De betekenis van de doeken in Johannes 20:5-7
In Johannes 20:6-7 wordt een beschrijving gegeven van van wat Petrus en Johannes in het lege graf van Jezus aantreffen. Zij zien iets opmerkelijks. Het lichaam van Jezus is weg, maar de linnen doeken waarin Hij was gewikkeld waren er nog en de zweetdoek die om zijn hoofd zat was netjes opgerold en elders neergelegd. De vraag wat de betekenis van de doeken was heeft theologen altijd bezig gehouden. Zij hebben de doeken altijd op een historische manier geïnterpreteerd, maar naast deze historische interpretaties zijn er ook manieren om de doeken theologisch te interpreteren.
De tekst
In Johannes 20:3-7 staat het volgende:
"
Petrus dan ging op weg en ook de andere discipel en zij begaven zich naar het graf; en die twee liepen samen snel voort; en de andere discipel liep vooruit, sneller dan Petrus, en kwam het eerst aan het graf, en zich vooroverbuigende, zag hij de linnen windsels liggen; hij ging echter niet naar binnen. Simon Petrus dan kwam ook, hem volgende, en hij ging het graf binnen en zag de windsels liggen, maar de zweetdoek, die op zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de windsels liggen, doch opgerold, terzijde op een andere plaats."
Het feit dat de doeken nog in het graf lagen wordt doorgaans op een historische manier geïnterpreteerd. Dat wil zeggen dat men kijkt wat de doeken ons zeggen over wat er gebeurd is. De doeken worden veel minder vaak op een theologische manier geïnterpreteerd. Dat wil zeggen dat men niet vaak kijkt waar de betekenis van de doeken is.
Historische betekenissen
Veruit de meeste theologen zien in de aanwezigheid van de doeken in het graf een teken dat Jezus' lichaam niet gestolen was door grafrovers. Hiernaast zag Calvijn in de tekst het bewijs dat de lijkwade van Turijn niet de lijkwade van Jezus was.
Bewijs dat het lichaam van Jezus niet gestolen was
In verzen 1-2 van Johannes 20 staat dat Maria van Magdalena als eerste het lege graf van Jezus ontdekte. Hierop ging zij snel naar Petrus toe om hem te informeren dat het lijk van Jezus was weggenomen. Zij dacht dus dat Jezus' lijk gestolen was.
Johannes Chrysostomos (ca. 349-407) zag dit vers als de sleutel om de doeken van Jezus die in het graf waren achtergebleven te interpreteren. Als grafrovers het lijk hadden meegenomen, dan zouden zij volgens Chrysostomos niet de linnen doeken niet eerst van het lichaam afhalen en ook niet de doek die rondom Jezus' hoofd zat netjes hebben opgerold. De doeken waren volgens hem, en volgens vele commentatoren na hem, dan ook het bewijs dat Jezus was opgestaan en dat zijn lijk niet was gestolen. Bij het opstaan had Jezus kennelijk geen haast, want Hij rolde zijn zweetdoek netjes op. Maria haar zorgen waren dus onterecht.
Beasley-Murray beschrijft een aantal theologen die een stap verder gaan. Zij nemen aan dat de doeken waarin Jezus gewikkeld was na zijn opstanding plat op de plek lagen waar Hij lag. Hij zou bij zijn opstanding dwars door de doeken heen gegaan zijn - vergelijkbaar met hoe men de opname van gelovigen naar de hemel tijdens de eindtijd soms in beeld brengt. Onder deze theologen zijn er ook mensen die aannemen dat de doeken verstijfd waren geraakt door de oliën waarmee Jezus gebalsemd was, waardoor ze nog in de vorm waren gebleven die zij hadden toen zij om Jezus heen zaten. Met deze theorieën wordt echter voorbijgegaan aan de tekst, het is daardoor niet te zeggen of de evangelist dit bedoelde toen hij het opschreef.
Bewijs van het ongelijk van de katholieke kerk over Jezus' kleding in het graf
Voor Johannes Calvijn hadden de doeken een belangrijke rol in de weerlegging van het katholieke idee dat zij die van Jezus in handen hadden, vermoedelijk de
lijkwade van Turijn. De katholieke kerk claimde volgens Calvijn dat het hele lichaam van Jezus in één doek gewikkeld was. Het feit dat Johannes 20:6-7 spreekt van twee doeken is voor Calvijn het bewijs dat dit niet waar is. Ook weerspreken de verzen het idee dat de kerk een doek in bezit kan hebben waarop het lichaam van Jezus zichtbaar was gebleven. Als dit het geval was, dan had de evangelist hier volgens Calvijn wel iets over geschreven.
