Is er een verband tussen religie en natuurlijke selectie?
In het boek 'De biologie van God' doet A. Hardy een oproep tot verzoening van de Darwiniaanse natuurlijke selectie en genetica met religie. Hardy is misschien wel iemand van de weinigen die een religieuze invloed onderkent bij de evolutietheorie van Darwin. Hij is niet uitgesproken christelijk, Joods of Islamitisch maar beweert dat elke religieuze ervaring van de mens hem verder evolueert.
Hardy: selectie van het gedrag
Hardy keerde Darwins theorie om: terwijl het traditionele perspectief gedragsverandering ziet als volgend op fysieke verandering, zag Hardy "een krachtige gedragsselectie die een snelle lichamelijke verandering teweegbrengt". De zwakte is dat hij niet aangeeft hoe die selectie in zijn werk gaat. Toch is zijn visie tegenwoordig vrij populair in evolutionaire psychologie. Hardy zag religieuze ervaring als kernelement die aanpassing helpt en daarom betrokken is bij natuurlijke selectie.
Religie en de naturalistische basis van kennis
De beroemde antropoloog P. Boyer beschreef in zijn boek De natuurlijkheid van religieuze ideeën een cognitieve theorie over religie uitgaande van ‘universele cognitieve processen’. Dit gaat uit van het klassieke evolutionaire denkbeeld dat religieuze ideeën helpen met overleven. Boyer stelt dat ons denken wordt beheerst op een aantal manieren die religieuze ideeën ondersteunen. Een beperking kan zijn hoe ervaring uit het verleden ons huidige denken stuurt en richt. Met name negatieve ervaringen die mensen weerhouden om zonder twijfels hun geloof te belijden en uit te dragen.
Sociobiologie en religie
Bioloog E.O. Wilson wordt de vader van de ‘sociobiologie’ genoemd; een controversieel terrein, wat hij omschrijft als “de systematische studie van de biologische basis van alle vormen van sociaal gedrag” (waaronder hij ook religie beschouwt). Volgens Wilson is religie betrokken bij zowel het creëren van evolutionaire verandering als het verlenen van genetische voorrang.
Machtsuitoefening van religieuze leiders
Dit wordt bereikt door de machtsuitoefening van religieuze leiders, die zouden kiezen voor en belonen van degenen die gelijkvormigheid en loyaliteit betonen aan de kerkelijke autoriteit, en die religieuze ijver en charisma hebben. Voor zover geloof kan selecteren op kunde en motivatie om religieus gedrag te verkrijgen, dan zou de frequentie van genen die zulke aanleg ondersteunen toenemen in de populatie.
Ongelijkvormigheid
De achterliggende idee hierbij is dat religieuze leiders en activiteiten ongelijkvormigheid uitdunnen en, zowel overleving als vermenigvuldiging doen toenemen van degenen die gewaardeerde religieuze reacties laten zien. Deze neigingen zullen zeker waar zijn voor religieuze groepen die zichzelf afscheiden van de grotere sociale matrix en huwelijken binnen de groep promoten.
Biologisch voordeel en natuurlijke selectie
Bij de Amish, Hutterites, Chassidische joden, Mormonen, etc. heeft Wilson gezocht naar het biologisch voordeel dat religie verleent aan gelovigen. Het impliceert dat religieuze indoctrinatie verbonden is met regels leren die geëvolueerd zijn en daardoor genetisch bepaald zijn.