De kernbegrippen van de jungiaanse psychologie
De Zwitserse psychiater Carl Gustav Jung (1875-1961) was gefascineerd door onze innerlijke wereld. Hij ontwikkelde na zijn samenwerking met Freud een eigen systeem voor het doorgronden van de psyche van de mens, dat hij zelf analytische psychologie noemde. Het was met name bedoeld als theoretische onderbouwing voor de behandeling van geestesziekten. Zijn opvattingen vinden in de hedendaagse psychologie nog weinig weerklank. Toch heeft Jung een sterke impact gehad op onze culturele bagage, met begrippen als archetype, schaduw, collectief onbewuste, synchroniciteit, anima en animus.
Jung en Freud: afwijkende visies
Jung werd door zijn mentor en vriend Sigmund Freud beschouwd als zijn 'troonopvolger': samen zouden zij Freuds psychoanalyse verspreiden. Maar het liep niet als gepland. Daarvoor weken hun visies op de oorzaak van geestesziekten te veel af, wat verdere samenwerking onmogelijk maakte. Net als Freud beschouwde Jung de psyche als opgebouwd uit een aantal afzonderlijke maar op elkaar inwerkende systemen. Voor Jung waren de drie belangrijkste het ego, het persoonlijke onbewuste en het collectieve onbewuste. Het was vooral het bestaan van dat laatste deel van de psyche dat Freud tegen de haren instreek. Toen Jung in 1912 tijdens een congres openlijk Freuds theorie van het oedipuscomplex bekritiseerde, was het duidelijk dat hun wegen zouden scheiden.
Verschillende interpretatie van het libido
Het belangrijkste geschilpunt was Freuds nadruk op verdrongen lustgevoelens, die hij als de enige boosdoener zag voor het optreden van de ziekten van de geest. In Freuds opvatting was het onbewuste een vergaarbak van traumatische ervaringen die de persoon als kind had opgelopen. Jung was het niet eens met Freud over de overheersende rol van seksualiteit. Hij geloofde dat het libido niet alleen seksuele energie was, maar in plaats daarvan een algemene psychische energie die het individu spiritueel, intellectueel en creatief kon stimuleren. Het is met andere woorden de energie die nodig is om de persoonlijkheid te doen functioneren. Jung vergelijkt het met het voeden van het lichaam: op dezelfde manier wordt een persoon 'gevoed' door zijn ervaringen. Vormen van psychische activiteit zijn bijvoorbeeld gewaarwording, herinnering, denken, voelen, wensen, streven en begeren.
Verschillende opvattingen over de structuur van de psyche en het onbewuste
Jung en Freud waren het er over eens dat er naast het rationele, bewuste aspect van de persoonlijkheid nog een ondergronds opererend, verborgen deel van de psyche bestaat: het onbewuste. Over de inhoud van dat onbewuste deel van de psyche liepen hun meningen echter uiteen. Freud ging ervan uit dat de instinctieve behoeften van de mens in het onbewuste in conflict kwamen met de eisen en verwachtingen van de maatschappij.
Associatietechniek in de psychoanalyse
Om toegang te krijgen tot het onbewuste maakten Freud en Jung gebruik van woordassociaties: door hun patiënt te laten reageren op stimuluswoorden brachten zij tot hiertoe onbewuste inhouden in het bewustzijn. De reacties van een persoon op stimuluswoorden kon dan in verband worden gebracht met onderdrukte ideeën en impulsen die zijn gedrag beïnvloedden. Jung had Freuds techniek verder verfijnd door handelektroden te introduceren die veranderingen in de weerstand van de huid registreerden wanneer de patiënt woorden oplas. Een emotionele reactie werd geïnterpreteerd als een indicatie voor een complex. Hoewel hij met zijn 'psycho-galvanometer' succes had, wilde Jung snellere vooruitgang boeken in zijn exploratie van het onbewuste.
