De doop en vervulling van de heilige Geest
Sinds de opkomst van de Pinksterbeweging, begin 20e eeuw, heeft de theologie rondom de doop met de Heilige Geest het christendom beroerd. De charismatische beweging, vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw, versterkte de onrust. Sindsdien hebben gedegen studies en open discussies geresulteerd in aanzienlijk meer inzicht in de materie. Wat is de actuele stand van zaken en wat zijn de hoofdlijnen in de Bijbel met betrekking tot het werk van de Heilige Geest?
Doop en vervulling - terminologie
In Hand. 2:4 staat dat allen vervuld werden met de heilige Geest. Het woord “vervullen” is in het Grieks “pleroo”, en komt ook voor in Luc. 1:41; 4:2; Hand. 4:31 en Ef. 5:18. Daarnaast komt de uitdrukking “dopen (baptizoo) met de heilige Geest” voor. Johannes de Doper zegt van Jezus dat Hij zal dopen met de heilige Geest (Marc. 1:8; Joh. 1:33), en Jezus belooft de discipelen vlak voor zijn hemelvaart dat ze gedoopt zullen worden met de heilige Geest (Hand. 1:5). Dat is gebeurd met Pinksteren. Doop en vervulling met de heilige Geest betekenen hier dus hetzelfde: een volkomen onderdompeling en een volkomen ontvangen van de heilige Geest. Toch wordt er in de Bijbel ook onderscheid gemaakt. Zo was Petrus gedoopt met de heilige Geest, maar was of werd daarna vervuld met de Geest (Hand. 4:8), duidend op een bepaalde bekrachtiging op dat specifieke moment. Dit wordt ook beschreven bij Paulus (Hand. 13:9). In het NT worden christenen opgeroepen zich te laten vervullen met de Geest (Ef. 5:18), en als gelovigen kunnen we de Geest “bedroeven” (Ef. 4:30) en “uitdoven” (I Tess. 5:19). In het NT kunnen “doop” en “vervulling” met de Geest dus zowel synoniem zijn als verschillend in betekenis. Dit feit alleen al kan ons waarschuwen niet teveel te discussiëren over de terminologie rondom de aanwezigheid van de heilige Geest in en onder de mens. In dit werkstuk wordt de doop met de Geest behandeld in het kader van Pinksteren en de wedergeboorte. De vervulling met de Geest staat voor ervaringen die eventueel kunnen volgen nadat de doop met de Geest is ontvangen.
De belofte van de Heilige Geest in het Nieuwe Testament
Het is belangrijk precies na te gaan wat de belofte van de heilige Geest inhoudt. Ieder die gelooft in Christus wordt de Geest beloofd (Hand. 2:38; Gal. 3:2). De gegeven Geest is op deze manier een “zegel” (een soort eigendomsbewijs), waarmee aangegeven wordt dat de gelovige God toebehoort (2 Cor. 1:22; Ef. 1:13). Daarna “woont” de Geest in hem (Rom. 8:11) en vernieuwt hij hem naar het gelijkenis van Jezus, “van heerlijkheid tot heerlijkheid” (2 Cor. 3:18). Jezus belooft de Heilige Geest, de Parakleet, volgend op zijn heengaan naar de Vader (Joh. 14:16,26). De Geest zal gezonden worden in Jezus’ naam (14:26), dat wil zeggen dat Hij als Jezus’ vertegenwoordiger en zegsman “voor altijd”(14:16) bij de discipelen zal blijven. In de nieuwtestamentische bediening van de heilige Geest, waarover Jezus sprak, maakt de Geest de tegenwoordigheid van Christus en de gemeenschap met hem tot werkelijkheid (verg. 1 Joh. 1:3). Packer noemt de heilige Geest in dit verband de hemelse huwelijksbemiddelaar (Packer, 1984:62).
De belofte van de heilige Geest houdt dus in dat de gelovige gericht wordt op Christus. De Geest verbindt ons met Christus, waardoor we discipelen worden die afhankelijk zijn van hem. Hierdoor verenigt Hij ons met zichzelf als leden van één lichaam (1 Cor. 12:3). Centraal staat hierbij niet in de eerste plaats de persoon die gelooft, maar Christus die verlost en regeert.
