - 55 voortgeborduurd is op de delen 1 - 32. Als brug dient dan hoofdstuk 33. Ook de delen 56 - 59 en 60 - 62 zijn dan op die manier ontstaan.
M. Sweeney heeft nog een andere hypothese. Hij gaat uit van vier hoofdstadia in de compositie van het boek.
- Uitspraken van Jesaja zijn de basis voor de ontwikkeling. Uit zijn woorden volgen de hoofdstukken 1; 2 - 4; 5 - 10 en 28 - 32.
- Aan het einde van de zevende eeuw bestaat er het Josia - Jesajaboek. Dit omvat de hoofdstukken 5 - 12; 14 - 23; 27; 28 - 32 en 36 - 37.
- Aan het eind van de zesde eeuw (520 - 515) voegt een redactie eigen teksten toe. Dit zijn Sionrollen over Israël en de volken, teksten over de terugkeer van de bannelingen, teksten over koning Cyrus en hymnische teksten.
- Een eindredactie aan het eind van de vijfde eeuw maakt het boek af. Over de ware ontstaansgeschiedenis kan nog weinig gezegd worden. Wel is de hypothese van Duhm ondertussen achterhaald.
De politiek
De geschiedenis van het Jesajaboek speelt zich af tussen het midden van de achtste eeuw en het midden van de derde eeuw. Een tijdsbestek van vijf eeuwen dus. Opgedeeld in de drie grote delen geeft dit het volgende beeld in relatie tot de politiek.
- Hoofdstuk 1 - 39: Van 740 tot 690 is de profeet Jesaja actief in Jeruzalem en Juda. Er heerst in die tijd een politieke rust. Het is een bloeitijd voor de hogere lagen van de bevolking. Voor de onderlaag van de bevolking heerst er echter grote verarming. Jesaja ziet dit en komt met de volgende pleidooien:
- Een sociaal - politiek pleidooi voor recht en gerechtigheid.
- Een pleidooi voor vertrouwen in God. Dit wordt in verband gebracht met Achaz. Achaz wordt gevraagd om met Aram van Syrië en Israël mee te doen in een anti-assyrische coalitie. Hij kiest ervoor om dit niet te doen en wordt daarom bedreigd door de koningen van Syrië en Israël. Hij roept dan de hulp in van de Assyriërs, wat als ongeloof in God wordt beschouwd door Jesaja.
- Wederom een pleidooi voor vertrouwen in God. Ditmaal wordt het in verband gebracht met koning Hizkia inde jaren 705 - 701. Hizkia heeft wel vertrouwen met als gevolg dat Jeruzalem niet wordt ingenomen door de Assyrische koning Sanherib.
- Hoofdstuk 40 - 55: Dit speelt tijdens de ballingschap in Babylon. Deuterojesaja vraagt om vertrouwen en geloof in God de redder, die koning Cyrus als een soort van Messias stuurt. Cyrus zorgt voor de terugkeer naar Jeruzalem.
- Hoofdstuk 56 - 66: In deze tijd rond 520 wordt het herstel van Jeruzalem gerealiseerd. Gods heil werkt als je uitgaat van recht en gerechtigheid van JHWH. Dit speelt in de tijd van het Perzische rijk.
De belangrijkste thematiek
In de opbouw, de ontstaansgeschiedenis en de politiek zijn al enkele thema’s genoemd. Vijf hoofdthema’s zijn nog wel even belangrijk om te noemen:
- Het heilige in hoofdstuk 1 - 39
- Theologische antropologie in hoofdstuk 1 - 39
- De reddingsdaad als nieuwe schepping in hoofdstuk 40 - 55
- Plaatsvervangend lijden van de dienaren in hoofdstuk 56 - 66
- Sion/Jeruzalem als plaats van heil en als geliefde plaats van JHWH in het gehele boek