Liefde voor dieren in de Bijbel
De Bijbel, en met name het Oude Testament, wordt vaak gezien als een extreem dieronvriendelijk boek, voornamelijk vanwege de dieroffers die joden moesten brengen. Dit roept de vraag op of de Bijbel daadwerkelijk zo dieronvriendelijk is. Het antwoord luidt: nee. De Bijbel biedt in de persoon van David een voorbeeld van iemand die van zijn schapen hield, de wet gaf dieren een aantal rechten en God zelf bekommert zich om alle dieren.
David en zijn schapen
David, de schaapsherder die de tweede koning van Israël zou worden, is het bekendste voorbeeld van een dierenliefhebber in de Bijbel. De manier waarop hij omging met zijn schapen en zijn reactie op de hypothetische diefstal van een ooilam van een arme man zijn voorbeelden van hoe men met dieren moet omgaan.
De bescherming van schapen
In 1 Samuël 17:34-37 vertelt David aan koning Saul dat als een leeuw of een beer één van zijn schapen weg roofde, dat hij het terughaalde. Als dit uitdraaide op een gevecht tussen hem en het jagende dier dan doodde hij het. Hij zegt over deze situaties dat hij daarbij door God uit de klauwen van leeuwen en beren werd gered.
Het is goed om stil te staan bij het feit dat David het niet alleen normaal achtte om voor zijn dieren te vechten, maar dat hij zijn eigen leven waagde voor hen. Het feit dat hij zegt dat God hem redde van de roofdieren wil namelijk zeggen dat hij grote risico's nam voor zijn schapen (vgl. Amos 3:12), die hij zelf niet goed kon overzien.
In Matteüs 12:11 heeft Jezus het ook over de bescherming van schapen. Hij vraagt wie er tijdens de sabbat een schaap dat in een put valt niet uit de put zou halen. Het antwoord luidt: 'niemand'. Het leven en welzijn van het dier was, net als dat van een mens, namelijk belangrijker dan de sabbatsrust. Het was dus acceptabel om tijdens de sabbat werk te doen waardoor een dier, zoals een schaap, gered wordt.
Bron: Cathy0952, Pixabay Een hypothetische diefstal
Nadat David overspel heeft gepleegd met Batseba (2 Sam. 11) confronteert de profeet Nathan hem hier op een bijzondere manier mee. In 2 Sam. 12:1-6 is te lezen dat hij David een verhaal vertelt over een man die niets had, behalve één ooilam. Dit ooilam groeide bij de man op, at van zijn eten, dronk uit zijn beker, sliep in zijn schoot en was als een dochter voor hem. Er was echter een rijke man die bezoek kreeg, maar die er niet toe kon komen om één van zijn eigen schapen of runderen voor hem te bereiden. Daarom pakte hij het ooilam van de arme af en bereidde dat voor zijn bezoeker.
Bij het horen van dit verhaal werd David woest en zei hij dat de rijke man een 'kind des doods' was en dat hij het ooilam viervoudig moest vergoeden (conform de wet in Deuteronomium 22:1). Het is echter de vraag of David dit echt zo heeft gezegd. Volgens Anderson (bron 1) en Smith (bron 5) is 'kind des doods' namelijk letterlijke vertaling van het Hebreeuwse
ben maveth, maar moet het worden vertaald als 'verdient om te sterven'.
Twee dingen zijn interessant aan dit verhaal. Het eerste is dat de innige band die de man met het dier had voor David blijkbaar realistisch, of zelfs normaal, klonk. Dat is een aanwijzing dat er in Bijbelse tijden al mensen waren die op een innige wijze van hun dieren hielden. Het tweede is dat David de rijke man een 'kind des doods' noemde of zelfs stelde dat de man de dood verdiende. Ongeacht welke vertaling correct is kan gezegd worden dat David de zaak veel hoger opnam dan bij een gewone diefstal normaal was. De reden hiervoor kan alleen een combinatie zijn geweest van de armoede van de man en de innige band die hij had met zijn ooilam.
Rechten van dieren
In Spreuken 12:10 staat iets opmerkelijks over rechtvaardige mensen, namelijk: "
De rechtvaardige weet wat toekomt aan zijn vee" (Spr. 12:10 - NBG 1951). In andere vertalingen staat er dat de rechtvaardige het leven van zijn dier kent (SV) of dat hij aandacht heeft voor het leven van zijn dier (KJV 1611).
Op de manier waarop de NBG 1951 de tekst vertaalt lijkt het te gaan over de rechten van dieren. De andere vertalingen kunnen ook, onder andere, zo gelezen worden. Dit roept de vraag op welke rechten dieren hadden. Er zijn, in ieder geval, zes soorten wetten die hier over gaan, namelijk die over de sabbatsrust, die over de dorsende os die niet gemuilkorfd mag worden, die over het vrijlaten van moedervogels wiens eieren gestolen worden, die over dieren die overbelast worden en die over het terugbrengen van een verdwaald dier en die over het eten van bloed.
Sabbatsrust
In het vierde gebod (Ex. 20:10; Deut. 5:14) is de verplichte sabbatsrust vastgelegd (vgl. Ex. 23:12). Deze verplichte rust geldt echter niet alleen voor mensen, maar ook voor dieren. Dieren hadden dus recht op een vrije dag. Het is goed om erbij stil te staan dat dit een unicum is. Nergens anders hebben dieren recht op een vrije dag.