De heilige Geest en Christus
In het OT wordt beschreven hoe de verwachte Messias zal worden vervuld met de heilige Geest. Het is vooral de profeet Jesaja die dit aankondigt: “Maar uit de stronk van Isaï schiet een telg op, een scheut van zijn wortels komt tot bloei. De Geest van de HEER zal op hem rusten…”, Jes. 11: 1-2. Vanaf dat moment zal het goede nieuws en Gods rechtvaardigheid tot alle naties uitgaan. Jes. 42:1: “Hier is mijn dienaar, hem zal ik steunen, hij is mijn uitverkorene, in hem vind ik vreugde, ik heb hem met mijn Geest vervuld. Hij zal alle volken het recht doen kennen”. En, Jes. 61:1: “De Geest van God, de HEER, heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen…”
Op de dag van Pinksteren, om negen uur, begon de nieuwtestamentische bediening van de heilige Geest (Packer, 1984:80-88). De discipelen kregen daarbij een duidelijk begrip van de plaats van Jezus in Gods heilsplan, ze kregen een krachtig besef van hun identiteit als volgeling van Jezus in deze wereld en ze kregen de autoriteit en de moed om de macht van de verheerlijkte Jezus te verkondigen en uit te oefenen (verg. Hand. 1:5,8). Deze nieuwtestamentische bediening van de Geest wordt door de apostelen aan ieder beloofd die zich bekeert en zich laat dopen (Hand. 2:38, 16:31-33). Jezus had dit eerder beloofd aan al zijn volgelingen, Joh. 14:16. De vervulling van deze belofte vond voor het eerst plaats op de Pinksterdag en strekt zich uit tot op vandaag.
Johannes de Doper ziet de komst van de heilige Geest als het werk van Christus: “Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur” (Luc. 3:16). Wat de Geest ook doet in de gelovigen of in de wereld, hij zal dit doen vanuit en in verbondenheid met Christus. Bovendien zal dit werk van de Geest diep doordringend en omvattend zijn. Het woord “dopen”, baptizoo, duidt immers op een totale onderdompeling en een totale omhulling. De doop met de heilige Geest zal niet ongemerkt voorbijgaan, maar zal degene die gedoopt wordt op alle manieren treffen en beïnvloeden. De Heilige Geest zal in de eerste plaats getuigen van Christus, Joh. 15:26: “Wanneer de pleitbezorger komt die ik van de Vader naar jullie zal zenden …. zal die over mij getuigen”. De heilige Geest zal de gelovige dus bepalen bij Jezus, de gezalfde van God, de Weg en de Waarheid (verg. 1 Kor. 12:3). Dit zal leiden tot een verheerlijking van Christus (Joh. 16:14). De heilige Geest wijst dus niet op zichzelf, maar richt de gelovige op Jezus Christus. Hij cijfert zichzelf als het ware weg, vraagt geen aandacht, maar zet Christus in het centrum van het leven van de gelovige. Piper noemt de heilige Geest daarom de meest nederige van de drie Personen van Gods Drie-eenheid (Piper, 2008, webpagina).
De doop met de heilige Geest volgens de Pinkstertheologie
Op grond van Hand. 1 en 2 wordt door de klassieke Pinksterdenominaties gesteld dat het leven van een christen uit twee stadia bestaat, waarbij de bekering wordt gevolgd door een tweede gebeurtenis (Birks, K., webpagina). De Pinksterbeweging is ontstaan uit de heiligenbeweging, begin 20e eeuw, die terugvoert op John Wesley uit de 18e eeuw. Christenen baden intensief om een uitstorting van de heilige Geest. Dit gebed werd verhoord, en vele christenen ervoeren een totale vernieuwing van hun geestelijke leven, waarbij ze vaak voor het eerst in tongen spraken (Kruithof, webpagina). Deze ervaring associeerde men met de doop met de heilige Geest, losstaande van het werk van de Geest bij de wedergeboorte, en met tongentaal als duidelijk teken. In sectie acht van de Statements of Fundamental Truths van de Assemblies of God, wordt het als volgt verwoord: "The baptism of believers in the Holy Spirit is witnessed by the initial sign of speaking with other tongues as the Spirit of God gives them utterance" (Acts 2:4; the General Council of the Assemblies of God, webpagina). Door de Pinkstertheologie wordt de doop met de heilige Geest vooral gezien als kracht (“empowerment”), namelijk om te dienen, om te getuigen en om heilig te leven (Ruiter, de, 2003, webpagina). De Doop met de Heilige Geest is het startpunt dat de gelovige toegang geeft tot “the beauty and power of the Spirit-filled life” (Assemblies of God USA- webpagina). Men kijkt hierbij niet neer op andere christenen: “In the Assemblies of God we believe the Spirit is at work in all Christians, whether they have been baptized in the Spirit or not. God can also use and does use Christians who for one reason or another have not received the Baptism experience. We must never depreciate their ministry. Yet we recognize the baptism in the Holy Spirit will make one’s life and ministry even more effective” (Assemblies of God USA, webpagina).