Verschillende opvattingen over dromen
Doordat Jungs opvattingen over de psyche zo afweken van die van Freud, kon het niet anders of hij ontwikkelde andere denkbeelden over de betekenis van dromen. Hij kende Freuds werk over Droomduiding uit 1900 en was het ermee eens dat dromen manifestaties waren van het onbewuste.
De 'grote dromen'
In tegenstelling tot Freud meende Jung echter dat dromen niet altijd betrekking hebben op iemands persoonlijk leven. Er zijn dromen die op visioenen uit een andere wereld lijken. Jung noemt dit 'de grote dromen'. Het was een fenomeen dat hij vaak had opgemerkt bij patiënten die een psychoanalytische behandeling ondergingen.
Droomreeksen
Een vernieuwing die Jung introduceerde bij droomanalyse is de droomreeksmethode. Hierbij wordt vooral aandacht besteed aan terugkerende thema's in dromen, in tegenstelling tot freudianen die iedere droom op zich analyseren. Jung geloofde overigens niet in onveranderlijke symboliek en interpretatie van dromen. Zijn methode bij interpretatie van dromen heet amplificatie.
Alchemistische symboliek werd door Jung verbonden met het collectieve onbewuste. Deze gravure is volgens hem het symbool van de ontmoeting van het bewuste (de zon, het mannelijke) met het onbewuste (de maan, het vrouwelijke), de duif van de Heilige Geest symboliseert de vereniging van tegengestelden. /
Bron: Anonyme (ouvrage: Le Rosaire des philosophes), Wikimedia Commons (Publiek domein)
Amplificatie
Bij amplificatie verzamelt de analyticus zoveel mogelijk materiaal rond een bepaald beeld uit de droom van een patiënt. Alles dus wat in literatuur, mythologie, religie enzovoort door associatie een verband kan hebben met wat de patiënt vertelt. Hiermee beoogt de jungiaanse analyticus de symbolische betekenis en de archetypische oorsprong van de fantasieën van de patiënt te achterhalen. Zo vond Jung bijvoorbeeld in de alchemie een rijke bron aan symbolen waaruit hij kon putten bij zijn amplificatietechniek.
Voorspellende dromen
Opvallend is ook dat hij als wetenschapper aanvaardt dat een droom af en toe zelfs een voorspellende betekenis kan hebben. Het is dan, zo stelt hij in 'De mens en zijn symbolen', alsof ons onbewuste waarschuwende boodschappen zendt, of richtlijnen geeft over de te volgen weg om het psychisch evenwicht te herstellen.
Naar een eigen theorie van de psychoanalyse
Tussen 1907 en 1920 werkte Jung de hoofdlijnen uit van zijn eigen theorie, die hij zelf de
analytische psychologie noemde. Tegen het einde van deze periode omvatte de theorie de psychologische typen, de theorie van complexen en archetypen, de noties van persona, schaduw, anima en animus, en het individuatieproces.
Kernbegrippen van Jungs psychologie
Zowel Freud als Jung geloofden in het bestaan van een persoonlijk onbewuste. Jung weigerde echter om alles wat de patiënt meemaakte in zijn leven terug te voeren op verdrongen jeugdinstincten. Er ontbrak volgens hem in hun model van de psyche een deel dat kon verklaren waarom zijn patiënten bijvoorbeeld droomden over beelden die niet terug te voeren waren op persoonlijke ervaringen uit hun leven. Dit bracht hem ertoe om het bestaan te veronderstellen van het collectief onbewuste met de archetypen als universele patronen van ervaring.
