Vier belangrijke functies in het pastoraat volgens Heitink
G. Heitink, emeritus hoogleraar praktische theologie van de Vrije Universiteit van Amsterdam, is van mening dat een pastorale relatie op twee manieren tot stand kan komen. In zijn handboek 'praktische theologie en pastorale zorg' onderscheidt hij vier basale functies van pastoraat; helen, bijstaan, begeleiden en verzoenen. Na de Reformatie werden door Maarten Luther alternatieve elementen aan het pastoraat toegevoegd namelijk, muziek en het bijstaan door andere mensen. In de loop van de tijd is de invloed van het pastoraat onder andere onder druk komen te staan door opgelegde wet- en regelgeving. Dit is mede tot stand gekomen door invloed van de industrialisatie en de twee grote wereldoorlogen. Na de Tweede Wereldoorlog was het vooral het succes en geluk waar mensen behoefte aan hadden. Sindsdien kregen mensen een andere toekomstverwachting. Heitink maakt ons bewust van de wederkerige processen op het maatschappelijke vlak en, hoe het pastoraat daar vervolgens weer op kan reageren
Relatie in het pastoraat
Het tot stand komen van een pastorale relatie kan op twee manieren:
- Als iemand in een concrete situatie geroepen wordt de rol van pastor op zich te nemen omdat de ander een appel op hem doet. Hierbij doet de intentie van de vraag er niet toe.
- Als een geloofsgemeenschap hem/haar hiervoor de verantwoordelijkheid toevertrouwt
Gelijkwaardigheid van mensen in het pastoraat
Het is direct een relatie van principiële wederkerigheid en gelijkwaardigheid. Het pastoraat mag in het geval van een ongelovige pastorant geen ‘zieltjeswinnerij’ zijn, maar moet zijn startpunt nemen in de situatie waarin de pastorant zich
bevindt. De vier basale functies worden hieronder verder uitgewerkt.
Helen
De eerste basale functie van het pastoraat is volgens Heitink het helen. Helen is het mogelijke positieve effect die een pastorale relatie heeft voor de heelwording of integratie van mensen met het oog op hun geestelijke gezondheid en hun welbevinden in de ruimste zin van het woord. Volgens Heitink ziet Jezus prediken en genezen als zijn taak en dient de laatste niet ondergeschikt te worden gemaakt aan de eerste. Hij werd vaak ‘met ontferming bewogen’ als hij mensen zag lijden.
Veranderingen
Wanneer in de vierde eeuw van onze jaartelling de toekomstverwachting begint af te nemen, verdwijnen de geestesgaven van het genezen naar de achtergrond. In de kerygmatische stroming wordt helen verbonden met gebed en biecht (verkondigend pastoraat), en handoplegging en zalving (charismatisch pastoraat). Binnen de hermeneutische stroming wordt de aandacht gevestigd op de meerdere dimensies van het mens-zijn. Hier komt ook de maatschappelijke context duidelijk in beeld.
Bijstaan van mensen
De tweede basale functie is bijstaan. Bijstand is de troost en de bemoediging die mensen in moeilijke omstandigheden, als gevolg van verlies, pijn en lijden, van een pastorale relatie ondervinden. Hier gaat het om het omgaan met zaken waar men niet zomaar wat aan kan veranderen (bijvoorbeeld het verlies van een vader of moeder). De pastor helpt de pastorant om niet verder weg te zakken, hij troost hem of haar, hij helpt hem of haar de overgebleven krachten te mobiliseren en te hergroeperen (consolideren) en ten slotte om te werken aan een nieuw levensontwerp.
Pastoraat na de Reformatie
Na de Reformatie komt de enkeling, het individu, meer centraal te staan. Mensen worden daardoor meer op zichzelf teruggeworpen. In geval van aanvechting wijst Luther, behalve op de Bijbel, op de steun die uitgaat van muziek en van het gezelschap van anderen. Bijstaan van mensen heeft allereerst betrekking op crisisverwerking.
Begeleiden van mensen
De derde functie van het pastoraat is begeleiden. Begeleiden is de leiding die van een pastorale relatie kan uitgaan, waardoor mensen zich gesteund weten om op grond van hun levensovertuiging keuzes te maken en beslissingen te nemen en zo te groeien in zelfstandig geestelijk functioneren. Het gaat hier om het agogisch moment in het pastorale optreden. Hier valt te denken aan de wijsheidsliteratuur in het Oude Testament en aan het meesterschap van Jezus in het Nieuwe Testament.
Authenticiteit en echtheid in het pastoraat
In de loop der tijd heeft het gezag plaats gemaakt voor autoritair opgelegde regelgeving. Tucht kwam op gespannen voet te staan met pastoraat, terwijl iedereen voor zichzelf rekenschap moet geven (Rom. 14, 12). Het is lastig inhoud te geven aan begeleiden in een samenleving die in een gezagscrisis terecht is gekomen. In de kerygmatische stroming dreigen pastor en het Woord vereenzelvigd te worden . In de therapeutische stroming dreigen alle richtlijnen te worden afgekeurd. In de hermeneutische stroming proberen pastor en pastorant samen verder te komen en gebruikt men hiervoor wel het beeld van de Emmaüsgangers. De authenticiteit, echtheid, van de pastor is hier van groot belang.
Verzoenen van mensen met God
De vierde functie is verzoenen. Verzoenen is de betekenis die een pastorale relatie kan hebben voor mensen die vervreemd zijn van elkaar, van zichzelf of van God, om tot zichzelf te komen, aanvaarding en vergeving te ervaren en zo in nieuwe relaties te leren leven. De Bijbel noemt twee woorden voor verzoenen: ilaskomai (‘je schuld boeten’) en katallasso (‘zich verzoenen met’). In het Nieuwe Testament wordt duidelijk, dat verzoening met een broeder aan de gang naar het altaar vooraf dient te gaan (Mattheus. 5, 24). Het liefhebben van God en je naaste dienen niet van elkaar los gemaakt te worden.
Biecht in het pastoraat
Volgens Heitink kan verzoening niet los gezien worden van de biecht zoals die bekend is in de Rooms Katholieke kerk. De biecht wordt steeds minder toegepast. In een artikel uit het Nederlands Dagblad, augustus 2005, zegt Bruno Jacobs dat vooral bij jongeren het biechten een negatief beeld heeft gekregen. Zij hebben dat beeld uit hun omgeving meegekregen. Als tweede reden noemt Jacobs het feit dat jongeren geen persoonlijke schuld meer ervaren. Men zoekt de schuld vaak bij anderen. Jacobs is er wel van overtuigd dat jongeren iets missen als ze niet biechten. ‘Jongeren hebben behoefte om over problemen te praten’. Volgens Jacobs geeft de biecht ruimte om advies te geven over dagelijkse zaken waar jongeren mee zitten.
Maarten Luther over biecht en het pastoraat
Tijdens de Reformatie is de biecht niet geheel verdwenen, want ook Luther en later Thurneysen geven de biecht een belangrijke plaats, maar vanwege het geestelijke en ambtelijke karakter is deze grotendeels verdwenen. Heitink benadrukt wel een juiste toepassing van een biechtsessie. In de context van het jongerenpastoraat zou de biecht dan niet specifiek moeten gaan om de kwijtschelding of boetedoening, maar om een luisterend oor het tonen van begrip en vertrouwen.