Dorsende os niet muilkorven
In Deuteronimium 25:4 staat dat men een dorstende os niet mag muilkorven. Dorsen is het verwijderen van graankorrels uit rijpe aren en gebeurde door dieren over de aren heen te laten lopen. Hierbij gebeurde het wel eens dat dieren van de graankorrels aten, dit trachtte men te voorkomen door de dorsende os te muilkorven.
Hiermee werd echter de natuurlijke drang van de os om te grazen verhinderd, waardoor de os niet naar behoefte kon eten. Dit werd gezien als een kwalijke situatie. Dieren hadden namelijk het recht om te eten, zelfs als dit de eigenaar van het dier financiële schade berokkende omdat het dier graan at dat verkocht kon worden.
Bron: Nasalune, Pixabay
Moedervogels vrijlaten
Volgens Deuteronomium 22:6-7 mochten Israëlieten die een nest vonden de eieren hieruit halen, maar moesten zij de moeder vrijlaten. Dit werd doorgaans gezien als een uiting van respect voor de relatie tussen moeder en kind in het dierenrijk. De moeder hoefde niet aan te zien hoe haar eieren werden weggehaald als men de moedervogel eerst liet wegvliegen. Dit was volgens Maxwell (bron 2) echter niet het geval, omdat de relatie tussen moedervogel en ei niet echt gerespecteerd wordt als het ei verwijderd wordt, het komt namelijk neer op het afpakken van de kinderen van een moeder.
Wél wordt ervoor gezorgd dat de moedervogel, mits die niet te oud is, nieuwe eieren kan leggen om zich alsnog voort te planten, zodat er voedsel voor de toekomst is voor de mens en vogelsoorten niet uit gebieden verdwijnen of zelfs uitsterven.
Belasten naar draagkracht
In Deuteronomium 22:10 staat dat men niet mag ploegen met een rund en een ezel tezamen. Hiermee wordt gezegd dat men respect moet hebben voor de verschillen tussen verschillende soorten dieren en dat men dieren alleen mag belasten naar hun eigen draagkracht. Een ezel heeft minder kracht dan een rund en moet dus niet hetzelfde werk doen als een rund.
Dat men rekening moet houden met de draagkracht van een dier is ook te lezen in Exodus 23:5. Daar wordt het voorbeeld gegeven van een ezel die bezwijkt onder de last die hij moet dragen. Men moet zo een ezel dan helpen door de last af te laden, zelfs als dit een ezel van een vijand betreft. De zorg voor het dier wordt hiermee belangrijker geacht dan de relaties tussen mensen onderling.
Verdwaalde dieren terugbrengen
In Exodus 23:4 staat dat men een verdwaald rund of ezel terug moet brengen naar de eigenaar van het dier, ook als de eigenaar en vinder vijanden zijn. Hiermee wordt vanzelfsprekend het eigendomsrecht van de eigenaar verdedigd, maar dit draagt ook bij aan het welzijn van het dier, dat misschien niet alleen zijn eigenaar, die het kent, kwijt is, maar ook de eigen kudde. Het herenigen van een dier met eigenaar en kudde zal een dier doorgaans goed doen.
Het eten van bloed
In Deuteronomium 12:23 staat dat men geen vlees mag eten met bloed erin, omdat het bloed de ziel is en men de ziel niet mag eten. Het vers kan echter ook vertaald worden als een verbod om vlees te eten waar leven in zit, van een nog levend dier dus. In de eerste interpretatie, gaat het om respect voor de ziel van het dier en voor Gods eigenaarschap daarover. In de tweede vertaling gaat het om de fysieke integriteit voor een dier, als het nog leeft (ademt, gevoel heeft, etc.) mag men het niet eten.
God's omgang met dieren
Volgens Jezus is het God zelf die de vogels in de lucht voert (Mat. 6:26). Daarmee zegt hij dat God het lot van dieren in Zijn hand heeft, net als het lot van mensen. Ook zegt het dat God zich bekommert om dieren (vgl. Mat. 10:29), net als om mensen. Dit wordt duidelijk als men de laatste woorden leest die God tegen Jona zei, nadat hij had besloten de stad Nineve te sparen: "
Zou Ik dan Nineve niet sparen, de grote stad, waarin meer dan honderdtwintigduizend mensen zijn, die het onderscheid niet kennen tussen hun rechterhand en hun linkerhand, benevens veel vee?" (Jona 4:11 - NBG 1951 - nadruk toegevoegd).
God spaarde de stad Nineve niet alleen omwille van de mensen, maar ook omwille van de dieren. Hij wilde hen ook in leven houden.
Slotopmerkingen
Naast de joodse offercultus was er in Oudtestamentische tijden in principe sprake van liefde en respect voor dieren. Vanzelfsprekend blijft, vooral voor dierenliefhebbers, de vraag waarom er geen andere manier van verzoening met God was dan het offeren van dieren bestaan. Niemand weet waarom God hiervoor koos, maar voor christenen die met deze vraag zitten heeft er een vertroostende gebeurtenis plaatsgevonden.
Het offer dat Jezus bracht door mens te worden en de zonde van de mens aan het kruis te dragen zorgde er namelijk voor dat christenen geen dieren hoefden te offeren, omdat Hijzelf het offer was dat werd gebracht om God en mens te verzoenen. In die zin is het christendom een zeer diervriendelijke godsdienst. Niet alleen stierf de mensgeworden God voor de mensen, maar hij stierf ook ten bate van de dieren,
voor wie er ook nog eens een plaats is in de nieuwe schepping.