Religieuze ervaringen en de roltheorie van Hjalmar Sunden
De Zweedse psycholoog Hjalmar Sunden (1908-1993) is bekend geworden door de ontwikkeling van de ‘roltheorie’. De kern van de roltheorie is dat mensen zich gaan identificeren met bepaalde rollen die in religieuze teksten voorkomen. Vervolgens gaan zij gewone ervaringen zien als religieuze ervaringen. Ervaringen die door prikkels in de hersenen tot stand komen worden vervolgens geprojecteerd in de werkelijkheid. Dit wordt door mensen als werkelijke ervaringen beleefd.
Hoe komen psychologisch gezien religieuze ervaringen volgens Hjalmar Sunden tot stand
De mens kan de werkelijkheid ervaren zoals ze is en als onafhankelijk van het menselijk bestaan. De natuurwetenschap kan vaststellen wat er werkelijk in de natuur gebeurt maar religieuze ervaringen kunnen alleen ervaren worden in een religieuze traditie. In deze context kan het naïeve realisme genoemd worden. Deze gaat er van uit dat de hersenen van de mens een soort fototoestel zijn dat registreert wat er werkelijk gebeurt.
Mythe
Sunden is het met Herman F. Brandt eens dat men de ervaring moet zien als een mythe. Volgens psychologisch onderzoek wijst het erop dat hetgeen wat mensen waarnemen het product is van subjectieve interpretatie en aanvulling van de omstandigheden. Ook de houding en de verwachtingen van het geen die persoon waarneemt een grote rol. Sunden noemt hierbij een voorbeeld van een lid van een arrestatieteam die op zoek is naar een voortvluchtige met een geweer. Hij kan de flessenhals van een bierflesje wat op de grond ligt aanzien voor een op hem gericht geweer. Sunden is het ook met J.Z. Young eens dat de mens leert om de wereld zo te zien zoals wij in het dagelijks leven doen.
Hoe een religieuze ervaring tot stand komt
Religieuze ervaringen kunnen tot stand komen door prikkelingen in de hersenen. De bereidheid van het orgaan bepaalt vervolgens of er iets wordt ‘doorgegeven’ aan het bewustzijn. Sunden spreekt hier van een ‘frame of reference’, oftewel gewoon een referentiekader. Dit referentiekader is in het hierboven genoemde voorbeeld de gewapende voortvluchtige dief. Als het lid van het arrestatieteam een leeg flesje ziet liggen zal hij dat eerst interpreteren en vervolgens aanvullen in overeenstemming met zijn verwachtingen wat hij zou tegen kunnen komen; de dief met een op hem gericht geweer.
Bevestiging en roltheorie
Waarneming is dus het begin van de activiteit. Men verplaatst zich in de rol van de ander om zich voor te bereiden. Men speelt de rol van de andere tegen zichzelf. Bij het interpreteren en de aanvullingen van de verwachtingen bij het zien van het lege flesje houdt de voorstelling op en gaat over in een waarneming van de man met het geweer. Waarnemingen moeten door andere waarnemingen worden bevestigd; bijvoorbeeld door een schot uit het ‘geweer’ (lege flesje) Als deze bevestiging van de eerste waarneming uitblijft zal het lid van het arrestatieteam de eerste waarneming afdoen als een illusie. Het referentiekader speelt dus een grote rol in de beleving of ervaring. Sunden stelt dat onderzoek van de sociale psychologie over ´rollen´ en de opname van rollen van belang is omdat er weinig aandacht voor is in de godsdienstpsychologie.
De begrippen ´rol´ en het ´zich eigen maken van de rol´
In de sociale psychologie wordt de vakterm ´rol´ gebruikt het geheel van waarden en gedragingen bij mensen. Ieder mens bezit een ´statustype´. Op basis hiervan leert of neemt hij een bepaalde rol aan. In elke andere organisatiestructuur is een specifieke rol vereist. Mensen kunnen dan een andere status aannemen en daarmee dus ook een andere rol. Andere reeds aangeleerde ´rollen´ blijven verborgen aanwezig. Sunden onderscheidt twee manieren om ´het zich eigen maken van de rol´: Rolaanvaarding: eigen maken van een rol op een bepaald ogenblik. Rolopname: het zich eigen maken van de rol en mogelijkheid om te anticiperen. Een ‘rol’ fungeert tussen de zintuigenlijke prikkels en de bewuste beleving in. Een ‘rol’ kan zonder meer een referentiekader genoemd worden en kan aangeboren zijn maar de meeste zijn aangeleerd.
