Samenwerking tussen theologie en pastorale psychologie
In de twintigste eeuw is de psychologie volledig los van de theologie tot volle ontwikkeling gekomen. Dit betekende dat de psychologie geen vakgebied meer is binnen de theologie. Anderzijds is de theologie ook een eigen weg ingeslagen. Binnen de theologie is men er vervolgens ook nooit meer in geslaagd om de psychologische kennis toe te laten in theologische vraagstukken. Terwijl binnen het pastoraat psychologische kennis wel belangrijk is om bepaalde processen te begrijpen. In de loop der jaren is er helaas een problematische samenwerking ontstaan tussen de theologie n de psychologie.
Vier vormen tussen theologie, pastoraat en psychologie
De verhouding tussen theologie en psychologie heeft vier vormen aangenomen:
- Wederzijdse Distantiëring en afwijzing: binnen de theologie heeft bijvoorbeeld de psycho-analyse geen draagkracht.
- Het ancilla-paradigma: de psychologie als dienstmaagd. Verschaft de theoloog de nodige kennis, wijst knelpunten aan maar ook methodieken om de pastorale doelstelling te realiseren.
- Psychologie als leidraad: gegevens uit de verschillende soorten psychologie verschaffen inzicht in de verschillende werkvelden van het pastoraat.
- Gelijkwaardige coöperatie: pastorale psychologie is een integratie van psychologie en theologie. Het gaat hierbij om een dialoog tussen een empirische en een normatieve wetenschap.
Correlatiemodel, probleem tussen theologie en psychologie
Het correlatiemodel is een van de vele oplossingen voor de problematische ‘samenwerking’ tussen theologie en psychologie. Het boek van Capps, Pastoral Care. A Thematic Approach’ werkt zeven thema’s uit n.a.v. het werk van theoloog en psycholoog Paul Pruyser. Dit doet hij naast de acht ontwikkelingsstadia van Erikson. Hieronder een voorbeeld.
Voorzienigheid correleert met vertrouwen/wantrouwen. In de theologie richt vertrouwen op God die de wereld onder Zijn hoede heeft. In de psychologie richt zich dat op vertrouwen wat is opgebouwd in de vroege jeugd t.o.v. de ouders en met name op de moeder.
Het integratiemodel
Het integratiemodel zoekt naar een gemeenschappelijke ondergrond. Hierin is wel belangrijk dat de psychologie erkenning heeft voor Gods openbaring in Schrift en schepping.
Normatief voor theologie en psychologie
Een derde model om theologie en psychologie bij elkaar te brengen is het normatieve karakter van beide wetenschappen. Net als de theologie is de psychologie geen waardevrije wetenschap. Pastorale psychologie is eigenlijk een zelfstandige grenswetenschap.
Arbeidsvelden van de pastorale psychologie
De pastorale psychologie heeft vooral inzichten in de klinische psychologie (richt zich op de ongezonde persoonlijkheid). Deze inzichten worden gebruikt om ontwikkeling van een vormingsaanbod aan pastores (Klinische Pastorale Vorming) en een analyse van het pastorale gesprek tussen pastor en pastorant.
Klinische Pastorale Vorming
De Klinische Pastorale Vorming (KPV) is een training voor pastores met als doel om via de weg van inzicht in het eigen functioneren tot verbetering van het pastoraat te komen. Grondlegger hiervan is Anton Boisen. Door het vele contact met medici, psychiaters en psychologen dreigt echter wel het risico dat de theologische identiteit van de pastor op de achtergrond raakt. Bezinning en afgrenzing van de theologie enerzijds en psychologie anderzijds is dus een belangrijk aandachtspunt.
Doelstelling van de Klinische Pastorale Vorming
Door de groei van de eigen persoonlijkheid moet er een bezinning op het pastorale handelen komen. Dit kan door de volgende doelstellingen:
- Inzicht krijgen in eigen pastorale rol
- Inzicht in het eigen psychisch functioneren en dat van de ander
- Sensitiviteit (overgevoeligheid) kunnen vergroten, beter leren luisteren en andermans gevoelens beter leren waarnemen
- Theologische zaken met psychologische kennis doordenken.
Werkvormen
Om de bovengenoemde doelstellingen te bereiken worden de volgden werkvormen gebruikt:
- Gespreksanalyse: in een groep letten op verborgen gevoelens en betekenissen.