Persoonlijk en collectief onbewuste
De droom van een patiënt in jungiaanse analyse: een boom, waarvan de wortels een kloof vormen waardoor een pad naar een vallei leidt. /
Bron: M.A.C.T., Wikimedia Commons (CC BY-4.0) Freud en Jung hanteerden gemeenschappelijke begrippen als bewust, onbewust en verdringing. Jung maakte echter een onderscheid tussen het persoonlijk onbewuste (Freuds onbewuste) en het collectief onbewuste. De "psyche" (persoonlijkheid als geheel) bevat alle bewuste of onbewuste gedachten, gevoelens en gedragingen. Wanneer sommige ervaringen niet tot het bewustzijn worden toegelaten omdat ze bijvoorbeeld te verstorend zijn, belanden zij in het persoonlijk onbewuste.
Toegang tot het collectief onbewuste via dromen en meditatie
Jungs 'collectief onbewuste' bevat instinctieve driften en gedragspatronen die we als menselijke soort gemeenschappelijk hebben. In Jungs visie worden, net zoals fysieke kenmerken aan volgende generaties via dna worden doorgegeven, ook alle herinneringen en ervaringen van onze voorouders genetisch overgedragen. Normaal gezien zijn wij ons niet bewust van dit deel van de psyche. We kunnen er volgens Jung alleen toegang toe krijgen via dromen en fantasieën die opwellen vanuit het onbewuste, of via meditatie. Kunstenaars zijn zelfs in staat om uit deze universele bron van collectieve beelden te putten. Zij halen onbewust inspiratie uit dit collectief aan primitieve beelden.
Het collectief onbewuste als bron van dromen en magische fenomenen
Jungs collectief onbewuste doet overigens sterk denken aan de 'akashakroniek' van de esoterici. Volgens dit van oorsprong hindoeïstisch concept zouden alle gebeurtenissen die ooit hebben plaatsgevonden, elke gedachte en emotie, voorgoed bewaard blijven in een soort etherische databank van de mensheid. Jung zag het collectief onbewuste ook als de bron van onze dromen en van paranormale of magische fenomenen.
Archetypen als universele beelden in het collectieve onbewuste
De inhouden van het collectief onbewuste noemde Jung
archetypen. In Jungs opvatting zijn het beelden en gedachten die universele betekenissen hebben in de meest uiteenlopende culturen; beelden die kunnen opduiken in dromen, literatuur, kunst of religie en merkwaardige overeenkomsten vertonen over de hele wereld.
Volgens Jung heeft de menselijke geest met andere woorden aangeboren kenmerken die erop zijn 'gedrukt' als gevolg van evolutie. Deze universele aanleg komt voort uit ons voorouderlijk verleden. Voorbeelden hiervan zijn angst voor het donker, of voor slangen en spinnen. Dit idee is later overigens nieuw leven is ingeblazen in de theorie van de evolutionaire psychologie.
Jungs vijf belangrijkste archetypen zijn de anima en animus, de persona, de schaduw en het zelf.
De anima
De anima is het archetype van de vrouwelijke zijde van de mannelijke psyche. De anima omvat alles wat de psyche van een man in verband brengt met betrekking tot het andere geslacht - zijn diep gevoelde onbewuste overtuigingen. Jung zegt hierover:
"Iedere man draagt in zich het eeuwige beeld van de vrouw mee, niet als beeld van een bepaalde vrouw, maar van de vrouw als voorstelling van vrouwelijkheid. Dit beeld is fundamenteel onbewust, alsof het is gegraveerd als afdruk of 'archetype' met alle indrukken ooit gemaakt door de vrouw. Aangezien dit beeld onbewust is, wordt het altijd onbewust geprojecteerd op de persoon van de geliefde, en is één van de belangrijkste redenen voor een passionele liefde of afkeer."
Omdat het om onbewuste inhouden gaat, kan kennis over de anima slechts onrechtstreeks worden verkregen via projecties die mannen maken op vrouwen die al dan niet beantwoorden aan hun innerlijk beeld van de vrouw.
De animus
De animus is de tegenhanger van de anima bij de vrouw: de mannelijke zijde van de vrouwelijke psyche. Volgens Jung is de animus een complexer archetype dan de anima. Bij mannen bestaat de anima slechts uit één dominant beeld, terwijl in het onbewuste bij vrouwen meerdere animusbeelden hun invloed laten gelden wanneer zij relaties aangaan met mannen.
