De visie van kerkvader Augustinus van Hippo op seksualiteit
Augustinus van Hippo leefde van 354 tot 430. Deze kerkvader heeft door zijn geschriften een belangrijke invloed gehad op het christelijke denken. Augustinus heeft zich in zijn schrijven veelvuldig beziggehouden met de menselijke seksualiteit. Daarin laat hij zien dat hij negatief staat ten aanzien van de lust, de hartstochtelijke liefde. Zijn eigen ervaringen met de liefde hebben daarin waarschijnlijk een belangrijke rol in gespeeld, aangezien hij er in zijn Belijdenissen aandachtig op terugblikt.
De man die de vijandigheid tegenover seks een definitieve plaats gaf in het christelijk denken is de kerkvader Augustinus (354-430). Nergens in de geschiedenis van de vroeg-christelijke kerken werd het zoeklicht zo lang en zo intens op seksualiteit gericht als in geschriften van Augustinus. Van geen enkele auteur van de vroege kerk weten we iets over zijn seksuele leven, behalve van Augustinus. Dat komt doordat hij er 10 jaar na zijn bekering tot het christendom, in zijn boek 'De Belijdenissen', er met een zeer ongebruikelijke aandacht op terugblikt.
De belijdenissen
Bij het schrijven van de belijdenissen wilde Augustinus, volgens de kerkhistoricus Peter Brown (1990), zijn lezers een indruk geven van het scherpe contrast tussen zijn seksuele behoefte en zijn verlangen naar duidelijke en onproblematische relaties. Augustinus betreurde openlijk dat hij in zijn jonge jaren een seksuele verhouding heeft gehad. Deze verhouding was niet kortstondig geweest.
Adeodatus
Deze relatie begon in 372 toen hij als achttienjarige een vrouw vond met wie hij dertien jaar zou samenleven. In 373 werd zijn zoon Adeodatus (= door God gegeven) geboren. De relatie met zijn vriendin ontwikkelde zich geleidelijk met zijn steeds strenger wordende levensopvattingen. Langzamerhand werd zijn relatie overschaduwd door een treurig gevoel van gespletenheid. Aan de ene kant ervoer Augustinus het hartstochtelijk verlangen naar seksuele intimiteit, aan de andere kant kwam hij steeds meer tot het inzicht dat een verhouding met een vrouw hem afhield van het zuiver dienen van God. Deze dubbelheid komt duidelijk naar voren in het gebed dat hij had gebeden: ‘Geef mij kuisheid en onthouding, Heer, maar doe het niet meteen’ (Belijdenissen 8.7.17). Op zijn 29e hakte hij de knoop door en zond haar weg. Door alle vormen van seksueel genot af te zweren, hoopte de Augustinus in zichzelf af te rekenen met de lichamelijke beroeringen die hiermee gepaard gaat.
Het huwelijk als vorm van vriendschap
In zijn geschriften laat Augustinus zien dat hij positief denkt over het huwelijk. God had Adam en Eva zo geschapen dat ze plezier konden beleven aan het samenleven met elkaar. God had hen beiden begiftigd met ‘de zeer sterke aantrekkingskracht van de vriendschap’ (De bono coniugali 1.1; 8.8). Het huwelijk is volgens de kerkvader een vorm van vriendschap die gericht is op het verwekken van kinderen en seksuele gemeenschap maakt daar deel van de uit. In zijn opvatting van het huwelijk ging bisschop Augustinus bewust voorbij aan de lichamelijke aspecten van geslachtsgemeenschap. De seksuele begeerte verontrustte hem. Het was volgens in zijn ogen een kwaad, een vernietigende kracht.
De zondeval van de eerste mensen
De zondeval van Adam en Eva is voor Augustinus van beslissende betekenis over zijn visie op seksuele lust. De seksuele begeerte is volgens hem een regelrechte afgeleide van de zondeval. Hij stelde de seksuele gemeenschap voor als ondergeschikt aan de vriendschap. In het paradijs leefden Adam en Eva zo dat de vriendschap en niet de seksuele begeerte de drijfveer van hun relatie was geweest. In de oorspronkelijke staat, dus voor de zondeval, ontbrak bij hen de seksuele begeerte niet helemaal, maar deze viel volmaakt samen met de bewuste wil. Onder de heerschappij van de wil was de seksuele begeerte geen vernietigend element.