De doop met de heilige Geest in de charismatische beweging
De charismatische beweging bestaat al ongeveer vijftig jaar en groeit voortdurend. Er zijn charismatische gemeenten, maar het grootste deel van de charismatische beweging bevindt binnen bestaande kerken (dan vaak genoemd “charismatische vernieuwing”). De charismatische beweging legt, evenals de Pinkstertheologie, alle nadruk op de bediening van de heilige Geest in de ervaring van de gelovige. De doop met de heilige Geest staat hierbij centraal. Deze doop wordt gezien als een zegening die in de regel een tijd na de bekering gegeven wordt en die het christelijke leven op een hoger plan trekt. Dit hoger plan wordt gekenmerkt door de manifestatie van de gaven van de Geest, zoals het spreken in tongen, profetie en genezing, en door een sterk besef van de tegenwoordigheid van Christus. Verder wordt men diep doordrongen van de liefde van God de Vader, van de volkomen verlossing door het plaatsvervangende offer van Christus en van de realiteit van de geestelijke wereld. In de charismatische beweging wordt de doop met de heilige Geest gezien als solide basis voor de eenheid tussen gelovigen; leerstellige zaken spelen een minder belangrijke rol (Packer, 2006:154 vv).
De charismatische theologie ziet, eveneens in navolging van de Pinkstertheologie, de ervaringen van eerste discipelen op de Pinksterdag als het normatieve patroon. Het geestelijke leven van deze discipelen bevond zich voor Pinksteren op een eerste, laag niveau. Op Pinksterdag, ruim na hun bekering, werden ze gedoopt met de Geest, wat hun geestelijk leven optrok naar een tweede, hoger niveau. Christenen van nu maken eenzelfde patroon door; van het langere naar het hogere, via de doop met de heilige Geest. Overigens zijn de meeste charismatische gelovigen niet strikt dogmatisch als het gaat over de aard van de doop met de heilige Geest (Kooi, van der, 2006:48;72). Voor sommigen is deze doop het daadwerkelijke ontvangen van de Geest, anderen beschouwen deze als de realisering van de kracht van de reeds inwonende Geest (Quebedeaux 1974:43). Sommige tegenwoordige charismatische theologen spreken in dit verband van een “ontbloting” van de inwoning van de heilige Geest in de menselijke geest, zoals P. Lens (Lens 2008: webpagina). Maar men is het er over eens dat een duidelijke en diep ingrijpende ervaring van de heilige Geest noodzakelijk is voor een volwassen geestelijk leven.
De doop met de heilige Geest als start van een tweede fase?
Iedere gelovige een Pinksterbeleving?
Een belangrijke vraag is in hoeverre de doop met de heilige Geest Bijbels gezien een eenmalige gebeurtenis is in het leven van de gelovige en of deze gebeurtenis eenduidig is en duidelijk te markeren. Martin Lloyd Jones was er evenals de Pinkster en charismatische theologen, van overtuigd dat iedere christen een soort Pinksterdag zou moeten beleven, bestaande uit een overweldigende ervaring van “the glory, the reality and the love of the Father and of the Son” (Warnock, A. 2006: webpagina). En inderdaad: op de pinksterdag manifesteert de heilige Geest zich op duidelijke manier. Petrus houdt zijn gehoor voor dat de belofte van de Geest voor iedereen geldt die zich tot Christus bekeert (Hand. 2:38;39). Op die dag kwamen ongeveer drieduizend mensen tot geloof. Van deze drieduizend wordt echter niet gezegd dat ze allen dezelfde ervaring hadden van de Geest als de apostelen. Integendeel; het blijkt dat het alleen de apostelen waren die in eerste instantie tekenen en wonderen verrichtten, en ook van een onverminderd voortzetten van de tongen van vuur, de wind en het spreken in een veelheid van talen blijkt geen sprake te zijn. Wel waren de gelovigen heel duidelijk diep overtuigd geraakt van de realiteit van Christus en zijn Koninkrijk; ze loofden God voortdurend en waren bereid alles op te geven voor de gemeenschap met elkaar en met hem. Toen zij vervolgd werden en verspreid, verkondigden de gelovigen het Woord van God (Hand. 8:4).