Jung stelt in
Unpublished Seminar Notes. Visions I dat de natuurlijke functie van animus en anima erin bestaat hun positie te bewaren tussen het individuele bewustzijn en het collectief onbewuste. Zij functioneren als een brug die leidt naar de archetypische beelden van het collectief onbewuste. Een vergelijkbare functie heeft de persona, die als verbinding met de buitenwereld werkt.
Jung heeft ook een theorie over hoe animus en anima zijn ontstaan in de psyche. Hij legt uit dat er een eeuwenlange intense wisselwerking is geweest tussen mannen en vrouwen, en dat dit er evolutionair toe heeft geleid dat de beide geslachten kenmerken van elkaar hebben overgenomen.
Persona
De persona is het sociale masker van een persoon, dat wat hij of zij aan de wereld toont of wil tonen. Dit archetype heeft als functie zich te conformeren aan de verwachtingen van de maatschappij, zodat het individu een soepel en veilig contact met de buitenwereld kan onderhouden. Als zodanig beschermt de persona ook de kwetsbare innerlijke psyche van de persoon. Er kunnen echter ook nadelen aan verbonden zijn.
Gevaar van te sterke identificatie met de persona
Wanneer de persoon zich te sterk gaat identificeren met de persona kan zijn persoonlijkheid buiten haar grenzen treden. Dit verschijnsel heet psychologische inflatie. Het levert persoonlijkheden op die letterlijk buiten zichzelf zijn en zich als een fanaat gedragen. Van zichzelf denken ze bijvoorbeeld dat ze een held, een wijze of een heilige zijn, terwijl dit hen in werkelijkheid wezensvreemd is. In dergelijke identificaties ziet men een gevaarlijke uitwerking van collectief onbewuste beelden die zich opdringen in het persoonlijk bewustzijn.
Onwaarachtig leven
Het hoeft niet zo dramatisch te zijn, maar vaak begint iemand zich pas op latere leeftijd te bezinnen over de keuzes die hij of zij heeft gemaakt. Dat iemands leven plots leeg en betekenisloos lijkt te zijn, is natuurlijk een gevolg van het feit dat hij heel hard zijn best heeft gedaan om zich voor te doen als iemand die hij wezenlijk niet is. In zulke periode, tijdens een 'donkere nacht van de ziel' beseft de persoon dat hij zichzelf de hele tijd heeft voorgelogen over wie hij is en wat hij wil. Te lange identificatie met de persona leidt immers tot een onwaarachtig leven, te vergelijken met Sartres 'mauvaise foi': de mens die zichzelf bedriegt door zichzelf een wezensvreemde essentie toe te dichten.
Jung stelt in
The Archetypes and the Collective Unconscious dat Iedere roeping of beroep wel zo zijn eigen karakteristieke persona heeft: de professor identificeert zich met zijn boek, de tenor met zijn stem. Die identificatie wordt uitgelokt door de verwachtingen van de omgeving, zodat de persona niet is wat we zijn, maar wat we zelf en anderen denken dat we zijn.
De schaduw
De schaduw is het archetype dat het eigen geslacht weergeeft en ook verantwoordelijk is voor relaties met mensen van hetzelfde geslacht. Jung ziet het als het machtigste en potentieel gevaarlijkste archetype, omdat het zeer diep is geworteld in de evolutionaire geschiedenis van de mens.