De roltheorie in de context van de godsdienstpsychologie
Sunden stelt dat de ervaring van een god of een geest net zo natuurlijk is als het ervaren van dingen. Dit is te zien in de religieuze overlevering in de maatschappij. Sunden onderzoekt daarom in welke mate de inhoud van religieuze overleveringen uit rollen bestaat en in hoeverre het religieuze leven een rolopname is. Het duidelijkst zien we dat bij religieuze overleveringen die niet schriftelijk maar in gebruiken zijn vastgelegd, bijvoorbeeld in dansrituelen. Religieuze overleveringen die schriftelijk zijn vastgelegd zorgen er voor dat mensen zich met personen uit het geschrift gaan identificeren. (Als David willen zijn bijvoorbeeld)
Roltheorie, Augustinus en Hjalmar Sunden
Sunden neemt Augustinus als een van de voorbeelden waarin hij aan wil tonen dat ook bij de kerkvader de relatie met God gevormd is door een ‘rolopname’. Toen Augustinus eens in de tuin aan het lezen was hoorde hij een kinderstem die riep ‘neem en lees’ . Hij zat op dit moment in een periode van zoeken naar rust in zijn ziel. Augustinus was voor een groot deel beïnvloed door verschillende filosofische gedachten. Augustinus nam op dat moment de Bijbel ter hand en zijn ogen vielen op Romeinen 13: 13. Augustinus zag dit volgens Sunden als een bevel en de duale rolsituatie van de Bijbel (die hij miste bij de filosofen) bracht hem tot de levende God.
Identificatie en roltheorie
Volgens Sunden maakt het rolbegrip het mogelijk om te begrijpen hoe de religieuze mens er zeker van kan zijn God te ervaren of te ontmoeten. Psychologisch gezien moet de God van de Bijbel als een rol gezien worden, die de mens door identificeren met een figuur uit de bijbelse traditie op zich neemt. Identificeert een mens zich met een menselijke figuur uit de bijbel , dan neemt hij diens rol over, en op het zelfde ogenblik neemt hij volgens Sunden ook de rol van God op zich.
Kritiek
Er is ook veel kritiek op de theorie van Sunden. In bijna alle godsdiensten zal het op zich niet verkeerd zijn een rol over te nemen vanuit de Bijbel, Koran, Thora of ander heilig geschrift. Het is immers de bedoeling dat de gelovige zich gaat gedragen naar de leefregels van zijn of haar geloof. De kritiek komt uit verschillende wetenschapsdisciplines. In de meeste wetenschappen wordt het bestaan van een god niet onderkent. De kritiek is dan het feit dat wanneer iemand een rol vanuit zijn geloofsbeleving aanneemt, hij of zij doet wat niet eigen is. Het aannemen van een rol kan dan juist geestelijke groei belemmeren terwijl men juist wil groeien.
Voorbeelden
Je kunt het net zo zien als iemand de rol van een filmster aanneemt of van een goede sporter. Hij of zij identificeert zich met de kwaliteiten van die persoon. Ons woord 'idool' bijvoorbeeld, is afgeleid van het Griekse 'Idoolon'. Dat betekent letterlijk 'beeld', 'nadoen' of 'aanbidden'. De ander kan als voorbeeld dienen maar je kunt nooit hetzelfde zijn. Als dat wil kan het negatieve gevolgen hebben. Als je je identificeert met iemand plak je als het ware een etiket op en bent niet meer uniek. De vraag is of de talenten of de vaardigheden van jezelf zijn. Als iemand een schilderij van Rembrandt goed na kan schilderen is hij wel een goede schilder maar het ontwerp, de kleuren, de vorm, het idee, het perspectief is niet van de 'namaker'. In de kunsthandel zal een replica van een schilderij dan ook nooit van grote waarde zijn. De kritiek op het aannemen van een rol ziet het net zo.
Perspectieven
De kritiek hoeft niet negatief te zijn. Het geeft juist meerdere perspectieven op de rol die iemand aanneemt en daarmee ook meerdere kanten van het leven. Het leven is complex en de mens geeft er betekenis aan om het te begrijpen. Net als we taal en getallen hebben om alles te begrijpen. Zo zoeken mensen ook naar rolmodellen om het leven te begrijpen en een beter mens te zijn.