Wanneer vindt de doop met de heilige Geest plaats?
De gebeurtenissen van Handelingen 2 duiden dus niet op een eenduidige ervaring die voor alle christenen geldt en die het leven van een christen opdeelt in twee fasen. Het feit dat de apostelen en degenen die bij hen waren een twee-stadia patroon doormaakten kan verklaard worden uit het feit dat zij bekeerd waren voordat Christus was verheerlijkt en dus voor de aanvang van de nieuwtestamentische bediening van de heilige Geest. Maar voor mensen die zich bekeren in de tijd van Jezus’ verheerlijking wordt de nieuwtestamentische bediening van de heilige Geest verwacht en gegeven vanaf het moment van bekering. Zo legt Paulus de doop met de heilige Geest uit als iets dat met de Korintiërs gebeurde op het moment van hun bekering (1 Kor. 12:13, zie ook Kooi, van der, 2006:65). En hij beschrijft het vervuld zijn met de Geest als een wijze van leven die alle christenen vanaf hun bekering in praktijk dienen te brengen (Ef. 5:18-21). Als christenen tekort schieten in deze wijze van leven, dan is dit niet omdat ze niet gedoopt zouden zijn met de heilige Geest, maar omdat ze de Geest Gods “uitblussen” (1 Thess. 5:19). Wanneer dit probleem wordt aangepakt, dan kunnen ook deze christenen geestelijk groeien, onder de nieuwtestamentische bediening van de heilige Geest (verg. 1 Thess. 3:12; 2 Thess. 1:3, 2 Petr. 3:18). Deze geestelijke groei zal ongetwijfeld gepaard gaan met allerlei rijke ervaringen, afhankelijk van hoe en waarheen de Geest waait. Maar het is onjuist om deze ervaringen op één of andere wijze te kenmerken als de doop met de heilige Geest.
Duidt de doop met de heilige Geest op volwassenheid in het geloof?
Het is opvallend dat Paulus het gedoopt zijn met de heilige Geest niet ziet als een teken van geestelijke volwassenheid. In 1 Kor. 12:13 schrijft hij: “Wij zijn allen gedoopt in één Geest en zijn daardoor (Gr.: eis – “tot”) één lichaam geworden, wij zijn allen van één Geest doordrenkt”. Paulus schrijft dit aan “kinderen in het geloof”, die geen “vast voedsel” kunnen verdragen (1 Kor. 3:1-2). Dat de gelovigen van Korinthe gedoopt zijn met de heilige Geest houdt dus voor Paulus niet in dat ze in een soort tweede, volwassen stadium zijn gekomen. In het geheel gezien van 1 Kor. 12:12-27 zegt Paulus dat de gave van Christus, namelijk de heilige Geest, ons maakt tot één lichaam, die onderhouden wordt door dezelfde Geest en hij roept de gelovigen op daarmee in overeenstemming te leven. Hij lijkt daarmee de doop met de heilige Geest – en de inlijving in de christelijke gemeente die daarmee samenhangt – te doen samenvallen met het geheel van de bekering (zie ook Rom. 8:9). Dat deze doop betrekking zou hebben op een tweede ervaring of zegen volgt niet uit dit of andere Schriftgedeelten. Evenmin kan een onderscheid worden aangebracht tussen deze “inlijvingsdoop” door de Geest (zoals in sommige vertalingen van 1 Kor. 12:13) en een daarop volgende doop met of in de Geest, met verwijzingen naar bijvoorbeeld Marc. 1:8; Matth. 3:11; Luc. 3:16 en Joh. 1:33. In alle gevallen wordt namelijk het voorzetsel “en” gebruikt, zodat taalkundig gezien geen reden is voor onderscheidingen (Hoekema 1972:10).