Manifestatie van de schaduw via projecties en dromen
In Jungs psychoanalytisch systeem staat de schaduw voor de onbewust dierlijke, instinctmatige kant van iemands persoonlijkheid. Omdat het een irrationeel deel van het onbewuste betreft, kan men er alleen toegang tot krijgen via projecties en dromen. Een moeilijk te hanteren aspect van de schaduw is de onhebbelijkheid om zich via projecties te manifesteren. Het is een proces dat geheel onbewust verloopt en waarmee ieder te maken krijgt: we merken onze eigen fouten niet op, maar projecteren die op anderen (op de partner bijvoorbeeld). Met andere woorden: we dichten de ander onze negatieve eigenschappen toe alsof ze aan hem of haar toebehoren. Wie jaloers is, verwijt dat aan de andere. Wie gierig is, merkt die fout sneller op bij iemand anders. Het is overigens verdraaid lastig om je eigen projecties te herkennen, omdat het ego niets wil weten van negatieve eigenschappen.
In dromen manifesteert de schaduw zich in de vorm van een dier of als een mens met dierlijke eigenschappen Jung adviseert om die schaduwkant - de dierlijke kant - van jezelf te leren kennen. Wie dit verzuimt, staat de schaduw toe om sterker te worden, wat in het dagelijks leven kan leiden tot drama's wanneer onhandelbaar sterke emoties plots doorbreken.
Positieve aspecten aan de schaduw
Aan de positieve kant maakt de schaduw, onze driftmatige en creatieve natuur, het leven opwindend. Leven zonder schaduw zou saai zijn, zeker wanneer zijn tegenhanger, de persona, te sterke nadruk krijgt. De schaduw is de onstuitbare bron waaruit kunst en alle vormen van creativiteit ontspruiten. Geen inspiratie voor de kunstenaar zonder de schaduw. Geen levenslust en energie zonder hem. Verwerping van driften vervlakt de persoonlijkheid. In dit opzicht is de schaduw dus een belangrijk en waardevol archetype, dat nooit 'getemd' kan of mag worden. Wie erin slaagt om zijn Ik (het deel van de psyche dat onze identiteit bepaalt) goed te laten samenwerken met zijn schaduw, bruist van vitaliteit en levenszin.
Het zelf als centrum van de persoonlijkheid
Het zelf is in Jungs model van de psyche het centrum van de hele persoonlijkheid. Als zodanig omvat ze het bewuste, het onbewuste en het uiterlijke Ik. Het bewuste Ik (of ego) valt als bewuste identiteit dus niet samen met het zelf. Met andere woorden: het zelf is de innerlijke, leidende factor, en psychische groei is alleen maar mogelijk door naar de onbewuste boodschappen van het zelf te luisteren in dromen.
Het proces van individuatie
Jung vatte het zelf op als het centrale archetype van de persoonlijkheid of psyche. Binnen het collectief onbewuste zorgt het ervoor dat de archetypen harmonisch op elkaar worden afgestemd. Dit gebeurt echter niet zomaar vanzelf. De ontwikkeling van het zelf, zegt Jung, kan een heel leven duren, omdat de mens pas op latere leeftijd het proces van "individuatie" doormaakt. Tegenwoordig zou men dit "zelfverwerkelijking" noemen. Bij Jung is individuatie het worden van een individu. Het verwerven van zelfkennis is dus een langdurig proces.
Integratie van onbewuste inhouden werkt genezend en harmoniserend
Een goed functionerend zelf geeft een gevoel van harmonie en tevredenheid met zichzelf. Andersom, wanneer een persoon de eigen fouten op anderen blijft projecteren, is dit een indicatie dat het zelf niet goed werkt: de persoonlijkheid is in dit geval onvoldoende ontwikkeld en geïndividualiseerd. Het zich bewust worden van bepaalde dingen werkt therapeutisch: integratie van onbewuste inhouden leidt tot een grotere harmonie met de eigen aard. Aan het proces van individuatie, zegt Jung, komt nooit een einde. Hij vergelijkt het in zijn geschriften met het streven naar verlichting bij het boeddhisme, wat ook slechts voor weinigen is weggelegd.
