De Samaritanen en hun religieuze achtergrond in de Bijbel

Samaritanen
In Bijbel en met name in het Nieuwe Testament komen verschillende groepen mensen tegen, bijvoorbeeld de farizeeërs en sadduceeën, maar ook de Samaritanen. Wie zijn die Samaritanen? Op deze vraag zijn verschillende antwoorden mogelijk. De drie meest voorkomende zij; de Samaritanen als inwoners van een bepaald gebied, als etnische groep en als religieuze groep (Meier, 2000).Samaritanen als inwoners van een bepaald gebied
Men kan de Samaritanen geografisch definiëren. De Samaritanen zijn dan de mensen die in een bepaald gebied wonen, namelijk Samaria. In de tijd van Jezus was dat het gebied ten noorden van Judea en ten zuiden van Galilea. Het bevond zich aan de westkant van de rivier de Jordaan. De hoofdstad van dat gebied werd vroeger Samaria genoemd. Door de koning Herodes de Grote werd deze stad in de eerste eeuw voor Christus herbouwd. In dertig na Christus kreeg de stad de naam 'Sebaste'' om zo de Romeinse keizer Augustus eren. De naam Sebaste is de Griekse vorm van het Latijnse Augustus.
Samaritanen als een etnische groep
Men kan de Samaritanen ook zien als een etnische groep mensen. De Samaritanen stammen dan af van de inwoners van het noordelijke koninkrijk Israël. In het jaar 722 voor Christus werd een deel van de bevolking van dat gebied door de Assyriërs in ballingschap weggevoerd. Door de Assyriërs werden andere kolonisten naar het gebied rond Samaria gestuurd. De achtergebleven Israëlieten van het noordelijke Israël vermengden zich met deze nieuwkomers. Hieruit zijn dan de Samaritanen ontstaan.
Rond de tijd van Jezus wordt het gebied rond Samaria door verschillende etnische groepen bewoond. In het gebied wonen ook Joden, afstammelingen van de Assyriërs, Babyloniërs en afstammelingen van de Griekse veroveraars uit de tijd van Alexander de Grote (356 - 323 voor Christus).
Samaritanen als een religieuze groep
De Samaritanen zijn ook in termen van religie te definiëren. Samaritanen zijn dan de mensen die de God, Jahweh (JHWH) vereren. De Samaritanen verschillen in hun godsdienst van de Joden die ook Jahweh vereren. Voor de Samaritanen is de berg Gerizim de plaats om God te eren en te offeren. Voor de Joden is dat de tempelberg in Jeruzalem, de berg Sion. De Samaritanen gaan er van uit dat zij de ware lijn van het levitische priesterschap volgen. Voor de Samaritanen en de Joden zijn de eerste vijf Bijbelboeken welke toegeschreven zijn aan Mozes gezaghebbend. De Joden erkennen daarnaast ook de profeten en de geschriften als gezaghebbend. Deze laatste twee worden door de Samaritanen afgewezen. In het Nieuwe Testament wordt door de schrijver vaak naar de Samaritanen verwezen als religieuze groep.
Samaritanen in de Bijbel
De stad Samaria komt zowel voor in het Oude als in het Nieuwe Testament. In het Nieuwe Testament wordt over de Samaritanen gesproken in de zin van een religieuze eenheid. In het Oude Testament zijn slechts een gering aantal aanwijzingen voor het ontstaan van de Samaritanen.Samaritanen in het Oude Testament
Volgens de traditionele Samaritaanse theologie vond de scheiding tussen de Samaritaanse en Joodse religie plaats toen de priester Eli het heiligdom om te offeren verplaatste van de berg Gerizim naar nabij Sichem, naar Silo. Eli was hogepriester in de tijd van de Richteren (1 Samuël 1:9-4:18). De Samaritanen beweren dat Eli toen een door God ongewilde plaats van eredienst en priesterschap heeft ingesteld. De Samaritanen gaan er vanuit dat zij wel God dienen op de ware plaats, namelijk op de berg Gerizim, en zij de ware priesterschap aanhouden (Meier, 2000).
In 2 Koningen 14 wordt vanaf vers 24 beschreven dat Samaria wordt herbevolkt door mensen die niet oorspronkelijk tot de Joodse bevolking horen. Het gaat hier dan om mensen afkomstig uit Babel, Kuta, Awwa, Hamat en Sefarwaïm. Nadat de bevolking geplaagd werd door aanvallen van wilde leeuwen, stuurde de Assyrische overheid een Israëlitische priester naar Samaria om de eredienst aan God te herstellen. Dat echter één priester de eredienst in Samaria weer hersteld heeft wordt door Droeve (1973) voor onmogelijk geacht. De rituele en reinheidseisen van de Joodse godsdienst maken het eigenlijk onmogelijk dat één man deze alleen op een correcte wijze kan uitvoeren.