In het NT wordt dus uitgegaan van het samenvallen van geloof-bekering en de doop (of gave) van de heilige Geest. Vanaf Pinksteren is dit samenvallen de regel. Petrus’ oproep in Hand. 2:38 duidt hierop: “Keer u af van uw huidige leven … laat u dopen … dan zal de heilige Geest u geschonken worden”. Het geval van Cornelius bevestigt het samenvallen van geloof-bekering en de doop met de heilige Geest (Hand. 10: 44-48). Het geval van de “discipelen” te Efeze (Hand. 19:2-6) lijkt betrekking te hebben op mensen die nog geen christen waren toen Paulus hen voor het eerst ontmoette. De enige uitzondering op de regel is het geval van de Samaritanen (Hand. 8:14-17). Wat de reden van deze uitgestelde doop met de heilige Geest ook is, het is duidelijk dat deze uitstelling wordt gezien als een uitzondering, niet als norm voor de gelovigen toen en nu.
De doop met de heilige Geest en het spreken in tongen
Het spreken in tongen wordt door de Pinkster en meeste (niet alle) charismatische christenen gezien als teken of direct gevolg van het gedoopt zijn in de heilige Geest. Dit wordt echter nergens in Handelingen of elders in het NT gesuggereerd. Natuurlijk, er zijn voorbeelden van het samengaan van het ontvangen van de heilige Geest en het spreken in tongen, zoals de eerste discipelen en apostelen te Jeruzalem (Hand. 2:4), (waarschijnlijk) de Samaritanen (Hand. 8:18), Cornelius en de zijnen (10:46) en de discipelen te Efeze (19:6). Het gaat hier echter om het ontvangen van de heilige Geest door specifieke groepen mensen tegelijk, waarbij tongentaal als gave werd gegeven. Het lijkt erop dat God hiermee aangeeft dat alle vier groepen, namelijk joden, Samaritanen, heidenen en discipelen van Johannes de Doper, voor hem gelijkwaardig zijn in Christus en dat allen vallen onder de nieuwtestamentische bediening van de heilige Geest. Wanneer het in Handelingen gaat om individuele gelovigen die vervuld zijn of worden met de heilige Geest, laat Lucas het al of niet spreken in tongen buiten beschouwing (Hand. 4:8;31, 6:3,5; 7:55; 9:17; 11:24; 13:9,52). Dat niet iedereen die (de doop met) de heilige Geest ontving in tongen sprak blijkt ook uit de vraag van Paulus in 1 Kor. 12:30: “Kan iedereen in klanktaal spreken”? Deze retorische vraag werd gesteld aan de christenen van Korinthe, waarvan Paulus zeker was dat ze de heilige Geest hadden ontvangen (verg. 1 Kor. 6:19), en het antwoord daarop moet luiden: “Nee”.
Ervaringen van de heilige Geest
Vanuit bovenstaande kan worden afgeleid dat het theologisch onjuist is om ervaringen die los staan van de oorspronkelijke bekering te beschouwen als de doop met de heilige Geest. Maar het valt tegelijk niet te ontkennen dat de geestelijke ervaringen binnen de charismatische beweging krachtig zijn en vruchtbaar. Deze ervaringen leiden tot een sterk besef van de identiteit van de gelovige in Christus, van zijn zekere en eeuwige verlossing en van zijn christelijke roeping in deze wereld. De ervaringen zijn zo krachtig en vruchtbaar dat het noodzakelijk is ze ernstig te nemen en positief te beoordelen. Maar als ze niet duiden op de doop met de heilige Geest, hoe kunnen deze ervaringen dan wel worden verklaard? Allereerst kan worden gesteld dat het hebben van positieve en intense geestelijke ervaringen in overeenstemming is met gegevens uit het NT. De christenen te Jeruzalem baden om vrijmoedigheid om te getuigen en voor kracht om tekenen en wonderen te verrichten, waarop “allen werden vervuld met de heilige Geest” (Hand. 4:31). Stefanus was/werd vervuld met de heilige Geest en zag de luister van God (Hand. 7:55). Het zijn deze ervaringen die de gelovige verzekert van de liefde van de Vader voor ons, die zijn Zoon voor ons overgaf (Rom. 8:32; 5:5-8), van onze adoptie als waarachtige kinderen van God (Rom. 8:15; Gal. 4:6). Deze ervaringen leiden tot enorme vreugde, de “blijdschap in de heilige Geest” (Rom. 14:17) en tot het roemen in God (Rom. 5:2; 11).