Persoonlijkheidstypen
Een van Jungs verwezenlijkingen die tegenwoordig nog worden toegepast - zij het in gewijzigde vorm - is zijn typologie van persoonlijkheid. Met name de huidige Myers-Briggs Type Indicator (MBTI), is een van Jungs typologie afgeleide psychologische test die wordt gebruikt als basis voor het bepalen van de verschillende typen van persoonlijkheden.
Vier psychologische functies
Jung bezorgde aan de psychologie een verfijnd model ter indeling van de verschillende persoonlijkheidstypen. Hierbij maakte hij onderscheid tussen vier psychologische functies waarvan er in een persoonlijkheid slechts één dominant kon zijn:
denken, voelen, gewaarwording en intuïtie. Denken en voelen zijn bij Jung de "rationele functies" omdat zij oordelend werken, terwijl gewaarworden en intuïtie als "irrationele functies" worden benoemd.
Toelichting van Jung
Om de vier psychologische functies beter te begrijpen, lichtte Jung ze in zijn boek 'De mens en zijn symbolen' toe met een eenvoudige associatie:
"De gewaarwording (d.w.z. de zintuiglijke waarneming) vertelt ons, dat iets bestaat; het denken vertelt ons, wat het is; het gevoel vertelt ons of het al dan niet aangenaam is; en de intuïtie vertelt ons, waar het vandaan komt en waarheen het gaat."
- Jung: De mens en zijn symbolen p. 49
Over de dominante functie
Zoals gezegd heeft ieder van ons één dominante functie waarmee hij de wereld tegemoet treedt en tracht te begrijpen.
Enkele voorbeelden:
- Iemand met gewaarwording als dominante psychologische functie laat zijn gedrag bepalen door innerlijke en uiterlijke prikkels die op hem of haar afkomen.
- Het intuïtieve persoonlijkheidstype vertrouwt op zijn buikgevoel en hoeft er niet over na te denken om iets te weten. De ingevingen die hem overvallen volgt hij blindelings zonder erbij stil te staan of wat hij doet wel redelijk of goed doordacht is.
- Een denktype daarentegen laat zijn gedrag in hoofdzaak bepalen door wat logica en denken hem ingeven. Dat is ook de reden dat Jung het een als rationele functie benoemde.
- Iemand met voelen als dominante functie neemt beslissingen en oordeelt al naargelang het gevoel dat iets in hem teweegbrengt. Zelfs al wordt het denken niet in de eerste plaats ingezet, toch is er sprake van een een waardering of oordeel. daarom is voelen voor Jung een rationele functie.
Over de inferieure functie
Denken plaatst Jung als functie tegenover voelen, en gewaarwording tegenover intuïtie. Dit betekent dat, wanneer iemand het denken als dominante functie heeft, hij of zij geneigd is om het voelen uit te schakelen omdat dit het denken in de weg staat. Precies andersom zal een gevoelstype het denken zoveel mogelijk uitschakelen. Deze functies zijn met elkaar immers in tegenspraak. Hetzelfde doet zich voor bij gewaarwordings- en intuïtieve types. Omdat bij een denktype het voelen niet zo gedifferentieerd is, spreekt men van zijn 'inferieure' functie. Zo heeft een gevoelstype dan weer het denken als inferieure functie, een gewaarwordingstype heeft intuïtie als inferieure functie en een intuïtief persoonlijkheidstype heeft gewaarwording als inferieure functie.
Over de functies gewaarworden en intuïtie zegt Jung bijvoorbeeld het volgende:
"Deze functies hebben niets met elkaar te maken. Wanneer je fysieke feiten observeert [gewaarwordingstype] kun je niet tegelijkertijd 'om de hoek kijken' [intuïtief type]. Kijk je naar de ogen van intuïtieve mensen, dan zie je dat hun blik slechts langs de dingen strijkt - ze kijken niet nauwkeurig, ze werpen ergens een blik op omdat ze de dingen in hun totaliteit in zich willen opnemen."