De koning van Assyrië stuurde mensen uit Babel, Kuta, Awwa, Hamat en Sefarwaïm naar de steden van Samaria, waar hij hun een woonplaats toewees in plaats van de Israëlieten. Deze mensen namen Samaria in bezit en gingen er wonen. De eerste tijd dat zij daar woonden, vereerden ze de HEER niet. Daarom liet de HEER leeuwen op hen los, die een aantal van hen verscheurden. Men zei tegen de koning van Assyrië: ‘De volken die u naar Samaria hebt overgebracht om in de steden daar te gaan wonen, zijn niet op de hoogte van de regels die de God van dat land heeft gesteld. Nu heeft hij leeuwen op hen losgelaten omdat de mensen de regels van de God van dat land niet kennen, en die hebben al een aantal van hen gedood.’ Daarop beval de koning van Assyrië: ‘Stuur een van de priesters die jullie hebben weggevoerd terug naar het land waar hij vandaan komt. Hij moet daar gaan wonen en de mensen de regels van de God van dat land onderwijzen.’ Zo keerde een van de priesters die waren weggevoerd terug naar Samaria en vestigde zich in Betel, waar hij de mensen leerde hoe ze de HEER moesten vereren. Toch bleven al die volken hun eigen godenbeelden maken, die ze in hun nieuwe woonplaats neerzetten in de tempels die de Samaritanen op de offerhoogten gebouwd hadden. (2 Koningen 14: 24-29)
Samaritanen in het Nieuwe TestamentVan de vier evangelisten schrijft Marcus in het geheel niet over Samaritanen. In het evangelie van Matteüs worden de Samaritanen een keer genoemd en wel in de uitzending van de twaalf discipelen.
Deze twaalf zond Jezus uit, en hij gaf hun de volgende instructies: ‘Sla niet de weg naar de heidenen in en bezoek geen Samaritaanse stad. Ga liever op zoek naar de verloren schapen van het volk van Israël. (Matteüs 10: 5-6)
Deze uitspraak van Jezus past in het beeld dat Matteüs van Jezus geeft. Jezus richt zich voor zijn opstanding en verheerlijking alleen op het Joodse volk. Daarna komen pas de andere volken in beeld, zoals het zendingsbevel uit Matteüs 26:19.In het evangelie van Johannes gaat Jezus in gesprek met een Samaritaanse vrouw bij de bron (Johannes 4: 4-42). In dit gesprek komt de religieuze achtergrond van deze Samaritaanse vrouw nadrukkelijk naar voren. Zo wijst ze Jezus erop dat Samaritanen God aanbidden op de berg Gerizim. Jezus openbaart zich openlijk aan haar als de Messias. Deze ontmoeting heeft tot gevolg dat deze vrouw en ook vele inwoners van haar stad in Jezus gaan geloven.
De verhouding tussen Samaritanen en Joden was slecht. 'Joden gaan immers niet om met Samaritanen'' (Johannes 4:9). Samaritanen golden als onrein. Zelfs het speeksel van een Samaritaan is onrein volgens een Joods commentaar op de Misjna: 'Een Samaritaan is als een man die gemeenschap heeft met een menstruerende vrouw' (vergelijk Leviticus 20:18) (Bouwman, 1985).
Samaritanen in het evangelie van Lucas en in Handelingen
In de geschriften van Lucas, het evangelie en de Handelingen, komen Samaritanen het meest voor. Bijvoorbeeld het verhaal van de barmhartige Samaritaan (Lucas 10: 25-37) en van de tien melaatsen, waarvan alleen de Samaritaan dankbaar naar Jezus terugkomt (Lucas 17: 11-19). In de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan zou de afdalende reeks oorspronkelijk priester-leviet-leek zijn. Dat in het evangelie Jezus over priester-leviet-Samaritaan heeft en dat juist de Samaritaan het goede doet, pleit voor hem en daarmee ook voor de bevolkingsgroep van de Samaritanen.In Handelingen 8: 1-25 beschrijft Lucas de zending onder de Samaritanen. Filippus is de apostel die de Samaritanen het goede nieuws van het evangelie van Jezus brengt. Later gaan ook Petrus en Johannes naar Samaria. Zij baden voor de Samaritaanse christenen en die ontvingen toen ook de Heilige Geest.
Volgens Bijbelwetenschappers (Bouwman, Meier) worden de Samaritanen in het evangelie van Lucas en in Handelingen zo positief beschreven, omdat er een conflict was in de vroege christelijke gemeente waarvoor Lucas schrijft. Door de positieve uitspraken van Jezus over de Samaritanen zou Lucas proberen om de onderlinge acceptatie tussen Joodse en Samaritaanse christenen te stimuleren.
Dat Jezus positief spreekt over Samaritanen blijkt uit de aantijging die hij van de Joden krijgt. Ze dachten namelijk dat Jezus zelf een Samaritaan zou zijn. Ze riepen tot Jezus: ‘Zeggen we soms ten onrechte dat u een Samaritaan bent, en dat u bezeten bent?’ ‘Ik ben niet bezeten,’ zei Jezus. Over de mogelijkheid dat hij een Samaritaan zou zijn, zwijgt hij. (Johannes 8: 48-49).