Theologische betekenissen
Er zijn een drietal theorieën over de theologische betekenis van de doeken in het graf. Namelijk (1) dat de opgerolde zweetdoek een teken was dat Jezus terug zou komen, (2) dat de opgerolde zweetdoek een beeld van de wet is en (3) dat de doeken een beeld zijn van de scheiding van het Hoofd en het lichaam van de kerk.
De opgerolde zweetdoek als belofte dat Jezus terugkomt
Er is een theorie die luidt dat de opgerolde zweetdoek een verwijzing is naar een oud joods gebruik, dat door Johannes werd herkend. Kramer beschrijft dit gebruik als volgt:
"Bij het eten zet de slaaf alles gereed voor zijn meester. Als zijn meester van tafel gaat en zijn servet (het woord voor zweetdoek!) op tafel legt, weet hij dat zijn meester klaar is. Indien echter de meester zijn servet oprolt en op de tafel legt, dan weet de slaaf dat zijn meester nog niet klaar is met het eten en dat hij dus terug komt."
Johannes zou in de opgerolde zweetdoek in het graf een teken hebben gezien dat Jezus nog van plan was terug te komen. Daarom zou hij door het zien geloven (Joh. 20:8). Kramer wijst de theorie echter om meerdere redenen af. De belangrijkste hiervan is dat het zogenaamde joodse gebruik in geen enkele joodse, of Nieuw-Testamentische, bron terug te vinden is. Servetten werden in Jezus' tijd niet tijdens het eten gebruikt, men waste namelijk de handen met water voor het eten, wat verplicht was, en soms ook na het eten, wat optioneel was. Eventueel zou men een servet hebben kunnen gebruikt om de handen af te drogen, maar in de rabbijnse literatuur is niets te vinden over hoe de handen afgedroogd zouden moeten worden.
Het is onbekend waar de theorie vandaan komt. Volgens
Got Questions Ministries zijn de enige bronnen voor de theorie online geplaatste berichten en e-mails die begonnen te circuleren in 2007. Het is echter onbekend wie die berichten heeft geplaatst en verzonden.
De opgerolde zweetdoek als beeld van de wet
Volgens Oudijn is de opgerolde zweetdoek een beeld van de wet waardoor het Joodse volk gebonden was. Op basis van Galaten 3 vertelt hij dat de joden onder de wet in bewaring waren gesteld (Gal. 3:23) en dat Jezus door zijn opstanding hen verloste van de vloek van de wet (Gal. 3:13). Dat de zweetdoek een beeld van de wet is baseert hij op Matteüs 11, waar staat geschreven dat het volk vermoeid en belast was door de werken van de wet (Mat. 11:28) en dat Jezus de vermoeiden rust geeft (Mat. 11:29).
Het idee dat de zweetdoek een beeld is van de wet komt in de Bijbel niet voor. Het lijkt echter wel gepast, omdat een zweetdoek wordt gedragen wanneer iemand zwaar belast wordt, of hard werkt, en wordt afgedaan als het werk klaar is.
Scheiding van Hoofd en lichaam van de kerk
Naast het beeld van de wet ziet Oudijn in de zweetdoek en de andere doeken ook tekenen van het Hoofd (Christus) en het lichaam van de kerk. Deze zijn sinds de opstanding van elkaar gescheiden. Het lichaam is volgens Oudijn wel een geestelijke eenheid met het Hoofd, maar de eenheid zal pas in de toekomst volledig worden, als het Hoofd en lichaam verenigd worden, als de verwachting in Romeinen 8:23-24 werkelijkheid wordt.
Welke interpretaties zijn juist?
Er is met redelijke zekerheid te zeggen welke interpretaties juist zijn en welke niet. Dat de doeken een teken zijn dat Jezus' lichaam niet gestolen was staat vast, omdat Maria in eerste instantie dacht dat dit het geval was. Dat de doeken het katholieke idee van één lijkwade tegenspreken, dat de zweetdoek een teken van de wet is en dat de doeken symbool staan voor het Hoofd en lichaam van de kerk is allemaal goed mogelijk.
Het idee dat de zweetdoek staat voor de belofte dat Jezus terug zal komen is zeer onwaarschijnlijk. De theorie is namelijk gebaseerd op een joods gebruik waar niemand ooit van gehoord heeft. Ook is het onwaarschijnlijk dat Jezus dwars door de doeken heen opgestaan is, als de doeken hun vorm door de oliën hadden behouden dan was dit waarschijnlijk wel vermeld in het evangelie van Johannes, ook zou de zweetdoek bij zoiets niet opgerold raken.