- Jung: Over grondslagen van de analytische psychologie, p.29
Introversie en extraversie
Naast de vier functies worden bij Jung persoonlijkheden nog eens ingedeeld volgens twee fundamentele houdingen: introversie en extraversie. Dat heeft echter niets te maken met wat er doorgaans onder wordt begrepen (verlegenheid tegenover uitbundigheid). Het heeft wel te maken met de richting van de psychische energie (die bij Jung 'libido' wordt genoemd).
Extraverte mensen zijn meer met de buitenwereld bezig: met de mensen en zaken die hun gedachten voortdurend beheersen. Net andersom is het gesteld met
introverte mensen: de introverte persoonlijkheid richt zijn aandacht op het eigen innerlijk en is daar voortdurend mee bezig.
Het lijkt een tegenspraak te zijn, maar het is niet uitgesloten dat een introverte persoonlijkheid een extraverte indruk geeft. Hij zal echter niet toelaten dat die buitenwereld zijn psychisch evenwicht uit balans brengt. Andersom kan iemand die een introverte indruk geeft sterk gericht zijn op de buitenwereld, die hij nodig heeft voor zijn welbevinden en geestelijk evenwicht.
Gerichtheid op de buitenwereld of op de innerlijke wereld
Anders gezegd: het bewustzijn van extraverte types is op de buitenwereld is gericht, en die buitenwereld is bepalend voor hun beslissingen. Het bewustzijn van introverte types is daarentegen gericht op hun innerlijke wereld en het is die binnenwereld die uiteindelijk hun beslissingen zal bepalen.
Combinaties van functies en houdingen
Door Jungs vier psychologische functies te combineren met de twee houdingen ontstaan in totaal acht mogelijke persoonlijkheidstypen:
- het extraverte denktype: de 'wetenschapsmens', kennisverzamelaar, geneigd tot verdringen van zijn gevoelskant;
- het introverte denktype: de filosoof, naar binnen gericht denken, beschermt zichzelf eveneens tegen gevoelens uit het onbewuste;
- het extraverte gevoelstype: meestal vrouwen, veranderlijke gevoelens, sentimenteel;
- het introverte gevoelstype: meestal vrouwen, verbergen hun sterke gevoelens, ondoorgrondelijk;
- het extraverte gewaarwordingstype: meestal mannen, feitenverzamelaars, praktisch, realistisch, genotzuchtig;
- het introverte gewaarwordingstype: aandacht voor eigen innerlijke gewaarwordingen, uiterlijk rustig en passief;
- het extraverte intuïtieve type: meestal vrouwen, wispelturig en instabiel, steeds naar iets nieuws op zoek;
- en het introverte intuïtieve type: het type van de kunstenaar, dromer, fantast. raadselachtig persoon, moeizame communicatie.
Betekenis van Jung voor vandaag
In zijn onderzoek naar de bewuste en onbewuste delen van de psyche kwam Jung in aanraking met het grensgebied tussen wetenschap en esoterie. Reeds Freud verweet hem zijn mysticisme, en ook nu nog lijkt Jungs interesse in paranormale verschijnselen en esoterische onderwerpen als astrologie en de I Tjing 'onwetenschappelijk' te zijn. Jung was er echter van overtuigd dat het voor het geestelijk evenwicht van zijn patiënten belangrijk was om de symboliek van het onbewuste te leren begrijpen. Die symboliek bestudeerde hij in de archetypische beelden die hij bij herhaling in verschillende culturen tegenkwam in dromen, kunst, literatuur en religie. De meer op praktijk gerichte psychologen verwerpen zijn model van de psyche, maar dat neemt niet weg dat Jungs begrippen als archetype, persona, animus en anima, synchroniciteit en collectief onbewuste nu deel uitmaken van onze culturele bagage. Jungs psychoanalyse blijft hoe dan ook aantrekkelijk voor meer spiritueel gerichte mensen.