Waardevolle geestelijke ervaringen mogen worden verwacht en nagestreefd door een christen. De bediening van de heilige Geest betreft de eerste gaven van het hemelse leven (Rom. 8:23; 2 Kor. 1:22; Ef. 1:13-14; Hebr. 6:4-5) en de aanraking en smaak van de gemeenschap met de Vader en de Zoon (1 Joh. 1:3; 3:24; 14:15-23). Deze nieuwtestamentische bediening van de Geest is continu, maar er zijn tijden en gelegenheden waarbij zij zich met speciale kracht realiseert. Deze ervaringsmomenten staan niet los van het geloof in en de verwachting met betrekking tot deze momenten. Het is daarom goed te verklaren waarom dergelijke ervaringen zich vooral voordoen tijdens bijeenkomsten waar dit geloof en deze verwachting worden gewekt. Deze ervaringen zijn een vervulling van het gebed van Paulus in Ef. 3:16-19, waarin hij bidt dat de christenen gesterkt mogen worden door de Geest en dat ze vervuld worden tot alle volheid Gods. Ze brengen een gemoedsgesteldheid met zich mee waarover Petrus schrijft, namelijk een liefde voor Christus en een “onuitsprekelijke, hemelse vreugde” (1 Petr. 1:8). Het gaat hier dus niet om het ontvangen van de heilige Geest (de doop met de heilige Geest), maar om een vernieuwd bewustzijn van zijn inwoning, waarbij hij zijn nieuwtestamentische bediening aan de gelovige verdiept en verbreedt. De charismatische ervaringen kunnen heel intensief zijn en mensen die ervan getuigen hebben vaak de neiging ze te presenteren als iets heel nieuws en unieks. Maar bij nadere beschouwing moeten ze worden gezien als een intensivering van wat de heilige Geest al aan het doen was in de gelovige, en als een vernieuwd bewustzijn daarvan. Zoals hierboven aangegeven: God deelt de Geest mee aan ieder christen vanaf de bekering (zie ook Gal. 4:6; 3:2). En vrijwel iedere gelovige heeft op één of andere wijze wel ervaren dat Gods nabijheid intensief wordt beleefd wanneer hij of zij God nadert met geloof en verwachting (Jac. 4:8). Deze ervaring is niet eenmalig en eenduidig, maar veelvuldig en veelkleurig. Vanaf de tijd van het NT tot aan vandaag wordt hiervan getuigd door christenen over de hele wereld.
Conclusie
De Pinkster- en charismatische bewegingen hebben een positieve invloed gehad op het christendom. Tot op vandaag worden grote aantallen christenen daardoor op het spoor gezet van verwachting en vervulling van de heilige Geest, leidend tot een actievere opstelling met betrekking tot het Koninkrijk van Christus en een diepere liefde voor de Koning van dit Rijk. Het is bijzonder spijtig dat de theologie van deze bewegingen onvoldoende Bijbels gefundeerd is, waardoor veel van het goede wat ze brengen te weinig wordt geconsolideerd in de breedte van de christelijke denominaties. Het grootste knelpunt is de theologie van de doop met de heilige Geest. Hoewel de moderne charismatische denominaties hier verschillend over denken is de leer van de doop met de Geest als een tweede gebeurtenis na de bekering nog steeds gemeengoed. Deze leer heeft echter geen Bijbelse basis. Integendeel: de Bijbel, met name het NT, leert duidelijk dat de Geest gegeven wordt zodra iemand zich bekeert van zijn eigen werken en van de wereld, zich richtend op Christus en verlossing door hem. Wel is het volkomen in lijn met het NT om regelmatig, of zelfs voortdurend, de vervulling van de heilige Geest te zoeken en te ervaren. Het is eveneens in overeenstemming met het NT om deze vervulling niet in de eerste plaats als individu te zoeken, maar in gemeenschap met medegelovigen, in oprecht en intensief gebed en aanbidding. Maar de ervaringen met de heilige Geest die een christen mag hebben na zijn bekering kunnen niet worden bestempeld als de doop met de heilige Geest. Zuiverder is het om te spreken over vervulling(en) met de heilige Geest, waarbij de Geest in de context van de plaatselijke groep christenen en in de context van zijn werk wereldwijd waait hoe Hij wil.