Gevolgen van de zondeval
Na de zondeval valt de wil en de seksuele begeerte niet meer samen. Adam en Eva hadden in hun oorsprong een harmonieuze eenheid van lichaam en geest genoten. De zondeval maakt een abrupt einde aan deze eenheid. Het lichaam en met name het seksueel verlangen volgt niet meer de wil, maar lijkt zich autonoom te gedragen. Mannen kunnen dit bijvoorbeeld ervaren als zij soms een erectie krijgen terwijl zij dat niet willen en geen erectie als zij het juist wel willen. Het lichaam gehoorzaamt niet aan de wil. Dat is volgens Augustinus de ellende van de zondeval; de verbreking van deze oorspronkelijke harmonieuze eenheid. Het lichaam verzet zich tegen de mens, zoals de mens zich tegen zijn schepper verzet. De harmonie is verbroken.
Vervreemd van God
Augustinus bemerkte dat man en vrouw waren vervreemd van God en daarmee waren vervreemd van hun eigen seksuele gevoelens. Seksualiteit weerspiegelde de gevolgen van de eerste zonde in het lichaam. De eerste zonde werd op biologische wijze verbonden met de mens. Volgens Augustinus was de mens in een zonde gevallen en voor eeuwig genadeloos aan de wellusten overgeleverd. Dit heeft volgens Brown een uitzonderlijk harde bijklank. Augustinus schiep een duister mensbeeld waarin het seksueel genot gewantrouwd werd.
De preken van Augustinus
In zijn preken sprak Augustinus over de echtelijke liefde. Echtparen dienden constant waakzaam te zijn in hun seksuele relatie. Augustinus propagandeerde een geslachtsgemeenschap zonder lust en genot: ‘Welke vriend van wijsheid en heilige vreugden, die gehuwd is, […] zou niet liever, wanneer hij de keus had, zonder een dergelijke lust kinderen verwekken (De stad Gods 14.16). Het verwekken van kinderen was toegestaan, maar het moest niet met al te veel vreugde gepaard gaan; want door de geslachtsdaad zelf was hun lichaam een teken van de zondeval (Sermo 51.15.25).
Een Jozefshuwelijk
Dat voor Augustinus de afkeer van de lust nog belangrijker was dan de verwerking van nageslacht, bewijst het feit dat hij pleit voor een jozefshuwelijk. Dat is een huwelijk waarin volstrekte seksuele onthouding wordt nagestreefd. In de rooms-katholieke traditie gaat men ervan uit dat Maria eeuwig maagd, Semper Virgo, is. Dit betekent dat zij en haar man Jozef nooit de geslachtsdaad genoten hebben en dus in volstrekte onthouding leven. Op Bijbelse gegevens blijkt dit niet gebaseerd. Drie van de evangeliën maken melding van de broeders van Christus (Mat. 12:46; 13:55; Mar. 3:31; Joh. 2:12; 7:3,5). Ook Paulus vermeldt dat Jezus een broer had (1 Kor. 9:5; Gal 1:19) (Pelikan 1997).
Aan een vrouw die met haar man in volstrekte seksuele onthouding leeft schrijft Augustinus: ‘Door de gemeenschappelijke onthouding van de vleselijke verbintenis houdt uw man niet op uw echtgenoot te zijn.’ Ze zouden volgens de bisschop als echtgenoten heiliger zijn als ze dit besluit samen zouden blijven volhouden (Brief 262.4).
De visies van Augustinus hebben een stempel gedrukt op het denken over seksualiteit in West-Europa. De seksuele lust en het hartstochtelijk genot waren in wezen slecht. Onthouding en celibaat vormden de hoogste morele normen.