De sociale bindingstheorie van Hirschi en crimineel gedrag

De sociale bindingstheorie
De grondlegger van de sociale bindingstheorie is de geleerde Hirschi (1969). Het uitgangspunt van deze theorie is dat de mens van nature geneigd is tot asociaal gedrag. Bindingen kunnen dat gedrag voorkomen en hebben in ieder geval een remmende werking hierop; bijvoorbeeld op crimineel gedrag. Een jongere die voldoet aan kenmerken zoals het hebben van eenpositieve band met de ouders, het hebben van een positieve band met school, een positieve houding ten opzichte van de maatschappij, et cetera hebben een kleinere kans om in het criminele circuit te belanden.
Hoe werkt dit eigenlijk in de praktijk? Om dit wat duidelijker te maken volgt hieronder een casus.
Een casus
Lenny is een meisje van 16 jaar oud die samen met haar ouders in een middelgrote stad in het Westen woont. Ze volgt een opleiding aan de ROC waarbij ze twee dagen naar school gaat en drie dagen stage loopt. Voor zover bekend gaat het goed op school.De ouders van Lenny werken erg hard en materieel hebben zij het goed. Vader heeft een goedlopend, eigen bedrijf binnen de technische sector. Dit bedrijf kost hem veel tijd en aandacht, waardoor de opvoeding grotendeels op moeder terechtkomt. Het is niet zo dat vader geen contact heeft met de kinderen, maar hij heeft te weinig tijd voor hen. Het contact tussen vader en de kinderen wordt beschreven als “goed, maar enigszins afstandelijk”.de ouders zijn zeer betrokken bij de kinderen en moeder gaat de eerste keer ook met Lenny mee op spreekuur bij de maatschappelijk werkster. De maatschappelijk werkster omschrijft de opvoeding als “betrokken, maar krampachtig”.
Lenny is driemaal opgepakt voor diefstal van mobiele telefoons en geld van medeleerlingen op school. Lenny blowt regelmatig en heeft eigenlijk geen vrienden en vriendinnen. Ze wil er echter graag bijhoren en de maatschappelijk werkster heeft de indruk dat Lenny vriendschap probeert te kopen. Het delict heeft ze alleen gepleegd maar de buit was voor anderen.
De sociale bindingstheorie en de casus
Volgens Hirschi is de kans om in het criminele circuit te belanden, groter wanneer positieve bindingen ontbreken. Dit zijn bijvoorbeeld positieve bindingen met de ouders, positieve bindingen met school, positieve bindingen met werk/een baan, een positieve houding ten opzichte van de maatschappij, een positieve binding met een niet-criminele vriendengroep, et cetera. In het geval van Lenny valt mij op dat er op zich sprake is van een positieve binding met de ouders; ook al heeft vader te weinig tijd voor haar en is de opvoeding nogal eens krampachtig. Over bindingen met school wordt verteld dat het voor zover bekend goed gaat met Lenny op school en de resultaten goed zijn. Hieruit valt te concluderen dat ze ook een positieve binding heeft met school. Wat betreft een vriendengroep kan na het lezen van de casus gezegd worden dat ze nog geen vriendengroep heeft – geen gewone maar ook geen criminele. Deze binding is dus niet per definitie aanwezig.Ten opzichte van de theorie kan hier geconcludeerd worden dat de theorie te eenzijdig is; Lenny vervalt duidelijk in crimineel gedrag maar de beweegreden ligt in haar geval niet aan het ontbreken van positieve bindingen. Sterker nog; er zijn wel degelijk positieve bindingen aanwezig in haar leven. Vooral het “erbij willen horen” is hoogst waarschijnlijk een aanleiding geweest om te vervallen in crimineel gedrag.