- Groepssupervisie: in de groep zijn drie fasen te noemen; oriëntatiefase (oriënteren onderling), agressiefase(verdrongen emoties worden op groepsleden afgereageerd), reflectiefase(nadenken over wat er gebeurd is met kansen om tot nieuwe inzichten te komen over het eigen functioneren.
- Preekanalyse: naar aanleiding van een preek van een deelnemer worden opgeroepen gevoelens besproken. Centraal hierin staat het luisteren naar elkaar en naar het Evangelie.
Het pastorale counselen
Pastoraal psychologen houden zich vooral bezig met het raadgevende gesprek: het pastorale counselen. Hierbij gaat het meestal om levensproblemen zoals bij rouwprocessen, ziekte, handicap etc.
Concept
In eerste instantie oriënteerde men zich op onsystematische wijze op literatuur van psychotherapeuten zoals Freud, Jung en Maeder hebben grote invloed gehad. Met de opkomst van de Klinisch Pastorale Vorming ging men zich meer op de inzichten richten van de Rogeriaanse gesprekstechniek. Van de psychoanalyse heeft men o.a. de volgende concepten overgenomen:
- Onbewuste: de mens heeft hiertoe geen toegang maar heeft wel invloed op het psychisch functioneren.
- Weerstand: het onbewust verborgene ligt diep geworteld en kan slechts met veel pijn en moeite onder ogen worden gebracht.
- Overdracht: pijnlijke gevoelens die tijdens de jeugdjaren zijn ontstaan worden overgedragen op de therapeut. De hulpvrager benaderd de therapeut als plaatsvervanger van vader of moeder. Het verleden wordt herbeleefd.
- Tegenoverdracht: ook de therapeut kan onbewuste onverwerkte emoties hebben en reageert op uitlatingen van de cliënt.
Nieuwe impulsen door Carl Rogers
De methode van Rogers is erop gericht dat de cliënt zoveel mogelijk zelf het verloop van het gesprek bepaalt. De counselor grijpt zo weinig mogelijk in en beperkt zich tot de rol van begripvol begeleider. De reden dat deze methode in het (christelijk) pastoraat veel wordt gebruikt is om het feit dat de volgende waarden erin worden ervaren:
- Empatische houding, goed luisteren en begrijpen
- Echtheid of waarachtigheid
Nadelen van Rogeriaanse methode voor de cliënt
Het nadeel van de Rogeriaanse methode is dat de cliënt het voortouw neemt en dat de geloofsdimensie pas ter sprake kwam als de cliënt dat doet. Latere ontwikkelingen laten een meer directieve methode zien. (de therapeut stuurt het gesprek). Dit gaf weer een competentiestrijd tussen pastor en psychotherapeut. Fortmann citeert in dit geval McCann: ‘de psychiater maakt vrij, de pastor inspireert om de vrijheid zo goed mogelijk te gebruiken’. Met andere woorden: waar de therapeut ophoudt treedt de pastor naar voren. De pastor reikt de mens een diepere visie aan op het bestaan. De visie van psychotherapeuten kenmerkt zich door aandacht te hebben voor het onvermogen van de cliënt, met als doel het herstel van diens vermogen tot bevredigende vormgeving aan het leven. De geestelijk verzorger richt zich op het begeleiden van mensen met levensvragen en problemen welke worden benaderd vanuit levensbeschouwelijke kaders van de cliënt en begeleider, en welke gericht is op het ondersteunen en bevorderen van het geestelijk functioneren van de cliënt.
Centrale onderzoekstaak
Bodisco Massink en Blom zijn van mening dat de pastor de verhalen van cliënten kan verbinden aan de geloofstraditie van de cliënt. Een goed gebruik van de overgeleverde verhalen en teksten kan helend werken, volgens hen. Op dit gebied ligt een centrale onderzoekstaak voor zowel de theologie als de psychologie. De vraag is op welke manier de christelijke geloofstraditie perspectief kan bieden voor individuele en maatschappelijke levensproblematiek. Uit verschillende pastoraalpsychologische literatuur blijkt dat vooral verhalen, gelijkenissen, beelden en symbolen een dergelijke duiding van de persoonlijke situatie in religieus perspectief kunnen bewerkstelligen. Het onuitspreekbare of onbenoembare kan zo duidelijk gemaakt worden.